Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

122a - Laten wij gaan naar het huis van de Heer



Tekst

Toelichting bij de tekst volgt nog.


Melodie

Psalm 122a is afkomstig uit het tweede, in 1989 verschenen deel uit de serie Voor de Kinderen van Korach. De serie heeft als oogmerk – geheel in het spoor van de theologie van de Amsterdamse School – de psalmen als literaire eenheid voor het voetlicht te brengen. Daartoe heeft de psalm een doorgecomponeerde vorm gekregen met een rolverdeling die recht doet aan de structuur van de tekst. Willem Vogel heeft gekozen voor een hymnische benadering van Psalm 122, slechts op één plek klinkt een kort recitatief. De metrisch genoteerde delen zien er door het grote aantal achtste noten wat onrustig, maar – door al die vlaggetjes – wel vrolijk uit. Zoals Vogel zelf ook al schrijft: ‘De parallelle kwinten moeten in een vrolijk tempo gezongen worden.’ (Voor de Kinderen van Korach II, blz 27)

Met de keuze voor de figura corta (hier: lang-kort-kort) slaat Vogel in het refrein meteen de spijker op z'n kop. In de barokke retorica duidt deze stijlfiguur al op vreugde, blijdschap en godsvertrouwen, en bij Vogel geldt dat onverkort. Ook de pentatonische melodiek geeft een open en onbevangen vrolijkheid aan het refrein. In de psalmverzameling Voor de Kinderen van Korach is het gebruik van dezelfde melodie op verschillende refreinteksten min of meer gebruikelijk. De refreinen kunnen zonder oefening direct worden meegezongen door de gehele gemeente; het didactische moment is in de compositie ingebakken.

Het eenvoudig imitatorische ‘Jerusalem’ werkt als een echo tussen de bergen. Deze indruk wordt nog versterkt door de ‘kleuterdeun’ die het uitgangspunt vormt voor de doorimitatie. Roepen (ook tussen de bergen) doe je nu eenmaal van kindsbeen aan in een dalende kleine terts. Aan het slot van dit koorvers – ‘… als doel de stammen aangezegd’ – wordt, na zorgvuldig vermijden van die noot, een f in de vocale stemmen geïntroduceerd. Vanaf dat punt kan er geen onduidelijkheid meer bestaan over de (hypo-)mixolydische toonaard van het stuk.

Het daaropvolgende solovers bevat enkele zeer opvallende retorische figuren. ‘Trekken op’ en ‘opgang’ worden verbeeld met een stijgende kwart respectievelijk terts, ‘buigen’ wordt ondersteund door een korte dalende reeks noten en het woord ‘rondom’ is geschreven op de circulatio-figuur a-b-g-a.

Het tekstdeel ‘Vraag vrede voor Jerusalem’ verwijst melodisch en harmonisch – de parallele kwinten in vrolijk tempo – terug naar het eerdere koorvers ‘jij welgebouwde stad…’. Daaraan wordt de acclamatie ‘Sjalom Jeroesjalaïm’ toegevoegd. Deze acclamatie zal in het nog komende solovers een belangrijke bijrol vervullen. Aan het slot uiten gemeente en koor hand in hand de wens om vrede voor de Godsstad.

Willem Vogel schrijft in zijn algemene toelichting bij de bundel: ‘Hopelijk spreekt de muziek voor zichzelf en mogen we verwachten dat de uitvoerenden genoeg fantasie en ervaring hebben om er welsprekende en goed klinkende stukken van te maken, eventueel met gebruikmaking van meer instrumenten dan orgel alleen. Altijd zó echter, dat de psalmteksten ermee gediend zijn, d.w.z. onbelemmerd overkomen en optimaal tot spreken gebracht worden’. (Voor de Kinderen van Korach II, blz. 10)

Psalm 122 is, in alle beknoptheid, haast theatraal van opzet. Het samenspel in de liturgie is met het zingen van deze psalm zeer gebaat.

Auteur: Christiaan Winter

Bron

Voor de kinderen van Korach – Dramatiek en Liturgische Gestalte van de Psalmen. II De Liederen van Opgang. Amsterdam 1989, 24-32.