Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

12a - Onkreukbare woorden, waar ben je


Antwoordpsalm

Tekst

Deze tekst werd voor het eerst gepubliceerd in Aandachtig liedboek (Baarn 1983) en heeft vijf min of meer gelijke coupletten die geen rijm kennen.

‘Naar Psalm 12’ staat er in de uitgave van 1983 onder. In Gezongen Liedboek (Kampen/Kapellen 1993), tien jaar later, staat ‘Psalm 12 vers 6’, in Verzameld liedboek (Kampen 2004): ‘Psalm 12, vrij’.

De tekst vangt aan met een klacht: ‘Onkreukbare woorden, waar ben je?’ Zijn er nog betrouwbare woorden en niet alleen woorden, maar ook mensen die doen wat ze zeggen, die betrouwbaar zijn? Waar klinken de woorden die niet verhullen, maar openbaren, woorden die geen chaos te weeg brengen, maar orde scheppen? Wie betrouwbaar was heeft zich door al die verschillende stemmen laten bepraten, laten ompraten: ‘een spervuur van tongen’. Het lijkt erop dat het enige dat het houdt de leugen is, de leugen die verwoestende brand sticht (‘vuurstenen leugen’).

God wordt niet genoemd in deze tekst. Het gaat over ‘Hij’ en in de daden die Hij stelt laat Hij zich kennen. Wel spreekt de tekst over ‘goden’; dat zijn machthebbers, de mooipraters, de moordenaars, de mensen met een grote mond, die anderen de mond snoeren en denken het laatste woord te hebben. ‘Hun tong uitrukken zal Hij.’ Ze spreken in dit geval, o ironie, ook letterlijk hun laatste woord, want zonder tong kun je niet meer spreken. In dit couplet is de klacht omgeslagen naar een vloekpsalm.

In het derde couplet komt Hij zelf aan het woord en laat zich kennen in zijn erbarmen en partijdigheid: ‘Ik kom, met vuur uit de hemel.’ Voor derde keer vuur: vernietigend vuur en louterend vuur. De woordcombinatie ‘de afgrond der harten’ roept verschillende betekenissen op: uit de grond van ons hart, ons diepste verlangen. Hier staat echter niet ‘grond’, maar ‘afgrond’ en dat doet onmiddellijk denken aan het gevaar van de onpeilbare en onbetrouwbare diepte van het mensenhart.

Het vierde couplet kun je beschouwen als een meditatie bij vers zeven uit de psalm. Gods woord is anders dan onze woorden; beter nog: is anders gewórden. Het is een woord dat uitgezuiverd is door de geschiedenis van God en mensen, God en de wereld. Het is een woord dat gelouterd is in een vuur van ervaring van wanhoop en hoop, woede en vergeving, van lijden en dulden. Dit gelouterde woord is niet alleen een scheppend woord, maar ook een woord dat het houdt. ‘Het doet. Het wijkt voor geen wereld.’

De tekst eindigt met een belofte. Het woord, het lichtende, ware woord is voor ons opgeschreven. Dat mogen we geloven, dat mogen we zien. Opvallend is dat Oosterhuis hiermee eindigt: ‘een handschrift van licht aan de hemel’, terwijl Psalm 12 letterlijk afsluit met de beschrijving van de status quo: ‘Overal sluipen verraders rond en onder de mensen verbreidt zich het kwaad’ (Ps 12,9). In deze vertaling kun je na dit laatste vers meteen weer met vers 2 beginnen: ‘Grijp in, Heer! Niemand is nog trouw’. We lijken opgesloten in de crikel van het kwaad. Oosterhuis doorbreekt in zijn bewerking deze cirkel.

Auteur: Andries Govaart


Melodie

Dat de redactie van het Liedboek dit lied als een van de toonzettingen van Psalm 12 heeft opgenomen, mag op zijn minst gedurfd worden genoemd. Op de eerste plaats omdat voor een goede uitvoering van dit lied minstens een koor voorhanden moet zijn (in de eenstemmige uitgave staat weliswaar ‘voorzang’ aangegeven, maar het lied zou veel aan zeggingskracht verliezen als het niet door een vierstemmig koor, doch ‘slechts’ door een cantor gezongen zou worden), op de tweede plaats omdat er een bekwame organist of zelfs een zeer goede pianist vereist is en ten slotte omdat de gemeente in staat moet zijn om met de hoge sopraanmelodie (tot e”) mee te zingen. Maar er zullen ongetwijfeld gemeenten zijn waar aan al deze voorwaarden kan worden voldaan en dan zal deze toonzetting ongetwijfeld indruk maken!

Het lijkt op het eerste gehoor een gewoon strofelied, maar dat is het niet helemaal, want twee strofen hebben een afwijkende melodie. Schematisch heeft het lied de vorm A-A-B-B’-A: het koor zingt de eerste strofe op de hoofdmelodie, de gemeente neemt deze melodie over in strofe 2, vervolgens zingt het koor eenstemmig een contrasterende melodie in strofe 3 en onmiddellijk daarna vrijwel dezelfde melodie vierstemmig in strofe 4. Ten slotte wordt strofe 5 weer door allen op de hoofdmelodie gezongen.

De toonsoort is a-mineur, wel eindigt de hoofdmelodie steeds met een stralend A-majeur-akkoord. Het karakter van de muziek is enerzijds klagend, anderzijds strijdbaar. De klank van koor en begeleidingsinstrument (orgel of piano) moet vrij stevig zijn – de componist schrijft steeds mezzoforte of forte voor –, het tempo vooral erg rustig!

Wat betreft de verhouding tussen tekst en muziek valt vooral het sterke begin op met de dalende kwint (b’-e’) op de vraag ‘waar ben je?’ Zo vang je direct de aandacht! En het A-groot-akkoord komt vooral aan het einde (‘de hemel’) heel mooi tot zijn recht. Wel zal Oomen wat moeite gehad hebben met de tekstplaatsing in de derde regel van de vijfde strofe (‘opdagen uw waarheid’). De notatie in de eenstemmige bundel zou kunnen leiden tot een onjuiste accentuering (opdágen), terwijl in de koor- én in de begeleidingsbundel het extra accentteken bij het betreffende akkoord de zangers erop wijst dat ze toch echt ‘ópdagen’ moeten zingen.

Auteur: Bert Stolwijk