Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

138 - U loof ik, Heer, met hart en ziel


Lyon 1547/Genève 1551

Tekst

De berijmingen uit het Geneefse Psalter worden niet afzonderlijk toegelicht.

Zie voor meer informatie het overzichtsartikel Het Geneefse Psalter.


Melodie

In de bundel Octante trois pseaumes de David (Genève 1551) werd de berijming opgenomen die Clément Marot (1496-1544) gemaakt had van Psalm 138: ‘Il faut que de tous mes esprits’. Zijn berijming verving die van Johannes Calvijn (1509-1564) uit 1539. Loys Bourgeois ±1510-±1560), Geneefs cantor van 1545-1553, voorzag Marots berijming van een nieuwe melodie. De melodie had de componist eerder al met Marots berijming gepubliceerd in Pseaulmes cinquante, de David (Lyon 1547), een bundel met meerstemmige psalmbewerkingen.

Bourgeois maakte een melodie die naar vorm de traditie van de middeleeuwse troubadours voortzette; het betreft de AAB-vorm (‘Barvorm’) waarbij regel 1 en 2 in regel 3 en 4 herhaald worden (tezamen het Aufgesang), waarna het Abgesang volgt (regel 5-8).
De melodie staat in de lydische modus (finalis: d’; dominant: a’), de toonsoort die bij uitstek gebruikt werd om blijdschap en vrolijkheid te verklanken. De wijs van psalm 138 behoort tot de uitbundigste melodieën uit het Geneefse psalter; de eerste vijf regels klinken ronduit triomfantelijk.
De uitbundigheid was ook in de oorspronkelijke notatie zichtbaar: de wijs stond genoteerd in f-lydisch, zodat de melodieregels 1, 3 en 5 zich in het toongebied c”-f” (onderdeel van het hoge hexachord naturale) afspeelden. In de huidige notatie (d-lydisch, dus een kleine terts lager dan f-lydisch) gaat het om het toongebied a’-d”. In tegenstelling tot de regels 1 en 3, waar de melodie in het hexachord molle begint, klinkt de hele vijfde regel in het hoge hexachord naturale. Daardoor is deze regel letterlijk het hoogtepunt van de melodie. Regel 5 is overigens ritmisch gelijk aan regel 7.
Vanaf regel 6 wordt de wijs iets ingetogener. Dat houdt mogelijk verband met het slot van de Psalm waar de jubelende dank overgegaan is in een bede van vertrouwen. De regels 6 en 8 openen identiek, maar waar regel 6 naar de dominant a’ beweegt, sluit regel 8 af op de finalis d’. Opmerkelijk voor het Geneefse psalter is dat de melodie in regel 6 een kort melisme heeft. Dit komen we slechts in vijf psalmmelodieën van Bourgeois tegen: psalm 2, 10, 13, 91 en 138.
De melodie bevat diverse melodische wendingen die typerend zijn voor de lydische modus. In de regels 1, 3, 6 en 7 betreft het de formule d’-fis’-g’-a (do-mi-fa-sol), in de regels 2 en 4 a’-b’-a’-fis’ (sol-la-sol-mi) en in regel 5 d”-cis”-b’-a’ (fa-mi-re-do).

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Ensemble Sonus Vita o.l.v. Anjo de Haan; Pieter Pilon, orgel (bron: KRO-NCRV)