Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

157a - Mijn ziel maakt groot de Heer


De lofzang van Maria

Straatsburg 1539/Datheens Psalmen Davids 1566
Lofzang van Maria

Tekst

Ontstaan en verspreiding

De tekst is geschreven door Muus Jacobse en verscheen voor het eerst in zijn bundel Bijbelse gezangen (1962, nr.7). Het lied is onder andere opgenomen in Tussentijds (2005, nr.68), Zingt Jubilate (1976, nr. 595), Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr.294) en Weerklank (2016, nr.47).

Inhoud

Het lied is een berijming van het Magnificat, de lofzang van Maria (Lucas 1,46-55). Deze lofzang doet sterk denken aan die van Hanna, 1 Samuël 2,1-10. De berijming daarvan is Liedboek 152. Gedacht kan ook worden aan Exodus 15,21, het lied van Mirjam.
De naam Maria is een afgeleide van de Hebreeuwse naam Mirjam. In al deze liederen komt tot uiting dat de verhoudingen worden omgekeerd. Wie vernederd wordt, zal verhoogd worden en wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden. Het Magnificat ademt de geest van deze liederen uit het Oude Testament.

In het Liedboek voor de kerken is de berijming van Johannes Eusebius Voet (1706-1778) opgenomen in de herziene versie van Willem Barnard (1920-2010). Deze bevat zes strofen. Willem Barnard zelf merkt op in Een Compendium van achtergrondinformatien bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken (k. 258): ‘De beste berijming van de lofzang van Maria vind ik die, welke Muus Jacobse publiceerde in zijn Bijbelse gezangen (Nijkerk 1962). In vier strofen is daar alles gezegd, compact en concreet.’ In deze nieuwe berijming van Muus Jacobse is het lied teruggebracht tot vier strofen. Het rijmschema is: AAbCCb.

Strofe 1

De eerste regel haakt inhoudelijk in op de benaming van dit lied in het Latijn, Magnificat, van magnificare, dat is: hoog achten, verheerlijken. ‘Mijn ziel’ en ‘mijn geest’ in regel 1 en 2 zijn omschrijvingen van de persoon die zingt. ‘Ik’ maak groot de Heer en ‘ik’ verheug me zeer. De omschrijvingen laten iets proeven van de intensiteit van de handeling.
Reden van dit hoog achten is het feit dat de Heer heeft ‘omgezien naar’ (NBG-’51; HSV), ‘oog gehad heeft voor’ (NBV) de ‘lage staat van zijn dienstmaagd’ (NBG-’51), ‘nederige staat van zijn dienares’ (HSV), zijn ‘minste dienares’. De berijming daarvan luidt als volgt: ‘want God heeft mij, geringe, / die Hem als dienstmaagd dien, / goedgunstig aangezien’. De laatste regel van de strofe is een weergave van Lucas 1,49a: ‘grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan’.

Strofe 2

De eerste vier regels corresponderen met Lucas 1,48b, waarbij de tweede regel nog raakt aan vers 49a. De Machtige wordt hier aangeduid als ‘de sterke’.
In vers 50 wordt bezongen dat God barmhartig is van geslacht op geslacht. Het woord ‘barmhartig’ of ‘barmhartigheid’ komt niet terug in de berijming. De betekenis en het altijddurende daarvan is samengebald in de ‘trouw’ die God ‘zal bewijzen’.

Strofe 3

De derde strofe vat de verzen 51-53 samen. De omkering van de verhoudingen komt met name hier tot uiting. ‘De groten’ staan hier voor degenen die zich verheven wanen (NBV), de hoogmoedigen (NBG-’51). Gods arm verstoot hen met kracht. De machtigen (Lucas 1,52) zijn hier ‘de vorsten’ die ‘van hun tronen’ worden gestoten.
Het ‘verstrooien’ (NBG-’51) of ‘uiteendrijven’ is hier minder concreet geworden. In de Bijbeltekst komen ook ‘de rijken’ voor. Deze categorie is in deze strofe ondergebracht bij ‘de groten’ en ‘de vorsten’.
De twee laatste regels zijn gerelateerd aan Lucas 1,53. Degenen die honger hebben, worden met gaven overladen. Met overvloed zal hij de hongerigen lonen. Dit staat duidelijk in contrast met een hongerloon.

Strofe 4

Indrukwekkend eenvoudig is in deze strofe Lucas 1,54-55 onder woorden gebracht. Het ‘gedenken aan barmhartigheid’ wordt hier weergegeven als een daad waarmee genade geschonken wordt aan Israël. Zo concreet heeft God zich het lot van Abraham en zijn nakomelingen aangetrokken. Hij gedenkt hen in eeuwigheid.

Liturgische bruikbaarheid

Het Magnificat speelt dagelijks een rol in de vespers. In protestantse kring wordt de lofzang van Maria meestal in strofische vorm gezongen, vooral in de tijd van advent of met kerst.

Auteur: Jan Groenleer


Melodie

De melodie van deze Lofzang van Maria is een schoolvoorbeeld van melodiecompositie in de lijn van het Geneefse Psalter. Het gebruik van slechts twee notenwaarden en de rusten tussen de regels verloochenen de afkomst van de melodie niet, soberheid en eenvoud zijn de belangrijkste kenmerken. In de Straatsburgse uitgaven van het (deel)psalter, verschenen tussen 1539 en 1553, hoorde deze wijs trouwens bij Psalm 3. In 1566 (Datheens Psalmen Davids) duikt de melodie echter op in combinatie met de Lofzang van Maria. De wijs valt in twee helften uiteen, waarbij de laatste regel van beide helften steeds het metrisch patroon doorbreekt. De stijgende lijn die in de eerste regel wordt ingezet, verandert van richting in de tweede regel. Deze tweede regel is een melodisch ‘reculer pour mieux sauter’, want in de doorgangsnoot d” (in de derde regel) vindt de wijs haar voorlopig hoogtepunt. De tweede helft zet laag in, maar ontwikkelt zich in een tertsverwante melodiek in de vijfde regel, om ten slotte uit te komen op de hoofdnoot d” aan het begin van de laatste regel. Deze laatste regel herhaalt een motief uit de voorlaatste regel, gaat daaraan voorbij en sluit keurig af op de grondtoon g’.

Overigens heeft deze melodie een duidelijk pendant in de wijs bij de Lofzang van Simeon, Liedboek 159a: hetzelfde metrum en vrijwel hetzelfde ritme. Overeenkomsten tussen de melodieën die bij de twee cantica gebruikt werden, blijkt ook uit de melodie die aanvankelijk bij de Lofzang van Simeon gebruikt werd en die te vinden is in Aulcuns Pseaulmes et Cantique (1539): de derde en vierde regel van ‘deze Simeon’ zijn melodisch gelijk aan de melodie van de Lofzang van Maria – zij het, vanwege de andere toonsoort, getransponeerd.

 

In de volledige uitgave van het Psalter van 1562 komt de melodie van de Lofzang van Maria overigens in het geheel niet voor. Naast de Psalmen zijn daarin slechts de berijming van de Tien Geboden en de Lofzang van Simeon te vinden. Deze twee liederen hadden beide een liturgische functie: de eerste  als vorm waarin de decaloog tot klinken kwam en de tweede na de viering van het avondmaal. Voor het opnemen van de Lofzang van Maria was geen liturgische noodzaak.

De bewerkingen die Jacob van Eyck (1590-1657) in zijn Der Fluyten Lusthof maakte over de Lofzang van Maria bevatten trouwens de in het origineel niet aanwezige leidtonen. In deze eenstemmige fluitcomposities is door de toonladderfiguren en de akkoordbrekingen de meerstemmigheid latent aanwezig. Daaruit blijkt maar weer dat in een tijdsbestek van nog geen eeuw het harmonisch denken de melodische componeerwijze grotendeels verdrongen had en dat het rijmpsalter een van de grote sluitstukken was van de Renaissance, het tijdperk waarin de melodisch georiënteerde componeerwijze hoogtij vierde en die leidtonen – dus – nog niet nodig waren.
In het tijdsbestek van nog geen eeuw verdrong het harmonisch denken de melodische componeerwijze grotendeels. Het rijmpsalter is een van de grote sluitstukken van de Renaissance. Het modale en vanuit de melodie gedachte componeren had de leidtonen zoals Van Eyck die gebruikte (nog) niet nodig.

De melodieën van het Geneefse Psalter vragen over het algemeen om een vlotte en kordate uitvoering. Door de korte regels ligt het gevaar van een fragmentarisch resultaat op de loer. Het bepalen van een beperkt aantal tekstaccenten per regel kan een stoterige uitvoering helpen voorkomen. Zie de rusten tussen de regels niet als afscheidingswanden maar als doorgeefluiken. Zoals de mediantrust in alternerende psalmodie vol spanning kan zijn, zo kan ook in deze melodie de muziek dóórgaan tijdens de rusten.

De uitstekende en stijlgetrouwe koorzetting die Jan van Biezen maakte voor de Koor- en orgeluitgave bij het Liedboek voor de kerken is geheel terecht ook in de koor/cantor-uitgave bij het Liedboek weer opgenomen. De begeleidingszetting van Reitze Smits sluit aan bij deze historische benadering.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Capella Walburga Zutphen o.l.v. Paulien Roos; Klaas Stok, orgel (bron: KRO-NCRV)