Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

158b - Een schoot van ontferming is onze God


De lofzang van Zacharias

Huub Oosterhuis
Antoine Oomen

Tekst

Achtergrond

Het lied ‘Een schoot van ontferming’ is de toonzetting van een tekst die deel uitmaakt van twee andere liederen van Huub Oosterhuis. Het lied omvat de laatste regels van een vrije bewerking van de Lofzang van Zacharias in Lucas 1,68-79, die onder de titel Lied van Zacharias is opgenomen in diens Verzameld liedboek (Kampen 2004, blz. 386-387). Ook is de tekst gelijk aan het tweede deel van een tweeluik dat een weinig parafraserende, maar heel vrije bewerking is van de aankondiging en de geboorte van Johannes in Lucas 1. Dit tweeluik heeft in Nieuw bijbels liedboek (Baarn 1986, blz. 143-144) de titel ‘Lied van Zacharia’. De slotpassage van deze liederen is dus ook gebruikt als tekst voor het lied ‘Een schoot van ontferming’. Het lied omvat de laatste twee verzen van de lofzang van Zacharias (Lucas 1,78-79), een van de drie hymnen of kantieken uit het begin van het evangelie van Lucas. Het behoort daarmee tot de liederen uit het Nieuwe Testament, die het meest bekend en het meest gezongen zijn. Dat komt vooral omdat deze kantieken van oudsher deel uitmaken van het dagelijks koorgebed in de kloosters en het daarvan afgeleide brevier. De Lofzang van Zacharias, naar de Latijnse aanhef ook wel Benedictus genoemd, is een onderdeel van het morgengebed. De Lofzang van Maria uit Lucas 1,46-55, ook wel aangeduid als het Magnificat, vormt de afsluiting van de dagelijkse vespers, en de Lofzang van Simeon, ofwel het Nunc dimittis, uit Lucas 2,29-32, is onderdeel van het laatste officie van de dag, de completen.

Vorm

Zoals gezegd is ‘Een schoot van ontferming’ een vrije hertaling of herformulering van de slotpassage van Lucas 1,68-79. Het is een gedicht zonder vaste versvorm en de tekst heeft geen vast metrum en kent geen rijmschema. Het geheel is opgebouwd uit vier zinnen. In de opmaak van het Liedboek bestrijkt de eerste zin één regel en zijn de overige zinnen tweeregelig. In andere uitgaven van het lied, zowel van alleen de tekst als van de getoonzette versie, varieert de regelverdeling. Daardoor kunnen er niet veel conclusies aan verbonden worden.

Inhoud

Zoals het Magnificat een danklied is van Maria vanwege Gods reddend handelen in haar zoon Jezus, zo is het Benedictus het danklied van Zacharias omwille van Gods reddend handelen in zijn zoon Johannes. In de passage die in dit lied bewerkt is, gaat het vooral om Gods ontferming. Bij Hem is erbarmen; Hij ziet naar ons om. Hoewel God in het lied steevast als ‘Hij’ wordt aangeduid, zet het lied in met een beeld dat vooral vrouwelijke connotaties heeft: de schoot waaruit ieder mens geboren wordt en waarin hij of zij tot die tijd geborgen en veilig is. Zo is God die zich barmhartig over ons ontfermt. Deze zich ontfermende God wordt vervolgens voorgesteld in het beeld van de opgaande zon. God is het licht dat de duisternis verdrijft zoals de zon iedere dag het duister van de nacht verdrijft. Deze beeldspraak verklaart waarom het lied zo geschikt is om in de morgen te worden gezongen bij de komst van de nieuwe dag wanneer het duister van de nacht plaatsmaakt voor het licht van de zon. Maar de beeldspraak verbindt deze overgang van de nacht naar de dag met een diepere betekenislaag. God is als de zon die ook de duistere kant van ons leven verlicht, die uitzicht biedt wanneer het donker is om ons heen, wanneer het leven ons zwaar te moede is en wij ons letterlijk of figuurlijk op de rand van de dood bevinden. In die omstandigheid verschijnt God ons niet alleen als het nieuwe licht, maar is Hij als de opgaande zon die ons in het licht zet. De ontferming van God wordt krachtig verbeeld in het sterk uitgewerkte contrast tussen licht en donker. God is verbonden met de woorden ‘zoeken’, ‘zien’, ‘opgaande zon’ en ‘verschijnen’, allemaal woorden die manifestaties zijn van licht of licht veronderstellen. Wij daarentegen zijn verbonden met ‘duisternis’, ‘schaduw’ en ‘dood’. En als lichtend voorbeeld is God onze richtingwijzer, wijst Hij ons de weg, en wel de weg van de vrede. Het is vervolgens aan ons om deze weg te gaan.

Auteur: Louis van Tongeren


Melodie

Deze toonzetting van enkele verzen uit de lofzang van Zacharias klinkt heel blij en optimistisch, heel passend bij een lied waarin het beeld voorkomt van de opgaande zon aan de hemel. De compositie stamt, volgens de website www.antoineoomen.nl, uit 1984 en verscheen onder de titel ‘Lied van Zacharias’ in diverse uitgaven, waaronder Liturgische gezangen II (nr. 67), Gezangen voor Liturgie (nr. 600), Tussentijds (nr. 70) en Verzameld Liedboek (blz. 236).

Het lied bestaat uit zeven regels, waarvan regel 4 en 5 in feite een geheel vormen en dus ook op één ademtocht gezongen moeten worden. Voor regel 6 en 7 geldt min of meer hetzelfde, al ligt het voor de hand dat men voor de laatste regel nog even adem neemt. De melodie beweegt zich in de omvang van een octaaf (c’- c”) met in de derde regel een enkele uitschieter naar d”, niet geheel toevallig op het belangrijke woord ‘zon’. In deze regel zie je de zon als het ware opgaan!

Het motief van de eerste volledige maat (dalende en stijgende secunde) wordt op diverse toonhoogtes herhaald in acht maten, waarbij de vijfde regel de meeste melodische verwantschap vertoont met de eerste regel: het vraagt zelfs oplettendheid om aan het einde van regel 5 (g’-f’-g’-e’) niet te eindigen zoals bij regel 1 (f’-e’-f’-d’)!

Qua vorm is dit gezang wat moeilijk te plaatsen: het is geen strofe- of refreinlied, al lijkt het wel zo als je de pianist of de organist het voorspel hoort spelen en als de eerste regels gezongen worden. Pas wanneer de vierde regel zonder onderbreking doorgaat in de vijfde, wordt het duidelijk dat we hier te maken hebben met een vrije vorm. We kunnen het echter ook geen acclamatie noemen, daarvoor is het lied veel te lang. Misschien komt de term ‘antifoon’ nog het meest in de buurt, zoals er in het gregoriaanse repertoire ook antifonen bestaan die niet gekoppeld worden aan het zingen van een psalmodie.

De eenstemmige uitgave van het Liedboek geeft geen aanwijzing over de uitvoeringswijze. Volgens de oorspronkelijke partituren en ook volgens de pianopartij in de begeleidingenbundel van het Liedboek wordt dit lied eerst door het koor gezongen (poco f) en vervolgens door allen (f) herhaald en zo zijn er op het gehoor toch twee strofen ontstaan die met elkaar verbonden worden door een tussenspel. De orgelversie in de begeleidingsbundel geeft wat dit betreft geen enkele aanwijzing: daar staat het lied eenmaal afgedrukt zonder herhalingsteken en zonder eventuele rolverdeling koor – allen. Dat is overigens wel merkwaardig, omdat in het tijdschrift Continuo (16e jaargang, nr. 4, mei 2002, muziekbladen blz. 473), waar de orgelbegeleiding voor het eerst verscheen, hieromtrent wel aanwijzingen gegeven zijn (herhalen vanaf het voorspel, 1. mf, 2. f ). Laten we er maar van uitgaan dat Oomen de aanwijzingen heeft bedoeld voor de praktijk van de Amsterdamse Studentenekklesia waarvoor dit lied in eerste instantie geschreven was en waar men bij iedere viering de beschikking heeft over een koor, maar dat andere uitvoeringswijzen niet uitsluit.

Hoewel het lied oorspronkelijk geschreven is in de toonsoort Ges-majeur, heeft de redactie gekozen voor F-majeur, dus een halve toon lager. Oomen heeft trouwens zelf ook voor F-majeur gekozen bij de orgelbegeleiding die hij in 2002 op verzoek van de NSGV maakte en die ook voor enigszins geschoolde amateurorganisten goed speelbaar is. Bovendien maakt dit het lied ook gemakkelijker zingbaar voor de de kerkgangers.

Boven de beide begeleidingen vinden we ook een tempo-aanwijzing: bij de orgelbegeleiding staat MM = 48 voor de gepunteerde halve noot; bij de pianoversie MM = 144 voor de kwartnoot. Dat komt uiteraard op hetzelfde neer, maar kennelijk vindt de componist het belangrijk dat de organist vanuit een vloeiende beweging denkt.

Auteur: Bert Stolwijk


Media

Uitvoerenden: koor van de Amsterdamse Studentenekklesia en/of koor voor Nieuwe religieuze muziek