Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

173 - Kom mee, zei David, allemaal


David danst

Kom mei, sei David, allegear

Fedde Schurer
Sytze de Vries
Joke Brandsma

Tekst

Deze toelichting is overgenomen uit ‘Commentaar bij Zingend Geloven 7’ en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.  

In de zestiger jaren van de vorige eeuw kende Friesland de troubadour Roel Slofstra (*1939). Met zijn gitaar trad hij op door heel de provincie, op avonden en in kerkdiensten, en zong in het Fries de door de Friese dichter Fedde Schurer geschreven bijbelse balladen, onder het opschrift: In spyltuech bin ik. Plaat- en bandopnames uit die tijd dragen dezelfde titel.

Een van deze liederen is hier vertaald; dat van David, die voor de ark uitdanst (2 Samuël 6). De tekst verhaalt in balladevorm eenvoudig de bekende geschiedenis: … Ze haalden de ark van God uit het huis van Abinadab … David en de Israëlieten speelden voor de Heer op allerlei muziekinstrumenten … Michal, de dochter van Saul, zag koning David dansen en springen voor de Heer, en haar hart vulde zich met minachting.

De strofen lopen steeds uit op het ritmische refrein, dat het daar genoemde instrumentarium ook al hoorbaar maakt.

Het lied is het meest geschikt als sololied, al zal iedereen graag instemmen met het refrein. Er is voor deze Nederlandse tekst een nieuwe melodie gekozen.


Melodie

De componiste Joke Brandsma merkt op: ‘deze melodie heb ik gedacht voor iets oudere kinderen’. De vrolijke tekst spreekt voor zichzelf, en ook de melodie is navenant pretentieloos. De  kwartnoot-punt-achtste staat voor het huppelen, het vrolijk zingen en dansen.

Het geheel staat in C-groot, met enkele uitwijkingen halverwege de coupletten. De omvang is een none (c’-d”).
Maar de uitbundige melodie is wel voorzien van een begeleiding van de componiste (begeleiding 2 in de begeleidingsuitgave) die de dramatiek niet schuwt door het gebruik van chromatiek. Gods boosheid om Uzza schemert nog door, maar God keert zich toch naar ons toe. Hij vergeet en vergeeft, het drama maakt weer plaats voor uitbundig plezier bij: ‘bij de harp en de citer en de tamboerijn, / want Hij wil onze God weer zijn!  / Hosanna, God is goed!’

Het is een  refreinlied, waarvan de laatste twee refreinen een andere tekst hebben. Voor een kinderlied zijn het lange coupletten, maar door gebruik te maken van herhalingen wordt dat ondervangen.

De harmonisatie zorgt voor variatie. De strofen eindigen op de grondtoon, maar door de harmonisatie op deze plek (een bedrieglijk slot) ontstaat een eenheid met het refrein. In het refrein wordt een goede afwisseling gevonden door de introductie van de achtste notenwaarden aan het begin, terwijl de herhaling van het ritmische motief van de derde en de zesde regel van de coupletten voor de eenheid met de strofen zorgt.

Temposuggestie voor de halve noot: 78.