Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

177 - Daar komt de man uit Anatot


Jeremia


Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit is een van de liederen van het vaste duo Hanna LamWim ter Burg. Het verscheen in deel 2 van de serie Alles wordt nieuw (1968, nr. 11). Naderhand werd het ook in andere bundels opgenomen: Evangelische Liedbundel (1999, nr. 52) en Gereformeerd Kerkboek (editie 2006, nr. 31).

Jeremia

De ‘man uit Anatot’ uit de eerste regel van het lied is de profeet Jeremia (Jeremia 1,1). Hij trad op in koninkrijk Juda (het ‘tweestammenrijk’) ten tijde van de koningen Josia, Jojakim en Sedekia. Daarbij kondigt hij onder andere de val van Jeruzalem aan; die val zal hij ook meemaken.
Het boek, en daarmee de profeet, wordt gekenmerkt door felle aanklachten, lange betogen, herhaalde oproepen tot bekering, specifieke en symbolische daden en handelingen. Typerend voor Jeremia is dat hij zichzelf totaal niet geschikt vindt voor dit werk. Hij zit regelmatig diep in de put (een keer zelfs letterlijk); door het hele boek heen staan regelmatig diepe uitingen van onmacht en depressiviteit.

Structuur

Het lied is opgebouwd uit vijf coupletten van steeds zes regels. De metrische structuur is 8-8-6-7-8-6; het rijmschema AAbbCC. Kenmerkend voor de tekststructuur is allereerst dat couplet 1 en 5 gelijk zijn, en vervolgens dat ook de twee middelste regels in elke couplet hetzelfde klinken, ze zijn cursief en ook inspringend gezet. In Alles wordt nieuw staat erbij: ‘keervers’.

Analyse van de tekst

De herhaalde tekst van het keervers vormt de ruggengraat van het lied:

Hoor het woord des Heren:
wij moeten ons bekeren.

Met en rond deze regels ontvouwt zich een portret van de profeet Jeremia: hij komt uit Anatot en roept namens God op tot bekering (strofe 1); de woorden ‘Hoor het woord des Heren’ is niet alleen in dit lied, maar ook in het bijbelboek Jeremia een steeds weer terugkerende oproep. Die oproep is tevergeefs, het volk luistert niet en blijft andere goden vereren, ook al wijst de profeet op Gods geschiedenis met Israël: de uittocht uit Egypte, Gods belofte dat Hij voor dít volk heeft gekozen en een Vader voor hen wil zijn (strofen 1, 2 en 3). Het oordeel wordt aangekondigd: Jeruzalem zal onherroepelijk ondergaan (strofe 4). Maar de uitkomst blijft hetzelfde: niemand geef gehoor (strofe 5).

Het is bijzonder boeiend om te zien hoe Hanna Lam, de dichteres, op een subtiele manier Jeremia tot leven roept, soms bijna tussen de regels door. Regel 2 van strofe 1, ‘hij deelt de woorden uit van God’, zou op het eerste gezicht over om het even welke profeet kunnen gaan – dat is immers wat profeten doen. Met Jeremia 1 in het achterhoofd wordt dat anders. Dit hoofdstuk beschrijft hoe Jeremia geroepen wordt. Hij verzet zich – ik ben te jong. Maar ‘de Heer strekte zijn hand uit, raakte mijn mond aan en zei tegen mij: ‘Hiermee leg ik mijn woorden in jouw mond’’ (1,9). Díe woorden, hem door God zelf in de mond gelegd, deelt hij nu uit, dat is zijn taak. De vreemde goden en het vergeten van de Heer (strofe 2) komen ook direct in het begin van het Bijbelboek aan de orde (1,16-17). Couplet 3 stelt de vraag naar het waarom, ondanks Gods keuze voor dít volk, ondanks zijn belofte dat Hij er voor hen is en zal zijn, ondanks de daden uit het verleden die dat illustreren. Hoofdstuk 2 van het Bijbelboek geeft daar uitgebreid aandacht aan; zie onder andere 2,4-6 (en later: 11,2-6). Het vierde couplet geeft een duidelijke verwijzing naar Jeremia 19, waar beschreven wordt dat Jeremia een aardewerken kruik moet kopen en die voor de ogen van het volk kapot moet slaan: zo zal de Heer het volk en hun stad Jeruzalem stukslaan. Zoals de kruik niet meer gemaakt kan worden, zo zal ook de vernietiging van volk en stad onherstelbaar zijn (19,11-13). Deze scherven brengen geen geluk; het hele gebeuren vindt dan ook plaats bij de Schervenpoort (19,2).

Jeremia’s herhaalde klachten, zijn bekentenissen, komen niet met zoveel woorden terug in het lied, maar worden wel opgeroepen. Het eerste couplet zet de toon: Jeremia doet waartoe hij geroepen is. Maar – tegenstelling, contrast! – niemand luistert. Het lied begint niet alleen op deze manier, het eindigt er ook mee, couplet 5 is gelijk aan 1. Wat er ook wordt gezegd, wat er ook met beelden duidelijk wordt gemaakt, wat er ook gedreigd wordt, niemand luistert. Je zou er moedeloos van worden.

Ook het keervers werkt mee aan deze uitzichtloosheid. Iedere keer opnieuw wordt de oproep tot bekering herhaald, omgeven door telkens andere bewoordingen, met beelden en symbolen, met dreiging, met een beroep op Gods liefde en trouw. Alleen: niemand luistert. Een vicieuze cirkel. Met de tekst van het keervers is ook iets bijzonders aan de hand. De woorden klinken steeds na een dubbele punt (elke tweede regel loopt daarop uit, afgezien van strofe 3). Maar wie spreekt ze eigenlijk uit? Jeremia? Dan verwoordt hij inclusief: wij moeten ons bekeren. Het volk, als een echo? Dan geven zij er geen gehoor aan. Het volk, door Jeremia’s oproep spottend na te bauwen? Bekeren? Wij? Waarom? Wie zegt dat jij gelijk hebt? (vergelijk ook Jeremia 28). Het zit er allemaal in. Het keervers kan zelfs gezien worden als een geluid, een dreun op de achtergrond, als een Fremdkörper wellicht. Lees de coupletten zonder keervers en de tekst loopt gewoon door, inclusief de betekenis van de dubbele punt. Alsof die oproep tot bekering zoiets is als het irritante gezoem van een mug, het storende geluid van buren die aan boren zijn. Hoe dan ook: het keervers weerspiegelt in ieder geval dat de oproep tot bekering een doorgaande lijn is in het Bijbelboek Jeremia, het lied als geheel laat zien dat het tevergeefs is.


Melodie

In Alles wordt nieuw was het lied genoteerd in c-klein. Het Liedboek noteert het een kleine terts lager in a-klein. De toonsoort is eerder aeolisch dan klein: geen verhoogde septiem als leidtoon. De maatsoort is 2/2. De melodie heeft de omvang van een octaaf (c’-c”). Deze omvang wordt op een doordachte manier gebruikt.

De melodie begint met een stijgende kleine sextsprong. Afgezien van het eigen karakter van een kleine sext – sensibel, ook wel beetje theatraal – wordt hier met die sprong gelijk de hoogste noot van de melodie bereikt (en dat is dan ook nog de kleine terts van de toonsoort, ook al een gevoelige toon). De eerste regel blijft afgezien van de afzet van de sextsprong op e’ in de bovenste helft van het spectrum; de tweede ligt daar geheel onder, met e’ als hoogste noot. Dan volgt het keervers. Regel 3 is de enige regel die op de eerste tel van de maat begint. Daardoor, en doordat de melodie inzet op de tweemaal herhaalde grondtoon a’ klinken de woorden ‘Hoor het woord des Heren’ als een proclamatie. De eerste twee regels bewegen zich in kwarten en enkele achtstenmelismen (steeds op het slot van de regel en met steeds eenzelfde of bijna gelijke melodische wending, diatonisch rond een dalende grote secunde en voorafgegaan door een dalende terts.

De keerversregels zijn elk vier markante kwarten gevolgd door twee halve noten. In de slotregels wordt het patroon van regel 1-2 hernomen: een kwartenbeweging met enkele achtstemelismen. Regel 1 begint van de kleine sextsprong vanaf e’, regel 5 met een kwartsprong van e’. De slotregel zet dan in op de kleine sext (nota bene: de voorgaande regel eindigt op e’), dus ook hier een kleine sextsprong, zij het nu niet op maataccenten.
De melodie moet niet te snel, maar zeker ook niet te langzaam worden gezongen. Het keervers komt het best tot zijn recht met een vorm van beurtzang en dus kleuring van de klank. Zorg daarbij dat het verschil tussen de meer sensibele regels 1-2 en 5-6 en het markante karakter van 3-4 duidelijk is.


Liturgische bruikbaarheid

Het lied staat in de rubriek ‘Bijbelse vertelliederen’. In zekere zin is dit ook een verhalend lied, maar het gaat verder dan alleen het verhaal, doordat het refereert aan de kenmerken van Jeremia als profeet, tot en met zijn klaagzangen. Wordt uit het boek Jeremia gelezen, dan kan dit een waardevol lied zijn, want door de gelaagdheid in zowel tekst als melodie is het rijk aan betekenis.

Auteur: Anje de Heer


Media

Uitvoerenden: Zangklassen Toonkunst Gorcum en leerlingen van de Chr. Kweekschool De Klokkenberg Nijmegen o.l.v. Wim ter Burg