| Getijden | ||
Tekst
Zie voor een algemene toelichting het overzichtsartikel ‘Getijden’.
Ontstaan en verspreiding
De tekst van deze zegenbede en het slotvers stond al in Gebeden voor elke dag (z.p. [Brugge/Haarlem] 1970, blz. 12 en 16). Het was een uitgave van een Nederlandstalig brevier, samengesteld in opdracht van de Nederlandse en Belgische bisschoppenconferenties en ook al door Rome goedgekeurd. In het Getijdenboek (1990), de Nederlandse vertaling van het vernieuwde Breviarium Romanum (1971), is de tekst te vinden onder andere op blz. 675.
De toonzetting van deze zegenbede is afkomstig uit het kloosterofficie dat Ignace de Sutter en Marcel Weemaes samenstelden. De eerste publicatie was het Antifonenboek bij Gebeden voor elke dag, een uitgave van de Abdij van Male te Brugge (1976), waar De Sutter vaak verbleef. Dit liturgisch gezang werd daarna opgenomen in Zingt Jubilate (editie 2006, nr. 26e, zonder lofprijzing) en het Liedboek.
Inhoud
De tekst van deze (niet-ambtelijke) zegenbede is uit de liturgie voor de getijden van de Rooms-Katholieke Kerk. Met deze zegenbede wordt een gebedsviering besloten bij afwezigheid van een gewijde voorganger (zie Getijdenboek: Gebeden voor elke dag, Brussel/Zeist 1990, blz. 675, en Klein getijdenboek, ’s-Hertogenbosch/Brussel 2005, blz. 15).
Melodie
De melodie is gebaseerd op de reciteertoon a’, waarbij in de eerste regel even naar de g’ wordt uitgeweken en in de tweede regel wordt afgesloten met het motief c”-c”-a’-g’-a’ en in de derde regel met g’-e’-g’-a’. De lofprijzing is genoteerd op de beide afsluitende motieven.
Auteur: Pieter Endedijk