Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

214 - Het licht dat weer opnieuw begon


Awake, my soul, and with the sun

Tune: ANGEL'S SONG

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Thomas Ken (1637-1711) schreef drie ‘Hymns for Morning, Evening and Midnight’. Deze werden gepubliceerd als appendix bij A Manual of Prayers for the Use of the Scholars of Winchester College (1695), maar waren al eerder in pamfletvorm verspreid. Exacte datum en plaats van ontstaan zijn dus niet bekend. Een herziene versie verscheen in 1709.
Het lied ‘Awake my soul and wit the sun’ bestond oorspronkelijk uit veertien strofen. Engelse hymnals vanaf de twintigste eeuw maken alle een selectie in deze strofen, waarbij het aantal uiteenloopt van vijf (The New Englisch Hymnal 1986) tot elf (The English Hymnal 1906).
De vrije bewerking van de tekst door Willem Barnard zag het licht in 102 Gezangen (1964, nr. 63), de proefbundel van de Nederlandse Hervormde Kerk als opmaat voor het Liedboek voor de kerken (1973) waarin het te vinden is als gezang 378. Daarna werd het lied opgenomen in het Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 769), het Liedboek (2013) en In wind en vuur (2023, nr. 279). Bij opname van de tekst in zijn Verzamelde liederen (1986, nr. 231) liet Barnard de achtste strofe achterwege.
Het avondlied van Thomas Ken is in het Liedboek als nr. 243 te vinden.

Inhoud

Licht

‘Het licht dat weer opnieuw begon’ (strofe 1, regel 1), weer en dan ook opnieuw, een herhaling van een herhaling, aan het begin van dit ochtendlied, dit lied van het licht. Alsof een zekere vermoeidheid gelijk al in de taal kruipt, vanwege alweer een nieuwe dag. Het is Barnards vertaling van het eveneens tamelijk vermoeiende ‘duty’, van het origineel: ‘Awake, my soul, and with the sun / Thy daily stage of duty run’ (Word wakker, ziel van mij, en werk je net als de zon door je dagelijkse plichten heen). Wellicht beviel het Barnard, die vermoeidheid en die herhaling. Hij hield van Thomas Ken: ‘In veel opzichten doet deze bijzondere man aan George Herbert denken, ook een heilige ziel, een goed, heilig man, en een dichter. Herbert is de grootste dichter van de twee, maar Kens ochtendlied is volmaakt’ (Willem Barnard, Papier als reisgenoot: aantekeningen onderweg in Engeland, Haarlem 1975, 31). 

Zoveel strofen als deze morgenhymne kent, zo vaak komt het woord ‘licht’ in de Nederlandse bewerking voor: achtmaal. Daarnaast is er nog driemaal sprake van zon of zonneschijn. De enige strofe waarin geen sprake is van licht is de zesde: ‘Dit is uw dag’ (vergelijk Psalm 118,24). Deze strofe is een bede om verdrijving van zonde, die als dauw verdampt onder de stralen van de hier impliciete zon.
In en door het licht is God aanwezig. Hij is ‘uw licht, uw helper’ (strofe 4, regel 4; Psalm 27,1) en ‘mijn zon’ (strofe 5, regel 2; Psalm 84,12 en Maleachi 3,20). Mensen worden innerlijk gevormd door dat licht, het nodigt uit hart en gelaat op te heffen en het geweten te zuiveren. Niet alleen mensen, maar al wat leeft wordt erdoor gevoed (strofe 5, regel 4). Dat de zon het gewas doet groeien, is geen Bijbelse gedachte, in het Midden-Oosten is de zon veeleer een verzengende koperen ploert, maar wel een gedachte die opkomt als in een regenachtig Engeland of Nederland de zon even doorbreekt.
Het licht maakt tevens het zien mogelijk. God ziet alles ‘met helder oog’ (strofe 3, regel 4) en als wij ons licht laten schijnen voor ‘ieders aangezicht’ (strofe 4, regel 2; Matteüs 5,16) zal het allen helder zijn wie God is.

Zoals gebruikelijk worden het daglicht en de zon in verband gebracht met het verhelderend en bevrijdend werk van Christus, de ‘zon der gerechtigheid’ (Maleachi 3,20). En elke nieuwe dag ontstaat in het licht van de verrijzenis, de opstanding die de schepping van het eerste licht (Genesis 1) weerspiegelt en voleindigt. Want niet alleen Christus is verrezen, het licht verrijst elke dag (strofe 7, regel 1). Zo is Pasen dagelijks leven.

Tijd

Tijd is een ander spoor dat door het lied loopt. Het nieuw begonnen licht is een uitnodiging onze levenstijd aan God te wijden. Voor God zelf kan een dag als duizend jaar zijn (strofe 6, regel 2; Psalm 90,4 en 2 Petrus 3,8), Hij is immers eeuwig. Met een oproep Hem ‘van uur tot uur’ te loven eindigt de laatste strofe, een traditionele lof op de Drie-eenheid, uiteraard in termen van licht.

De bewerking van Willem Barnard

De vertaling is vrij. In het Compendium bij de gezangen uit het Liedboek voor de kerken schrijft Barnard over dit lied dat hij het meer een nieuw lied van eigen hand acht dan een vertaling, misschien vooral omdat hij zich in een lied met een zo bekend beeldveld helemaal kan laten leiden door zijn taalgevoel, en het verschil dan in de uitwerking van de beelden gaat zitten. Zijn hand is onmiskenbaar: Barnard kan, eenmaal in de stemming, doorassociëren op een thema als geen ander. Licht-, oog- en zonreferenties buitelen vaardig en soepel over elkaar heen, van het abstracte ‘zuiver’ (strofe 3, regel 1) tot het concrete ‘stralen’ (strofe 5, regel 3), het licht gaat ‘open’ (strofe 2, regel 2) en het is ‘verrezen’ (strofe 7, regel 1), en de stralende zonnigheid loopt door tot vlak voor het einde: ‘en door de stralen van uw gloed / wordt alles wat er leeft gevoed’ (strofe 5, regel 3-4).

Strofe 2 gaat terug op de oorspronkelijke strofe 5:

Wake, and lift up thy self my Heart,
And with the angels bear thy part,
Who all night long unwearied sing,
High praise to the eternal King.

Barnards vijfde strofe bevat reminiscenties aan strofe 11 in het lied van Ken:

Heav’n is, dear Lord, where e’er Thou art,
O never then then from me depart,
For to my soul ’tis hell to be,
But for one moment void of thee.

In strofe 6 zie je de twaalfde strofe van Ken terug:

Lord I my vows to Thee renew,
Disperse my sins as morning dew,
Guard my first springs of thought and will,
And with thy self my spirit fill.

De eerste zin van strofe 6 lijkt een variant op de psalmtekst van het halleluja op paasmorgen (Haec dies – uit Psalm 118,24: ‘Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt’): ‘Dit is uw dag’. Waarom? ‘Want Gij zijt daar’. Waar Hij is, is het dag, want Hij is het licht. Barnard zegt niet met zoveel woorden dat het licht Christus is, maar het licht is wel ‘verrezen’. Bij ‘licht’ legt Barnard een verband met Pasen en bij ‘zon’ met de paasmens. ‘Licht’ en ‘zon’ zijn van een eschatologische categorie.

Strofe 7 durft dan eindelijk terug te komen op de voorbereiding op de grote dag, de oordeelsdag, die Ken meteen al in strofe 2 introduceert:

Thy precious time misspent, redeem,
Each present day thy last esteem,
Improve thy talent with due care,
For the great Day thyself prepare.

Het lied loopt daarna in de strofen 6 en 7 uit op de door Barnard graag benadrukte link tussen Genesis en Pasen. Ook hier, als in het avondlied (Liedboek 243), herinneringen aan christelijk zingen uit de eerste eeuwen, en aan monnikenuren, en gedachten aan zonde, opstanding en wederkomst. Aan het eind van het lied is Barnard toch weer meer een avond- dan een ochtendmens.

De slotstrofe is een trinitarische doxologie zoals ook de voorreformatorische hymnen werden afgesloten. Hoewel Barnard in latere instantie deze strofe terugtrekt (Verzamelde liederen), is deze wel terug te voeren op de slotstrofe van Thomas Ken, die ook met een doxologie eindigt:

Praise God from whom all blessings flow,
Praise him all creatures here below,
Praise him above, ye heavenly host.
Praise Father, Son, and holy Ghost.

Liturgische bruikbaarheid

Dit lied is een morgenlied, waarvan de taalbeelden aansluiten bij oudchristelijke gedachten rondom het licht, de zon, de nieuwe arbeidsdag – elementen die in het eerste gebed van de dag (de priem) bezongen worden.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Beate Rose, Menno van der Beek, Gerda van de Haar, Nico Vlaming en Eward Postma aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel III, 970-971).


Melodie

Orlando Gibbons (1583-1625) is een van de belangrijkste Engelse componisten in de vroege zeventiende eeuw. Van zijn hand kennen we zestien melodieën die met begeleidende baspartij zijn opgenomen in Hymnes and Songs of the Church (1623). De melodieën dragen de naam van het nummer in deze bundel. De melodie van Gibbons bij dit lied is bekend als Song 34, maar tevens als ANGEL’S SONG, omdat in de uitgave van 1623 bij deze melodie een berijming van de engelenzang, Lucas 2,14, staat vermeld.

De melodie van Gibbons vinden we ook bij een morgenlied van Charles Wesley (1707-1788): ‘Forth in thy name, o Lord, I go’. In Engeland wordt de tekst van Thomas Ken (1637-1711) gezongen op de melodie MORNING HYMN van François Barthélémon (1741-1808):
 De melodie van Gibbons verloopt in een tactusbeweging met afwisselend binaire en ternaire eenheden. Deze afwisseling geeft de melodie een opgewekt karakter. De door Gibbons toegevoegde baspartij toont aan dat in zijn tijd de melodie enigszins afhankelijk is van de onderliggende harmonieën. De eerste regel stijgt van de tonica (f’) naar de dominant (c”), maar qua harmonie blijft deze regel binnen F-groot. In de tweede regel stijgt de melodie opnieuw van de tonica naar de dominant, maar nu wordt wel naar de dominanttoonsoort gemoduleerd: de wisseltoon b’ in de melodie accentueert dat. Het begin van de derde regel ‘leunt’ even tegen Bes-groot aan (het c-klein-akkoord onder de derde noot van regel 3 is daar een teken van), maar via de dominanttoonsoort keert de melodie in de vierde regel weer naar F-groot terug.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Koor Anthem o.l.v. Herman Weelink; Harry van Wijk, orgel (bron: KRO-NCRV)