Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

229 - Gezegend zijt Gij, eeuwige God


Zegening bij de maaltijd naar de joodse traditie

Getijden
traditoneelbewerking Sytze de Vries
Willem Vogel

Melodie

De harmonie gaat voor de melodie uit. Deze toonzetting van de ‘Zegening bij de maaltijd’ is gedacht vanuit de meerstemmigheid. De melodie is volledig van de samenklanken afhankelijk. Eenstemmige uitvoering leidt dan ook tot een weinig aantrekkelijk resultaat. Willem Vogel kiest hier voor een quasi oosters-orthodoxe kerkmuziekstijl (vergelijk Liedboek 198 en 301a). De compositie is gebouwd rond het exclusief gebruik van grote en kleine drieklanken. Nergens is een dissonant of een voorhouding te bekennen. De basale harmonieën verlenen de meerstemmigheid een zeer sonore en verzadigde klank, passend bij de – aan de tafel van de Heer symbolische – overvloed op tafel. Bovenal zijn dit soort samenklanken goed uit te voeren door groepen die niet gewend zijn meerstemmig te zingen: meerstemmigheid voor beginners, dus.

De componist heeft zich trouwens laten inspireren door een reeds in 1979 bij Musica pro Deo uitgegeven serie van vier ‘Tafelgebeden’ op teksten van de toenmalige Dompastor Hans van der Werf (1926-1979), waarvoor hijzelf de muziek schreef. Deze tafelgebeden voor de huisliturgie werden vermoedelijk geschreven ten behoeve van de jaarlijkse Studiedagen voor Liturgie en Kerkmuziek. Voor het gemak heb ik de muziek in dezelfde notenwaarden als Liedboek 229 uitgeschreven. De delen onder de haken zijn harmonisch identiek aan Liedboek 229.

De tekst van het eerste tafelgebed luidt:

Gezegend zijt Gij, Heer onze Heer,
gezegend de maaltijd op tafel,
sterk ons naar lichaam en ziel,
om te kunnen doen, wat ons is opgedragen.

De melodie valt, evenals de tekst, in drie delen uiteen: een soort mini ABA-vorm, afgesloten met een klassieke slotformule. De slotregel herhaalt de eerste regel een terts hoger. Dit wordt gecombineerd met een wijde ligging in de samenklanken (tussen de drie bovenstemmen is plaats voor nóg een akkoordnoot). Met zeer subtiele middelen is aldus een muzikale versterking vormgegeven.

Heel slim laat Vogel de melodie beginnen op ‘reciteertoon’ a’ en niet op de grondtoon f’. Als die f’ aan het einde van de eerste regel wél bereikt wordt, is dat in combinatie met het d-klein akkoord – een Trugschluss, een bedrieglijke afsluiting. De tweede regel eindigt wel op een F-akkoord, maar dan weer met de a’ als topnoot. Pas in de slotcadens bereiken melodie én harmonie het uiteindelijke doel.

De tekst heeft gezorgd voor de ritmische invulling. Deze ritmiek is overigens niet van invloed op het harmonische tempo (de wisseling van de akkoorden), die verloopt steeds per halve noot, de teleenheid. Slechts in de slotcadens bewegen de akkoorden even in kwartentempo, hetgeen in de uitvoering als een ritenuto werkt. Het klankidioom vraagt om een rustige uitvoering die genoeg tijd biedt om in de weldadige samenklanken te verwijlen (54-60 halve noten per minuut).

Auteur: Christiaan Winter