Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

23b - De Heer is mijn herder



Tekst

Herkomst en verspreiding

Bij de samenstelling van de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen in de jaren zestig van de negentiende eeuw werd meermalen gepleit voor opname van ‘bijbelsche gezangen’, liederen ‘welke eene min of meer vrije poëtische bewerking van bekende en geliefde plaatsen der gewijde schriften bevatten’ (Handelingen Algemeene Synode Nederlandsche Hervormde Kerk 1865). Een belangrijke reden voor dit pleidooi was dat dergelijke liederen in de Evangelische Gezangen ontbraken en dat dit gebrek er mede voor gezorgd zou hebben dat die bundel vooral bij orthodoxen zo’n slechte naam gekregen had.

Een van die ‘bijbelsche gezangen’ is het bekende lied ‘De Heer is mijn herder’ van dominee-dichter Jan Jacob Lodewijk ten Kate dat in Vervolgbundel werd opgenomen als gezang 198 en met de titel ‘Het lied van den goeden Herder. Naar Psalm 23’:
(Terzijde: als bron van het lied wordt wel Ten Kate’s Stichtelijk Huisboek uit 1859 genoemd, waar op pagina 27-28 ‘Het lied van den Goeden Herder naar Ps. 23’ staat. Maar ondanks de gelijknamige titel betreft dit een andere psalmbewerking van Ten Kate.)
In deel 5 van Ten Kate’s dichtwerken (blz. 367-368) staat onder het lied ‘De Heer is mijn herder’ het jaartal ‘1859’ vermeld. Het is goed mogelijk dat Ten Kate zijn lied dichtte naar aanleiding van een verzoek dat de ‘Commissie tot verzameling van eenen tweeden bundel Evangelische Gezangen’ in dat jaar naar een aantal vaderlandse dichters stuurde om gezangen te leveren. Hoe het ook zij, het lied werd opgenomen in de conceptbundel die de commissie in 1862 aanbood aan de synode. In deze bundel met 92 liederen was de psalmbewerking opgenomen als nummer 61 en stond het in de ‘Tweede Afdeeling: Gezangen op onderscheidene Onderwerpen’.
In de uiteindelijke bundel, de Vervolgbundel, die in 1866 vastgesteld en in 1868 gedrukt werd, was ‘De Heer is mijn herder’ niet de enige liedbewerking van psalm 23; als gezang 201 werd ook de bewerking van Nicolaas Beets (‘Mijn goede Herder is de Heer!’) opgenomen, waarin de psalmtekst gecombineerd is met Johannes 10.

‘De Heer is mijn herder’ werd al spoedig bijzonder populair: het lied behoorde tot de meest geliefde liederen uit de Vervolgbundel, niet alleen bij hervormden maar ook bij gereformeerden die deze bundel niet als kerkelijke bundel kenden.
Het lied werd ongewijzigd overgenomen in de ‘Hervormde Bundel 1938’ (gezang 184) in de rubriek ‘Gemeenschap met God’. In het Liedboek voor de kerken (gezang 14) kreeg het lied een plaats bij de ‘Bijbelliederen’, terwijl het Liedboek het opnam als een van de acht liedbewerkingen van Psalm 23.

Inhoud

De vijf coupletten van Ten Kate’s lied volgen de onberijmde tekst van Psalm 23. In couplet 1 zijn de eerste twee verzen van deze psalm ondergebracht (de Bijbelcitaten zijn volgens de Statenvertaling): ‘De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.’ De psalmwoorden ‘niets zal mij ontbreken’ verwoordt Ten Kate als: ‘’k Heb al wat mij lust’.

Couplet 2 vertolkt Psalm 23,3: ‘Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naam wil’. De notie ‘spoor der gerechtigheid’ is bij Ten Kate ‘wegen van goedheid en zegen’. De laatste twee versregels van de strofe borduren voort op dat beeld, waarbij ook het binnenrijm ‘schraagt – draagt’ opvalt: ‘Hij schraagt me als ik wankel, Hij draagt me als ik viel’. Dat sluit dan ook weer aan bij vers 4 van de psalm, waar gesproken wordt over het gaan door een dal vol schaduw van de dood. Dit psalmvers is ondergebracht in het derde couplet dat oorspronkelijk luidde:

De Heer is mijn Herder!
Al dreigt ook het graf
Met grimmige kaken,
Geen schrik zal mij naken;
O Heer! mij vertroosten
Uw stok en uw staf.

De regels 3 en 4 werden in het Liedboek voor de kerken gewijzigd in

geen kwaad zal ik vrezen,
Gij zult met mij wezen
.

In het vierde couplet heeft Ten Kate vers 5 uit de psalm ondergebracht: ‘Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.’ In het lied zijn de tegenstanders geëlimineerd. In plaats van dat er mensen zijn die hem in het nauw brengen, zingt het lied over ‘het hart der woestijn’ als plaats waar de mens in (levens)gevaar is. In de oorspronkelijke tekst van Ten Kate luidden de laatste twee regels:

Hij zalft mij met olie
Hij drenkt mij met wijn!

In de Vervolgbundel werd dit

Hij wil mij versterken
Met brood en met wijn.

Achtergrond van de wijziging zal geweest zijn dat de samenstellers van de Vervolgbundel de psalmen graag nieuwtestamentisch wilde duiden. Met de wijziging van deze laatste twee regels werd immers een associatie met het avondmaal opgeroepen.
Ook werd een retouchering aangebracht in het laatste couplet, dat een bewerking is van het slotvers van de psalm: ‘Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen.’ De versregels

Zoo volgen Zijn zegen
En ’t goede me altijd!

waarin Ten Kate teruggrijpt op de ‘wegen van goedheid en zegen’ (strofe 2), werden gewijzigd in

Zoo kroont met haar zegen
Zijn liefde m’ altijd.

‘Het goede en de weldaddigheid’ uit de psalm zijn zo geïnterpreteerd als de liefde van de Heer.

Samengevat zingt Ten Kate’s lied over de Heer die als herder leidt (strofe 1), als gids waakt en ondersteunt (strofe 2), vertroost (strofe 3), als gastheer verkwikt en voedt (strofe 4) en die in zijn huis met het goede zegent (strofe 5).


Melodie

Johannes Gijsbertus Bastiaans componeerde 34 melodieën voor de Vervolgbundel. Vele daarvan werden niet populair, maar dat gold zeker niet voor zijn melodie bij ‘De Heer is mijn herder’.
Met zijn melodieën sloot Bastiaans in zekere zin aan bij de toenmalige kerkzangpraktijk doordat ze van één nootwaarde gebruik maakten. Opvallend is wel dat hij een paar melodieën in een driedelige maatsoort componeerde. Naast de melodie van ‘De Heer is mijn herder’ betrof dit ook zijn melodieën van ‘Ontwaak, gij die slaapt’ (gezang 199, vergelijk Liedboek voor de kerken, gezang 462) en ‘Ik reis naar den hemel’ (gezang 261). In de literatuur wordt vaak gezegd dat driedelige maatsoorten voor kerkliedmelodieën (destijds) als te lichtzinnig en werelds beoordeeld werden. Tot op heden zijn echter geen bronnen genoemd waaruit dit zou blijken. Integendeel, dat het lied – evenals het gezang ‘Ontwaak, gij die slaapt’ – al spoedig populair was, toont eerder aan dat de driedeligheid helemaal geen probleem vormde. Mogelijk heeft Bastiaans bij dit lied bewust voor een ternaire maat gekozen omdat veel pastorale-composities in een driedelige maat gecomponeerd zijn. De driedelige maatsoort sluit bovendien goed aan bij het metrum van de liedtekst.
De melodie speelt zich – afgezien van de eerste noot – af in het toonbereik fis’ tot en met d”. Het betreft bovendien zes laddereigen tonen; verhogingen of verlagingen komen niet voor. Afgezien van de sextsprong waarmee de melodie opent, komen we in de regels 1, 3, 4, 5 een tertssprong tegen. De regel 2 en 6 bewegen zich helemaal in secunden.
Het innige karakter krijgt de melodie mede door het subtiele gebruik van de halve toonafstand b’-c” in regel 2, 4 en 5.
Vermeldenswaard is ook dat Bastiaans zich waarschijnlijk heeft laten leiden door het rijmschema a-B-c-c-d-B. Het gegeven dat versregel 3 en 4 op elkaar rijmen heeft Bastiaans gebruikt door regel 4 sequensmatig te ontlenen aan regel 3: vanaf de derde noot van regel 4 beweegt de melodie zich een terts lager dan regel 3.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij Amsterdam o.l.v. Christiaan Winter; Wim Dijkstra, orgel (strofen 1, 4, 5) (bron: KRO-NCRV)