Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

247 - Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt


Abide with me, fast falls the eventide

Tune: EVENTIDE

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit lied is een hertaling van het bekende ‘Abide with me’ (1847) van Henry Francis Lyte (1793-1847).
Over het ontstaan doen verschillende verhalen de ronde, hoewel deze elkaar niet hoeven tegen te spreken. Aanvankelijk vermoedde men dat Lyte het lied in september 1847 schreef op de avond voor zijn afscheidsdienst in Brixham aan de Engelse kust in Devon. Meer zeker is dat Lyte het lied in augustus 1847 schreef in Berry Head, vlakbij Brixham. Zijn nakomeling Walter Maxwell-Lyte (1877-1954) schreef in The Times van 1 november 1947 een artikel dat de tekst in een brief van 25 augustus 1847 werd verstuurd. Weer een ander verhaal vertelt dat een eerdere ervaring van Lyte aan het sterfbed van een vriend in 1820 hem inspireerde tot de tekst. De stervende man herhaalde steeds ‘Abide with me’. Mogelijk herinnerde Lyte zich dat veel later toen hij in 1847 ongeneeslijk ziek was. Hij stierf enkele maanden later op 20 november 1847. 

Willem Barnard begon met de vertaling, zijn kompanen Ad den Besten en Willem Johan van der Molen rondden het werk af. De eerdere vertaling in de ‘Hervormde bundel van 1938’ (gezang 282: ‘Blijf bij mij, Heer, want d’avond is nabij’) was ook al een gezamenlijk project, namelijk van Herman Pieter Schim van der Loeff (1837-1906, strofen 1 en 3), Evert Louis Smelik (1900-1985, strofen 2 en 4) en de samenstellingscommissie van de bundel (strofe 5). Allen blijven dicht bij het origineel.
Net als de Engelsen laten zij de strofen 3, 4 en 5 van het oorspronkelijke lied ongezongen. Barnard betreurt dat. In zijn toelichting in Compendium (k. 876) neemt hij de Engelse tekst van die strofen op, een geladen tekst waarin ontzag en vertrouwen samen opgaan:

3 Not a brief glance I beg, a passing word,
but as Thou dwell'st with Thy disciples, Lord
familiar, condescending, patient, free,
come, not to sojourn, but abide, with me!

4 Come not in terrors, as the King of kings;
but kind and good, with healing in Thy wings;
tears for all woes, a heart for every plea.
Come friend of sinners, and thus bide with me!

5 Thou on my head in early youth didst smile,
and, though rebellious and perverse meanwhile,
Thou hast not left me, oft as I left Thee.
Onto the close, o Lord, abide with me!

De vertaling van Barnard en de zijnen kreeg voor het eerst een plaats in de Honderdnegentien gezangen van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1962, gezang 87). Daarna volgden verschillende andere liedbundels, waaronder het Gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland (1968, nr. 686), het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 392), Zingt Jubilate (1977, nr. 811), het Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 777), Gezangen voor Liturgie (editie 1996, nr. 581), Laus Deo (2000, blz. 1012), het Liedboek (2013), Weerklank (2016, gezang 503) en In wind en vuur (2023, nr. 268).
In twee internationale bundels treffen we de Nederlandse vertaling aan. In Unisono (1997, nr. 132) staat de tekst in combinatie met de Engelse tekst en Franse, Spaanse, Noorse, Hongaarse, Tsjechische en Duitse vertalingen. Deze verzameling vinden we ook in Colours of Grace (2006, nr. 153), waaraan ook een Poolse vertaling is toegevoegd.

Inhoud

Strofe 1

De vraag ‘Blijf mij nabij’ is afkomstig uit het verhaal van de Emmaüsgangers (Lucas 24,13-35). Daar wordt de vraag bijna argeloos en uit gastvrijheid gesteld: ‘Blijf bij ons want het is bijna avond en de dag loopt ten einde’ (24,29), in het lied is het een vraag om hulp. In het verhaal lijkt het ‘gewoon’ om het einde van een dag te gaan, al klinkt het ‘Blijf bij ons’ bij herlezing, wanneer je eenmaal weet dat niet zomaar iemand maar de Christus zelf hier aangesproken wordt, al heel anders.
In deze strofe valt het motief van het ‘vallen’ op. ‘Daalt’ (regel 1), ‘vallen’ (2) en ‘ontvallen’ (3) geven een neergaande beweging aan. Het komt in de plaats van het ‘fall’-‘fail’-‘flee’ van het origineel: ‘fast falls the eventide’ (regel 1), ‘when other helpers fail and comforts flee’ (regel 3). We kunnen hier ook denken aan een zonsondergang, want het lied maakt veelvuldig gebruik van het thema dag versus nacht en licht versus duisternis, als beelden voor de menselijke nood en onze sterfelijkheid. Net als in de tweede strofe wisselen de smeekbeden ‘Blijf mij nabij’ (strofe 1, regel 1; strofe 2, regel 4) en ‘wees bij mij’ (strofe 1, regel 4; strofe 2, regel 1) elkaar af, om en om.

Strofe 2

Vanaf de tweede strofe gaat het meer en meer over het einde van het leven: ‘Alles verdoft wat glans bezat en gloed’ (regel 2). Gedachten over de dood en over onze vergankelijkheid vormen dan ook de context van de Bijbelteksten die worden geciteerd of waarnaar wordt verwezen. Zo horen we hier een echo van Psalm 103: ‘De mens – zijn dagen zijn als het gras. (…) Maar de Heer is trouw aan wie Hem vrezen, van eeuwigheid tot eeuwigheid’ (103,15.17).

Strofe 3 en 4

In de strofen 3 en 4 horen we Psalm 23: ‘Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij…’ (23,4;, vergelijk strofe 3, regel 3 en strofe 4, regel 1). In strofe 4 wordt bovendien verwezen naar 1 Korintiërs 15, het oerhoofdstuk over de opstanding van de doden: ‘Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’ (15,44; strofe 4, regel 3).
Een verandering ten opzichte van de vorige strofen zien we in de derde strofe, oorspronkelijk de zesde. ‘U heb ik nodig’ (regel 1) drukt als het ware een verheviging uit van de daaraan voorafgaande strofen. De bidder beseft de eigen nood en erkent dat er geen andere hulp meer denkbaar is dan van God. Dit besef brengt de bidder de gezochte nabijheid, zo blijkt in strofe 4, die een waar keerpunt vormt van het lied. De bidder richt zich niet langer tot God, maar tot de vijand, de dood, net als Paulus. De dood, zo gevreesd en absoluut, wordt als het ware in zijn gezicht uitgelachen. Wat denk je wel, dat je mij nog kwaad kan doen? Er is een zekerheid, die voorheen nog enkel werd verlangd: ‘Ik triomfeer, mij is de Heer nabij’ (regel 4). Dat is allemaal wel waar, maar Barnard zette in zijn eigen zangbundel een kruis door strofe 4. De dood beangstigde hem wél en hij voelde zich niet triomfant…

Strofe 5

In de laatste strofe blikt de bidder op zijn dood vooruit. Daar is tweemaal sprake van het motief van het ‘breken’: ‘mijn brekend oog’ (regel 1) en ‘Uw dag breekt aan’ (regel 3; let ook op het verschil in bezittelijk voornaamwoord!). Het brekend oog (‘closing eye’) is het oog dat sterft, het oog dat geen daglicht meer ziet – en tegelijk is er Gods dag die aanbreekt (‘Heaven’s morning breaks’, regel 3). Die dag is van een ander licht, het licht van de eeuwigheid. De neergaande beweging uit de eerste strofe wordt hier beantwoord met een beweging omhoog: ‘Houd, Heer, uw kruis hoog’ (regel 1), ‘wijs de weg omhoog’ (regel 2). Hier is de dood overwonnen en straalt de verrijzenis.
Met ‘Uw dag breekt aan’ (regel 3) wordt gezinspeeld op woorden uit de tweede Petrusbrief, die Petrus schrijft in de wetenschap ‘dat mijn tent binnenkort zal worden afgebroken’ (1,14) – hij zal spoedig sterven. In de derde regel resoneert een ander vers uit deze brief: ‘U doet er goed aan uw aandacht daar steeds op gericht te houden, als op een lamp die in een donkere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart’ (1,19).  In de laatste regel ten slotte klinkt Romeinen 8,38-39: ‘Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven (…) ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer’. Zo is de vraag ‘Blijf mij nabij’ gaande het lied steeds meer een overtuiging geworden dat God er zál zijn.

Liturgische bruikbaarheid

Het lied is bekend geworden als avondlied. In de meeste bundels staat het dan ook in die rubriek.
Het blijft ook – zoals andere avondliederen – een lied van godsvertrouwen in tijden van aanvechting en doodsdreiging. Het is daarmee een lied dat bij uitvaarten gezongen kan worden.
Opmerkelijk is dat dit lied over de avond en over de moeiten van het levenseinde, ook buiten de kerkmuren gezongen wordt. Het heeft een vaste plaats in de ‘orde van dienst’ van het half uur community singing voorafgaande aan de jaarlijkse Cup Final in het Verenigd Koninkrijk. Rond de klok van drie in de middag zingt een Wembleystadion vol voetbalfans dan deze woorden. Barnard, die zelf geen TV had, maar de belangrijkste voetbalwedstrijden keek bij de buren, nam met leedwezen waar: ‘In 1972 (…) is er voorgoed een eind gekomen aan dit folkloristische gebruik. Omdat de religie zozeer was weggeëbd uit de stem des volks? Dat zou je denken. Maar het tegendeel is waar. De religie nam te nadrukkelijk de overhand. Het denderde van de tribunes. The saints went marching in! De stamreligie zong haar clan-hymns, de eeuwenlang gedempte en gedope’te oerreligie der Saksische krijgers uitte zich zo oorverdovend in strijdliederen, dat ‘Abide with me’ er niet meer aan te pas kwam’ (Willem Barnard, Op een zuil zitten, Haarlem 1973, 164). Dit ‘voorgoed’ was echter van korte duur. De traditie is al lang weer in ere hersteld.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Heleen Weimar, Maarten Das, Gerda van de Haar en Klaas Touwen aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel III, 941-942) met een aanvulling van Pieter Endedijk.


Melodie

William Henry Monk (1823-1899) was in zijn tijd een vooraanstaand kerkmusicus in Engeland. Ook was hij verantwoordelijk voor de muziekredactie van de eerste editie van Hymns Ancient & Modern (1861), een invloedrijke liedbundel in de Church of England. Voor deze uitgave kreeg Monk de opdracht een nieuwe melodie te schrijven bij de tekst van Henry Francis Lyte. Volgens de vrouw van Monk werd de melodie geschreven in tijden van zorg, toen zij samen naar een prachtige zonsondergang zaten te kijken.
De melodie, die, gezien de tekst die zij draagt, heel toepasselijk de naam EVENTIDE kreeg, is heel geliefd en ook bekend buiten de kerk. Zo wordt ‘Abide with me’ gezongen voorafgaand aan de finale om de Engelse voetbalbeker (de FA-Cup Final). Deze traditie bestaat sinds 1927 met goedkeuring van het toenmalige vorstenpaar George V en Mary.
Het is uiteraard moeilijk om precies aan te geven waar deze geliefdheid vandaan komt. Allereerst zal de combinatie van tekst en melodie daartoe bijgedragen hebben. Daarnaast ligt de melodie goed in het gehoor: ingetogen en met de beperkte omvang van een sext (es’-c”). De melodie verloopt hoofdzakelijk in secundenschreden. De enige uitzonderingen zijn een terts in regel 2, een kwart in regel 4 en een kwint in de regels 1 en 3).
De herkenbaarheid van de melodie wordt vergroot doordat de eerste drie regels hetzelfde ritme hebben. De vierde regel is in ritmisch opzicht een welkome afwisseling. Maar zou de belangrijkste factor van de geliefdheid niet liggen in het veelvuldige gebruik van de terts vanaf de grondtoon (g’), door Adriaan C. Schuurman in Een compendium (Amsterdam 1977, k. 879) de ‘note sensible’ genoemd? De eerste regel begint en eindigt met deze noot, de tweede en de derde regel beginnen ermee. Eigenlijk verloopt de gehele melodie binnen de kwint es’-bes’ met de g’ als centrale, karakterbepalende noot. Alleen in de regels 1 en 2 wordt de c” als hoogste noot bererikt. Zoals bij veel Engelse liederen uit de negentiende eeuw: melodie en zetting vormen een volmaakte eenheid.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Projectkoor OAZE o.l.v. Wim Ruessink; Janieke Mollenhorst, orgel (strofen 1, 2, 5) (bron: KRO-NCRV)

Video: Kamper Boys Choir o.l.v. Rintje te Wies; Sander van den Houten, orgel (Choral Evensong, 9 februari 2019, Bovenkerk Kampen - uitvoering in het Engels)