Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

248 - De dag, door uwe gunst ontvangen


The day Thou gavest Lord is ended

John Ellerton
Jacqueline van der Waals
Clement Cotterill Scholefield
Tune: ST. CLEMENT

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit lied is een van de klassieke Victoriaanse hymnen uit de negentiende eeuw. Het werd in 1870 voor het eerst gepubliceerd in A Liturgy for Missionary Meetings, en was geschreven door de predikant John Ellerton (1826-1893) voor zendingsbijeenkomsten in het British Empire. Er wordt wel gesuggereerd dat het lied gebaseerd is op een drietal scheppingsgedichten, een eeuw eerder geschreven onder de titels ‘Ochtend’, ‘Middag’, ‘Avond’. Het laatste begint met: ‘The day’s grown old, the fainting sun has but a little way to run’. De eerste regel die Ellerton gebruikte zou echter afkomstig zijn van een anonieme hymn uit een magazine getiteld Church Poetry (1855). Hoe dit ook zij, een eerste bewerking werd in 1871 opgenomen in de bundel Church Hymns, maar de tekst werd opnieuw aangepast voor opname in Ellertons Hymns Original and Translated van 1888. Het was deze versie die in 1889 werd overgenomen in het Supplement van de tweede editie van Hymns, Ancient and Modern (1875), waar dertien hymns van Ellerton in stonden. Ellerton wordt in de introductie expliciet bedankt voor zijn diensten door de voorzitter van de commissie die het Supplement samenstelde: ‘It would scarcely be possible to exaggerate the value of the assistence which was rendered by Mr. Ellerton in the production of the complete edition’ (Brooks, 1997).

De tekst uit 1888 luidde:

The day thou gavest Lord, is ended
The darkness falls at thy behest;
To thee our morning hymns ascended,
Thy praise shall sanctify our rest.

We thank thee that thy church, unsleeping,
While earth rolls onward into light,
Through all the world her watch is keeping,
And rests not now by day or night.

As o’er each continent and island
The dawn leads on another day,
The voice of prayer is never silent,
Nor dies the strain of praise away.

The sun that bids us rest is waking,
Our brethren ‘neath the western sky,
And hour by hour fresh lips are making
Thy wondrous doings heard on high.

So be it Lord; thy throne shall never,
Like earth’s proud empires, pass away;
Thy kingdom stands, and grows forever
Till all thy creatures own thy sway.

John Ellerton

Ellertons biograaf, Henry Housman, besteedde in 1896 nauwelijks aandacht aan het lied, in vergelijking met andere liederen die nu compleet vergeten zijn. Desondanks was het onmiddellijk een succes. Al in 1897 liet koningin Victoria het bij haar diamanten jubileum zingen – het klonk dus over de hele wereld – en het lied werd al spoedig in vele hymnbundels opgenomen. Bij het samenstellen van de Hymns for Today’s Church (1982) meenden de editors de tekst nogmaals te moeten aanpassen, omdat zij vonden dat het woord ‘behest’, net als ‘thou’, ‘was beyond the grasp of modern churchgoers’, aldus Ian Bradley in zijn boek over de Victoriaanse hymns (Bradley 1997, blz. 243). Hij kwalificeert het nieuwe openingsvers als een ‘soft-focus travel advert’ (een soft-focus reisadvertentie):

The day you gave us, Lord, is ended,
The sun is sinking in the west.

Ook in Nederland heeft het lied grote bekendheid gekregen. De eerste vertaling verscheen in 1912 in de Zendings-Liederen Bundel; de vertaler is onbekend. In de ‘Hervormde Bundel van 1938’ verscheen het onder nummer 281a (met de melodie van psalm 140) een vertaling van Jacqueline van der Waals (1868-1922), maar deze was daarvoor al in diverse andere bundels opgenomen en bijvoorbeeld verschenen in 1920 in de Algemeen Godsdienstige Keurbundel (1920), samengesteld door ds. A.J.P. Boeke uit Schoorl, die Van der Waals had gevraagd om vertalingen van Engelse liederen die hij wilde gebruiken tijdens zangdiensten. De vertaling werd een blijver, opgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 393), en opnieuw in het huidige Liedboek. Ook kreeg het lied een plaats in bundels buiten het protestantisme: Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 778); Gezangen voor Liturgie (editie 1996, nr. 583) en Zingt Jubilate (editie 2006, nr. 833).

Inhoud

De eerste strofe van het Engelse origineel is geschreven vanuit het perspectief van de geloofsgemeenschap. Gods lof wordt bezongen door de gemeenschap die op deze aarde leeft bij dag en nacht en als de nacht valt rust nodig heeft. Maar in het tweede vers verplaatst het perspectief zich naar ergens ver buiten de aarde, en lijkt het of we ons op een verre planeet bevinden vanwaar we de aarde tollend door de ruimte zien bewegen, en ook zien hoe het gedeelte van de aarde dat verlicht wordt over de aarde heen wandelt (‘while earth rolls onward into light’). En waar het licht is, hoort de dichter de lofzang opklinken: er is altijd wel ergens op aarde iemand bezig met het zingen van Gods lof; op deze manier slaapt de kerk nooit. Dit perspectief blijft in strofe 3 en 4 gehandhaafd, terwijl in vers 5 de gelovige de balans opmaakt: Gods troon zal nooit verdwijnen, in tegenstelling tot de koninkrijken der aarde. Zo ontstaat als het ware een brug, met vers 1 en 5 als pijlers en vers 2-4 als de overspanningen van poëtische verbeelding (Watson 1999, blz. 38-40). Overigens is vers 5 een relativering van het nationalisme en imperialisme van de Victorianen. Het Britse imperium bevatte aan het einde van de negentiende eeuw een aanzienlijk deel van de wereldbevolking en besloeg zo’n 20% van het land op aarde. Ook waren de Victorianen ongetwijfeld sterk patriottistisch en vereerden zij hun koningin, maar het geloof werd niet omgetoverd in een aanbidding van de natie: de ‘proud empires’ zullen uiteindelijk ten onder gaan, en niet de troon van de monarch, maar die van God ‘shall never pass away’. Daar was Ellerton zich getuige dit lied goed van bewust.

Van der Waals heeft de originele vijf strofen teruggebracht naar vier, en gaat vrij met de Engelse tekst om. In de vertaling klinken onze zangen dankbaar bij het naken van de nacht, terwijl in het origineel sprake is van ‘morning hymns’. Opvallend is ook dat in de Nederlandse vertaling de ‘view from nowhere’ op de aarde niet meer echt aanwezig is. De vertaling lijkt dan ook meer een hertaling van het origineel te zijn. We zien de aarde niet meer door het heelal tollen en de continenten en eilanden zijn niet meer in zicht. De dichteres blijft als het ware op haar plaats, maar weet desondanks wel dat ‘als hier het daglicht onderduikt’ ginds, waar de nieuwe dag ontluikt, weer nieuwe zangen zullen opstijgen. En zo verstomt de lofzang, net als in het Engelse origineel, op aarde nooit.


Melodie

Clement Cotterill Scholefield

Het lied is gezongen op Samuel Sebastian Wesley’s melodie RADFORD, en ook op de melodie Les Commandements de Dieu van Louis Bourgois (de melodie van ‘het Tien Geboden-lied’, later gebruikt voor psalm 140), maar dankt zijn grote bekendheid toch mede aan de fraai in driekwartsmaat golvende melodie ST. CLEMENT, die door Clement Cotterill Scholefield (1839-1904) speciaal voor ‘The day thou gavest’ geschreven werd. Ze werd voor het eerst gepubliceerd in Church Hymns with Tunes (uitgegeven door de Society for Promoting Christian Knowledge in 1874). Er is wel gesuggereerd dat ook de editor van deze bundel, Arthur Sullivan, een hand gehad heeft in het componeren van de melodie, en dat de naam St Clement een knipoog was naar Scholefields eerste voornaam. Hard bewijs hiervoor is er echter niet.

De melodie is sterk harmonisch gedacht en opent met een karakteristieke grote-sextsprong. De eerste drie regels eindigen alle op een fis’, die in regel 1 en 3 de functie van doorgangsnoot heeft, maar in regel 2 de leidtoon naar de tonica is. In de laatste regel komt de fis’ nogmaals terug, maar wordt pas dan ook daadwerkelijk door de tonica gevolgd. De eenvoudige A-B-A-C-vorm maakt dat de melodie gemakkelijk te leren en te onthouden is (de eerste regel klinkt in totaal tien keer en weerspiegelt in zekere zin de woorden ‘and rests not now by day or night’), en deze wordt nu al zo’n anderhalve eeuw nog altijd graag gezongen. Toch is er ook de nodige kritiek op geweest. Zo noemde de aartsbisschop van Canterbury, Cosmo Gordon Lang, de melodie in 1932 ‘een week walsje’ (‘feeble walz’). Deze opvatting riep een stevige discussie op die werd gevoerd in The Times (zie Dibble). Een van de deelnemers eraan, een zekere Shore, vond de melodie

‘a really bad tune. Note amongst its faults the initial interval of a major sixth which compels a portamento and thus, at the very beginning of the tune, induces that ultrasentimentality which is so characteristic of it.’

(‘een werkelijk slechte melodie. Merk op dat een van zijn fouten het begininterval van een grote sext is, die een portamento afdwingt en zo al aan het prille begin van de melodie die ultrasentimentaliteit veroorzaakt die er zo karakteristiek voor is.’)

Shore had ook kritiek op de harmonisatie, met name door het veelvuldige gebruik van het dominant-septiemakkoord, waar hij een grondige hekel aan had. Hij telde ze en vond in de vijf verzen in totaal 55 septiemakkoorden, ‘chords of the kind needing some reticence in use in a small space’ (akkoorden waar je in een kleine ruimte een beetje terughoudend mee moet zijn). Uiteindelijk verscheen er in The Times een min of meer verzoenend artikel onder de titel ‘Tunes Great and Small: The Case of ‘St Clement’’. Dat een dergelijke discussie in de krant gevoerd werd, kan men zich tegenwoordig nauwelijks meer voorstellen.

Auteur: Erik Heijerman

Bronnen

Andrew Barr, The Nation’s Favourite Hymns. Oxford 2004.
Ian Bradley, Abide with Me. The World of Victorian Hymns. London: SCM Press, 1997.
Peter Newman Brooks, Hymns as homilies, Leominster 1997. Geraadpleegd op Google Books, 9 februari 2019.
Jeremy Dibble, ‘Clement Cotterill Scholefield’. In: The Canterbury Dictionary of Hymnology, https://hymnology.hymnsam.co.uk/ (geraadpleegd 9 februari 2019).
A. de Heer-de Jong, Lied 393: ‘De dag door uwe gunst ontvangen’, in De Reformatie, 77 (2012), nr. 34, 729-730.
David Pym, ‘The day Thou gavest Lord is ended’. In: The Canterbury Dictionary of Hymnology, https://hymnology.hymnsam.co.uk/ (geraadpleegd 9 februari 2019).
J.R. Watson, The English Hymn. A Critical and Historical Study. Oxford University Press 1999.