Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

253 - De zon daalt in de zee


Nú hverfur sól í haf

Sigurbjörn Einarsson
René van Loenen
Thorkell Sigurbjörnsson

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Het lied is een oorspronkelijk IJslands avondlied. De dichter Sigurbjörn Einarsson (1911-2008) was luthers bisschop van IJsland. De componist, Thorkell Sigurbjörnsson (1938-2013), was zijn zoon. Het lied werd op verzoek van de liedboekredactie vertaald in Nederlands door René van Loenen.

Inhoud

In dit contemplatieve avondlied wordt niet teruggekeken op de mooie dag of met angst opgezien tegen de donkere nacht, maar de nacht wordt met vertrouwen verwelkomd: ‘Kom nacht en troost ons zacht’ (couplet 3).

Strofe 1

Met een eenvoudige, haast cliché-constatering wordt duidelijk dat het avond is: de zon daalt in de zee. De avond geeft rust. Het is een uitgelezen moment om ‘de goede God’ te prijzen. God is niet alleen de Schepper van de dag, maar Hij is het ook die de nacht geeft.
De afwisseling die er in de tijden is, is heilzaam voor de mens. Overdag heeft de mens een duidelijke taak, waar je van kunt genieten of waar je tegenop kunt zien, maar die in ieder geval energie kost. De nacht daarentegen is er voor de droom. Dan ‘hoeft’ er niets meer, maar gaat er een nieuwe wereld open: van dromen, plannen, fantasie en visioenen, van meditatie en gebed. Ook die wereld wordt door God gegeven.

Strofe 2

Toch is er ook wel een andere kant aan de nacht. Soms is de nacht verschrikkelijk en worden mensen wanhopig van het donker. Het donker van de nacht is evenzeer het donker van de dood. Daarom wordt er nu innig gebeden dat het geloof en de hoop niet zullen verdwijnen; in een mooie woordspeling: laat dagen in de nacht.
De reden waarom we dit durven vragen aan God, is de liefde die God zelf heeft voor zijn schepping, met nadruk herhaald: ‘U hebt uw schepping lief, / U hebt uw schepping innig lief’. Dat klinkt als: dan zult U er toch ook wel wat aan doen, aan onze wanhoop en onze dood?
In ‘geloof en hoop op U: U hebt uw schepping lief’ klinkt de drieslag geloof, hoop en liefde uit 1 Korintiërs 13 door.

Strofe 3

De eerste strofe was in de ik-vorm, nu gaat het over ‘ons’. Opmerkelijk is dat eerst hierbij de nacht zelf aangeroepen wordt om te komen. In de nacht brengt God troost en genezing. In een eenvoudig, maar aangrijpend gebed wordt God aangeroepen: ‘troost ons zacht’, ‘genees ons hart’, ‘leg uw hand op ons’. De wonden die je gedurende de dag hebt opgelopen, mogen nu weer worden geheeld: genezen, heel gemaakt.
Geheimzinnig als een IJslandse mistflard blijft daarbij het einde: ‘Heel, Vader, ook de diepste wond’. Wat doet er pijn? Wat doet er het meest pijn? Welke wond, welk trauma, welke schrammen blijf ik voelen? Wat is mijn diepste angst, mijn grootste pijn? In de avond mogen we het allemaal voor God neerleggen.

Vorm

Er is geen eindrijm, afgezien van de herhaling in de vierde en vijfde regel, maar het rijm wordt niet gemist. Wel is er alliteratie (strofe 1: ‘zon’ – ‘zee’, ‘goede God’) en klinkerrijm (strofe 2: ‘dood’ – ‘geloof’ – ‘hoop’; strofe 3: ‘ons’ – ‘wond’). De taal is toegankelijk en niet moeilijk, bijna alle woorden zijn eenlettergrepig. Toch voelt de tekst niet hard of kaal. Zeker in combinatie met de melodie wordt een bepaalde sfeer opgeroepen van vertrouwen: eenvoudige woorden en een eenvoudige overgave.
In het metrisch schema 6-6-6-6-8 springt de laatste regel eruit, in overeenstemming met de inhoud. De laatste regel geeft steeds een intensivering van de inhoud van de voorlaatste regel: ‘dag en nacht’ – ‘mijn taak bij dag, mijn droom bij nacht’ (1); ‘lief’ – ‘innig lief’ (2) en ‘elke wond’ – ‘ook de diepste wond’ (3).

Liturgische bruikbaarheid

Het lied kan gezongen worden in avonddiensten of avondgebeden. Als je het zingt, is het ook een mooie meditatieve afsluiting van bijvoorbeeld een kerkenraadsvergadering of een andere avond waarop veel gesproken is. Dan geeft het een bijzonder moment van verstilling. Ook voor het persoonlijke avondgebed leent het lied zich, zeker door de ik-vorm van het eerste couplet. Tevens kan het lied gebruikt worden in het pastoraat, zeker ook het gebed uit strofe 3.

Auteur: Kees Baggerman


Melodie

De opnamen van dit lied, te horen op deze website, geven een goed beeld van het karakter van deze melodie: heel ingetogen en gezongen in een zeer rustig tempo. Hier past geen uitbundigheid. De muziek is een fraaie verklanking van de tekst: een avondgebed waarin de mens troost zoekt in de stilte van de nacht.

Het melodisch materiaal van de IJslandse componist Thorkell Sigurbjörnsson (zoon van de dichter van dit lied, Sigurbjörn Einarsson) is uiterst eenvoudig. Elke regel is gebaseerd op hetzelfde ritme, waarbij steeds na een sprong de melodie voortgaat in secundeschreden. Elke regel begint op dezelfde toon (d’), maar het daaropvolgende interval verschilt per regel: een kleine sext (regel 1/3), een kleine terts (regel 2/4) en een kwart (regel 5). De eerste en de derde regel zijn gelijk, evenals de tweede en de vierde. Nog beter: ook de tweede regel is feitelijk afgeleid van de eerste: vanaf de tweede noot is het motief in regel 2 een kwart lager dan in regel 1.
In de tekst is de slotregel een uitbreiding of, zoals in de teksttoelichting staat, een intensivering van de vorige regel. Zo ook de melodie: de tertssprong waarmee regel 4 begint wordt in regel 5 een kwartsprong en na de achtste noten horen we een melodische uitbreiding en ritmische verbreding. De vorm van de melodie kan daardoor aangegeven worden met a-a’-a-a’-a”. Het is wonderlijk dat met zo weinig materiaal zo’n beeldrijke melodie is ontstaan.
Een tempo van MM = 64 ligt voor de hand om het karakter van het lied een goede dienst te bewijzen.

Auteur: Pieter Endedijk


Links

Klik hier voor een uitvoering van het lied in het IJslands door Schola Cantorum Reykjavicensis o.l.v. Hörður Áskelsson


Media

Uitvoerenden: Gelegenheidskoor o.l.v. Christiaan Winter; Wim Ruessink, orgel (opname: Studio Cor Brandenburg)