Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

25b - Houd mij in leven, wees Gij mijn redding


Antwoordpsalm
Vijftig psalmen

Tekst

De tekst is Psalm 25 uit Vijftig psalmen, een psalmvertaling van Huub Oosterhuis en Michel van der Plas in samenwerking met Pius Drijvers en Han Renckens. 
Voor meer informatie over deze psalmvertaling, zie Liedboek 72a.


Melodie

Ontstaan en verspreiding

Liedboek 25b, 25c en 25d horen bij elkaar. Ze vormen een serie van drie gezangen, die qua tekst en melodie een eenheid vormen. Het zijn eigenlijk drie delen van één compositie en daarom worden ze als één geheel beschreven.
De liturgische wind die eind jaren zestig van de vorige eeuw in de rooms-katholieke liturgie waaide, was die van de zogenoemde herbronning, waarin herijking van de liturgische vormen en genres op hun originele vormgeving werd nagestreefd. We zien dit bijvoorbeeld terug in de muzikale vorm van Liedboek 25d, een tussenzang-antwoordpsalm, waarbij de aandacht primair ligt op de voorzangverzen. Want in de klassieke liturgie is de psalmodie na de eerste lezing een belangrijk onderdeel van de verkondiging met een eigen voorganger, de psalmist, die naar voren treedt en vanaf het leesgestoelte een psalm voordraagt. Het refrein daarvan is kort en zo onbelangrijk dat het soms zelfs ontbreekt. Liedboek 19a is daarvan een voorbeeld. De genoemde openingszang en slotzang zijn zogenaamde processiegezangen, te zingen door de gemeente, waarbij het accent ligt op het refrein en de voorzang juist kort is.

Huijbers spreekt van ‘beurtzangen’ omdat hun vorm psalmodisch is, waarbij cantorij en gemeente beurtelings zingen. Liedboek 25b, 25c en 25d werden door de Amsterdamse Werkgroep voor Volkstaalliturgie in augustus 1966 uitgegeven als eerste cyclus van drie gezangen, waarvan de toonzetting bedoeld was als demonstratie van de zojuist genoemde herbronningstheorie. Van de eerste cyclus is 25c de openingszang, 25d de tussenzang-antwoordpsalm na de eerste lezing, en 25b de communie- of slotzang. Hun juiste vorm stond in het componeerproces voorop, niet hun melodie. Het ging meer om een soort master-voorbeeld van hoe psalmen voor de volkstaalliturgie zouden kunnen/moeten worden bewerkt. Dit verklaart de eenvoud en trage gang van de muziek. Om hun gemakkelijke zingbaarheid en klare vorm zijn ze voor de vorming van het Nederlandse rooms-katholieke liturgische repertoire van groot belang geworden, onder andere ook omdat ze elf jaar lang bijna zonder onderbreking in de adventstijd werden opgenomen in de ‘zondagse misboekjes’ van de Bron van Christelijke geest, een uitgave van Gooi & Sticht. Deze trits psalmen werd in veel andere uitgaven opgenomen, waaronder de Randstadbundel (1970, nrs. 101 t/m 103); Liturgische gezangen voor de viering van de eucharistie I (1972, nrs. 18 t/m 20); Gezangen voor Liturgie (1983, Psalm 25-I t/m 25-III) en het Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nrs. 219 t/m 221).

Relatie vorm en melodie

De onderlinge samenhang van de drie gezangen blijkt mede uit de ongeveer eendere melodie van hun refrein. Zie de twee delen daarvan bij 25c, zijn eerste regel in 25d en de tweede in 25b. Componist Bernard Huijbers had met deze op het eerste gezicht wat ingewikkelde verdeling een speciale bedoeling en sprak in de geest van de psalmodische herbronning over ‘troparion’ en ‘refrein’. De term ‘troparion’ doet denken aan de oude gregoriaanse praktijk om het lange melisme (noten zonder tekst) aan het eind van het voorzangvers van de cantor te troperen, dat wil zeggen van tekst te voorzien. Een troparion was het volledige refrein (zie 25c), het eigenlijke refrein bestond uit enkel de tweede helft van het troparion, dat tussen de voorzangverzen door ook apart kon worden gezongen. Een voorbeeld hiervan is na het eerste voorzangvers van 25b:

Houd mij in leven, wees Gij mijn redding
steeds weer zoeken mijn ogen naar U.

Omdat Gij zijt zoals Gij zijt
zie naar mij om en wees mij genadig
want op U wacht ik een leven lang.

Steeds weer zoeken mijn ogen naar U.

Zijt Gij het Heer, die komen zal…

Huijbers speelt enigszins met deze vorm. Zo wordt het derde voorzangvers van 25b melodisch afgesloten met de eerste regel van het troparion en zingen ‘allen’ alvorens het volledige troparion te herhalen eerst het refrein:

Steeds weer zoeken mijn ogen naar U.
Houd mij in leven, wees Gij mijn redding
steeds weer zoeken mijn ogen naar U.

In de gregoriaanse vormleer wordt deze manier van doen a-latere genoemd, ‘halverwege beginnen’. De componist stelt ook voor om voorafgaand aan het eerste voorzangvers en na het laatste eventueel de cantorij eerst het hele troparion te laten zingen met daarna door de gemeente aansluitend nog een keer het refrein. Deze uitvoeringswijze is in het Liedboek niet overgenomen.

In de tussenzang (Liedboek 25d) zingt de gemeente enkel de eerste regel van het troparion. Het ging in de herbronningtheorie bij de tussenzang (antwoordpsalm) zoals al opgemerkt om voorzang door de cantor-cantorij, met enkel summiere deelname door de gemeente. Geheel volgens dezelfde theorie heeft de communiezang/slotzang (Liedboek 25b) een liedkarakter. De viering loopt dan namelijk ten einde, er mag ontspannen worden.

Als Liedboek 368d staat de meerstemmige zetting van het troparion als gebedsacclamatie voor de veertigdagentijd. Om de schone taal (van Theodorus Lambooy) in Lieteboek 2013 vermeld ik nog graag de tekst van het troparion van 25b in het Fries: Hoedzje myn libben, wês Jo myn rêding.


Liturgische bruikbaarheid

Psalm 25 is vanouds liturgisch een psalm voor de adventstijd. De teksten van het gregoriaanse proprium (intredezang, graduale, enzovoort) van de eerste zondag zijn eraan ontleend.

Graduale Romanum (1974), blz. 15

Met name de introïtus (Ad te levavi animam meam – ‘Naar U gaat mijn verlangen’) geldt tevens als motto van het beginnende nieuwe liturgisch jaar: de gemeente zal opnieuw een jaarcyclus lang samenkomen om in aanbiddende lofprijzing haar hart tot de Heer te verheffen. Het lijkt erop dat de componist zich voor de melodie van het troparion geïnspireerd heeft op de beginregel van deze gregoriaanse introïtus. Zie in het bovenstaande muziekvoorbeeld de melodie boven ‘Ad te levavi’. De melodie van het voorzangvers van 25c en 25d is een (niet-gregoriaanse) psalmtoon. Die van 25b heeft zoals ook al opgemerkt een liedkarakter.

Auteur: Anton Vernooij


Media

Uitvoerenden: koor van de Amsterdamse Studentenekklesia en/of koor voor Nieuwe religieuze muziek

Video: Houd mij in leven, wees Gij mijn redding