Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

263 - Wees Gij mijn toevlucht in de komende nacht


Ierland
Tune: SLANE

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit gelegenheidslied schreef Wijnand Honing toen iemand in zijn omgeving een ernstig ongeluk overkwam. De vragen die dit gebeuren opriep, de vertwijfeling, de wanhoop en radeloosheid, verwoordde hij in een avondlied, dat daarna functioneerde in de vespers in de Grote Kerk te Wageningen. De dichter was van 1985 tot 1995 werkzaam als geestelijk verzorger van het Psychiatrisch Ziekenhuis te Wolfheze. Deze werkkring is ook van invloed geweest op het ontstaan van de tekst. Mensen die psychisch ziek zijn, zien vaak erg op tegen de nacht.
Het lied werd aangeboden aan de redactie van Zingend Geloven, die het een plaats gaf in deel 8 van deze serie (2004, nr. 23). Het werd ook opgenomen in Zangen van zoeken en zien (2015, nr. 273).

Aanpassing van de tekst

De liedtekst is ten opzichte van de weergave in Zingend Geloven 8 op enkele plaatsen gewijzigd. Dat gebeurde door de liedboekredactie met instemming van de auteur. Zo konden de melismen op de achtste noten in de melodie gerespecteerd worden en kregen enkele zinnen een soepeler verloop.

Zingend Geloven 8, nr. 23 Liedboek 263

1 Heer, wees mijn toevlucht in de komende nacht,
Gij de morgen, die ik ondanks alles verwacht.
Hoe kan ik gaan slapen, als Gij er niet zijt,
die mij van het donker en de wanhoop bevrijdt.

2 Wees Gij mijn wijsheid, de rust in mijn hart,
de bevrijding van wat mij ontstelt en verwart,
de hoop die mij bijblijft als alles verdwijnt,
vervaagt in het duister en de zon niet meer schijnt.

3 Gij zelf moet meegaan met uw lichtend gelaat,
als de gids, die mij voorgaat en nimmer verlaat.
De dag loopt ten einde, de nacht is nabij,
maar wees Gij mijn toekomst aan het duister voorbij.

1 Wees Gij mijn toevlucht de komende nacht,
de morgen die ik ondanks alles verwacht.
Hoe kan ik gaan slapen, als Gij er niet zijt,
die mij van het donker en wanhoop bevrijdt.

2 Wees Gij mijn wijsheid, de rust in mijn hart,
bevrijding van wat mij ontstelt en verwart,
de hoop die mij grond geeft als alles verdwijnt,
het duister me aangrijpt, de zon niet meer schijnt.

3 Gij zelf moet meegaan, uw lichtend gelaat,
een gids die mij voorgaat en nimmer verlaat.
De dag loopt ten einde, de nacht is nabij,
wees Gij nu mijn toekomst, het duister voorbij.

Inhoud

De tekst is geen vertaling van het bekende Ierse lied ‘Be thou my vision, o Lord of my heart’. De dichter gebruikte wel de melodie voor zijn tekst. ‘De wat melancholieke Ierse melodie leek mij geschikt voor een avondlied’ (mail van Wijnand Honig aan de compendiumredactie, 3 september 2014). Toch leunt de tekst wel op het origineel en de strekking daarvan. Allereerst is het Ierse lied ook een gebed om nabijheid bij dag en nacht: ‘be thou my best thought in the day and the night, / both weaking and sleeping, thy presence my light’ (strofe 1, regel 3-4). Daarnaast gebruikt de dichter hetzelfde archaïsche ‘Wees Gij’ als in het origineel (‘Be thou’), waar het in het merendeel van de regels voorkomt. Ten slotte begint in beide talen de tweede strofe met ‘Wees Gij mijn wijsheid…’ (‘Be thou my wisdom…’).

In dit avondlied is ‘de komende nacht’ niet een moment van rust, maar eerder dreigende onrust. Op die onrust ligt het accent al in de eerste strofe. Het ‘ondanks alles’ (1.2) speelt een centrale rol: er is veel gebeurd in de afgelopen dag, dagen of tijd, veel verwarring en ontsteltenis (2.2) schept angst voor slapeloosheid en onrust. Ondanks deze onrust verwacht de dichter een nieuwe morgen (1.2) als een moment van bevrijding (1.4). Maar de slaap kan alleen komen als God nabij is (1.3). Hij bidt om wijsheid, rust in het hart (2.1) en hoop (2.3) als het duister hem aangrijpt (2.4).
In de laatste strofe wordt God aangeroepen om reisgenoot te zijn in die duisternis. De eerste twee regels refereren sterk aan het verhaal waarin het volk Israël door de woestijn trekt en God hen voorgaat, overdag in een wolkkolom, ’s nachts in een vuurzuil (Exodus 13,21-22). God als een ‘lichtend gelaat’ (3.1) verwijst naar aäronitische zegen (Numeri 6,24-26). De eerste woorden van de eerste regel van strofe 3 doen denken aan het verhaal over Mozes die de opdracht krijgt met het volk verder te trekken. Als Mozes meer zekerheid wil, zegt de Heer: ‘Moet Ik dan zelf meegaan om je gerust te stellen?’ (Exodus 33,14).
De derde regel van deze strofe verwijst naar het verhaal van de Emmaüsgangers, waar zij tegen hun gast zeggen: ‘Blijf bij ons, want het is avond en de dag loopt ten einde’ (Lucas 24,29). Met deze regels verbreedt de dichter het gebed tot een algemener avondgebed.


Melodie

De melodie SLANE is van Ierse oorsprong en behoorde oorspronkelijk bij de ballad ‘With my love on the road’, afkomstig uit Old Irish Folk Music and Songs (1909, nr. 323), verzameld en gepubliceerd door Patrick W. Joyce (1827-1914, klik hier). In vergelijking met de huidige versie van de melodie beginnen de derde en de vierde regel niet met een kwartnoot als opmaat, maar een achtste noot. De melodie kreeg een kerkelijke status doordat deze gekoppeld werd aan de tekst ‘Be thou my vision, o Lord of my heart’. De tekst van dit lied gaat terug op twee manuscripten in de Library of the Royal Irish Academy in Dublin (‘Rop tú ma baile a Choimdhiu cride’) en dateert mogelijk uit de achtste eeuw. Mary E. Byrne (1880-1931) vertaalde de tekst in het Engels en Eleanor Hull (1860-1935) maakte de Engelse berijming. Die tekst werd voor het eerst gepubliceerd in 1915 en met de melodie SLANE werd deze opgenomen in de derde editie van Irish Church Hymnal (1919). Daarna kreeg het lied een plaats in vele Ierse, Engelse en Schotse hymnals.

Karakteristiek voor de Ierse volksmuziek is het gebruik van de pentatonische ladder es’-f’-g’-bes’-c”-es”. In de gangbare pentatonische toonladder ontbreekt de halve secunde als interval. In deze melodie wordt daar in de derde regel van afgeweken doordat driemaal de d” voorkomt, waarvan tweemaal als doorgangsnoot in een beweging van achtste noten (bes’-c”-c” -d”-es”-d”-c”-bes’…) en aan het einde als kwartnoot (… bes’-es’-d’-c’). Ook de toonherhalingen, in het bijzonder aan het einde van de melodie (es’-es’-es’), typeren de Ierse volksmuziek. De melodie heeft een uitzonderlijk grote ambitus van een undecime: bes-es”.
Het lied wordt in een rustig tempo gezongen: MM = 92 voor de kwartnoot.
In de uitgave van Patrick W. Joyce staat de melodie een hele toon hoger (F-groot pentatonisch).

De naam van de melodie is ontleend aan een heuvel in County Meath (Ierand), waar volgens de overlevering de Ierse heilige St. Patrick (vijfde eeuw) een paasvuur ontstak, dat een begin was van de verkondiging van het evangelie in Ierland.


Liturgische bruikbaarheid

Het lied is allereerst een avondlied, maar zal wellicht nog meer in het pastoraat een rol kunnen vervullen op momenten van zorgen en angst om de nacht in te gaan. In de christelijke traditie is de dag een beeld van het leven. De nacht is dan de naderende dood, de verwachte morgen de hoop waarnaar de mens uitkijkt. Bij een naderend levenseinde kan het lied klinken als een gebed om nabijheid.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Video: Live-opname vanuit de Martinikerk Groningen op 13 maart 2022; uitvoerenden: Rode Girls Choir o.l.v. Sonja de Vries; Sietze de Vries, orgel