Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

265 - Gij waakt en draagt


Een eerste kennismaking

Een lied uit de rubriek ‘Avond’, maar het is ook op andere momenten te lezen of te zingen. Misschien is het meer een lied voor persoonlijk gebruik dan voor de kerkdienst. Als je de woorden van de dominicaan Henk Jongerius langzaam en hardop leest, hoor je de werking van de klinkers. Elke strofe wordt gekenmerkt door één klinker: in de eerste strofe de ‘aa’; in de tweede strofe de ‘oe’; in de derde strofe de (korte) ‘a’ en in de vierde strofe weer de ‘oe’ om aan het eind tot de ‘aa’ terug te keren.
De tekst verwoordt het zoeken naar God en Gods zoeken naar de mens, Gods aanwezigheid in de mens. Dat krijgt gestalte in de werkwoorden in elke derde regel: God verdragen, God vermoeden, God vernemen en God horen.
De introverte tekst kreeg een even introverte melodie van Jan Raas, die veel melodieën schreef bij teksten van Jongerius. De componist gebruikt slechts vier verschillende tonen: g’-a’-bes’-c”. Er komen nauwelijks sprongen in voor en de melodie opent en sluit met tonen op gelijke hoogte. Het is een bijna spanningsloze melodie, die begeleid wordt met liggende akkoorden. Het lied vraagt om een meditatieve zangwijze.

Auteur: Pieter Endedijk


265 SC Ede.mp3


Tekst

Ontstaan en verspreiding

Henk Jongerius heeft heel wat van zijn liedteksten geschreven op bekende Engelse melodieën. Van de anderen die teksten van hem op muziek hebben gezet, is Jan Raas ongetwijfeld de koploper. Je zou hem met recht de huiscomponist van Jongerius kunnen noemen. Hun twee-eenheid heeft geresulteerd in 101 schriftliederen, die gebundeld zijn onder de titel Voor onderweg (Kampen 2005). Het lied ‘Gij waakt en draagt’ is in deze bundel te vinden als nr. 88. In Voor wie gedenken (2016) staat het lied op blz. 382.

Vorm en inhoud

Een kenmerk van de liedteksten van Jongerius is dat ze over het algemeen kort en kernachtig zijn in hun formuleringen. Breedsprakigheid is hem vreemd. ‘Gij waakt en draagt’ is daar wel een heel extreem voorbeeld van. Een zeer compacte tekst van vier, vierregelige strofen van vier en zes lettergrepen, met beginregels die telkens klinken als een staccato! En dat alles nog geaccentueerd door de jambische versvoet voor het geheel en elke strofe die gedomineerd wordt door een bepaalde klinker: de eerste strofe door de ‘aa’, de tweede en vierde door de ‘oe’ en de derde door de ‘a’.

Bekijken we het lied ‘Gij waakt en draagt’ wat nader, dan valt allereerst op, dat elke strofe begint met ‘Gij’. Als aanspreektitel, ook voor God, klinkt ons dat inmiddels heel vertrouwd in de oren. Niet verwonderlijk, dat ook Henk Jongerius dertig van zijn liedteksten met dat ‘Gij’ begint. In deze tekst volgt achter ‘Gij’ gelijk een werkwoordsvorm. Het is Gij, God, die waakt en draagt, die hoedt en behoedt en waakzaam blijft bij nacht en dag.

Als inspiratiebron voor zijn liedtekst verwijst Jongerius zelf naar de Psalmen 91 en 23. Zowel in beide psalmen als in het lied komt hetzelfde beeld naar voren van God als de Nabije, die om mensen begaan is. Wat Psalm 23 betreft zou je kunnen stellen, dat het herdersbeeld uit die psalm als een cantus firmus onder de tekst ligt. Die andere vertrouwenspsalm (Psalm 91) is meer expliciet herkenbaar. Niet alleen de algemene strekking, maar ook beelden en gebruikte uitdrukkingen uit de psalm (behoeden, roepen, schaduw, dag en nacht) vind je in deze liedtekst terug.
De aanwezige, zorgende, beschermende God, die in de eerste regel van de strofen op zijn kwaliteiten wordt aangesproken, blijkt ook een vragende God te zijn. Zo klinkt als vraag in de eerste strofe: ‘of ik verdragen kan uw schaduw (Psalm 91,1; Psalm 121,5) aan mijn zij’. Soortgelijke vragen worden ook in de twee volgende strofen gesteld. Ze zijn alle drie samen te vatten in die ene vraag: ‘Ben ik er wel aan toe, om me met zo’n God in te laten?’.

Alleen voor wie zich aan Hem gewonnen durft te geven, kan God een steun en toeverlaat zijn! Of zoals psalm 91, vers 14 het zegt:
Ik zal bevrijden wie mij liefheeft
en beschermen wie met mijn naam vertrouwd is.

Jongerius brengt het zo onder woorden:
wanneer ik horen wil
zal ik uw stem verstaan.

Liturgische bruikbaarheid

In het Liedboek is het lied ‘Gij waakt en draagt’ opgenomen in de rubriek ‘Avond’. Voor we de nacht in gaan, zingen we, aarzelend misschien, ons vertrouwen uit in God, die over ons waakt. Het begrip ‘avond’ kan ook staan voor ‘levensavond’. In de bovengenoemde bundel Voor onderweg plaatst Jongerius dit lied, samen met de nummers 87, 89, 90 en 91, onder het kopje ‘afscheid’. Hij noemt het liederen ‘die ons kunnen helpen ons vertrouwen, onze twijfel en onze hoop bij het afscheid van het aardse leven bewust te beleven’ (blz. 173).

Auteur: Gerard Kock


Melodie

De vier noten van de eerste regel van deze melodie van Jan Raas bepalen direct het karakter: uitsluitend het prieminterval wordt gebruikt. Gebeurt er dan niets in deze regel?
Hiermee komt optimaal het ingetogen karakter van de tekst tot klinken. Deze eerste vier noten (‘Gij waakt en draagt’) zijn echter wel steeds anders, elke noot vraagt iets meer intensiteit. Eigenlijk gaat de eerste regel in één adem over in de tweede regel. De componist maakt gebruik van het klinkerrijm in de tekst: ‘waakt’ – ‘draagt’ – ‘vraagt’ en vanzelf zing je naar het derde woord toe:
Ook in de overige strofen staan op dezelfde plaatsen woorden met klinkerrijm: ‘hoedt’ – ‘behoedt’ – ‘zoekt’ (2), ‘wacht’ – ‘nacht’ – ‘dag’ (3) en ‘zoekt’ – ‘noemt’ – ‘roept’ (4).
In het tweede gedeelte van de melodie gebeurt feitelijk niets anders dan een stijgend motief (g’-a’-bes’-c”) met een wisselnoot bes’ waarna hetzelfde motief in omgekeerde richting de melodie afsluit. Alleen wordt nu de a’ ontweken, maar met tweemaal het prieminterval komt de melodie tot volmaakte rust. Evenals de regels 1 en 2 moeten ook de regels 3 en 4 als een eenheid worden gezongen:
Toch valt nog iets op: steeds als de melodie de hoogste noot (c”) bereikt, staat in de tekst een werkwoord dat ook een kernwoord is: ‘verdragen’ (1), ‘vermoeden’ (2), ‘vernemen’ (3) en ‘horen’ (4).
Door de omvang van slechts een kwart (g’-c”), met alleen gebruikmaking van kwartnoten (met uitzondering van de laatste woorden van elke regel) en hoofdzakelijk een verloop in secundeschreden, heeft deze melodie een uitgesproken meditatief karakter. De componist spreekt eerder over een mantra (mail aan de compendiumredactie, 6 oktober 2014). ‘Het kan het beste worden gezongen in één enkele, rustig voortgaande beweging van halve noten, eventueel in wisselzang.’

De melodie vraagt om een begeleiding die ook in halven verloopt met liggende doorgangsnoten. Melodie en harmonie ziet de componist als één geheel. Hij schrijft: ‘Het lied komt dan ook uitsluitend tot zijn recht wanneer het met de oorspronkelijke begeleiding of koorzetting wordt uitgevoerd’ (zie koorbundel en begeleidingsuitgave bij het Liedboek). Maar de opname op deze website van het lied laat horen dat ook een andere begeleidingszetting in de stijl van het lied het karakter geen afbreuk doet (strofe 2).

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Schola van de Lutherse Gemeente Ede o.l.v. Annemarie van der Meij; Dick Troost, orgel