Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

279 - Met koning David zingen wij


Een eerste kennismaking

De titel van dit lied, ‘Intochtslied’, geeft de functie aan: een lied om te zingen bij het begin van de kerkdienst. Het is een lied dat goed met kinderen is te zingen.
Joke Ribbers schreef een morgenlied en liet zich inspireren door Psalm 108,1-7. Deze psalm draagt als opschrift: ‘Een lied, een psalm David’. Zo zingen wij met David mee ‘een psalm’ (strofe 1). Het is ‘een loflied’ voor God wiens trouw tot in de hemel reikt (Psalm 108,5; strofe 3) en die volken bevrijdt (Psalm 108,7; strofe 2). De dichteres wist zo met eenvoudige taal een bijbels en functioneel lied te schrijven.
Cees van Walsum schreef er een goed passende melodie bij. Oorspronkelijk waren de notenwaarden twee keer zo lang, maar voor het Liedboek is gekozen voor een tweekwartsmaat met een ritme in kwarten en achtsten, om zo de suggestie te wekken het lied niet te langzaam te zingen.

Auteur: Pieter Endedijk


Intochtslied

Joke Ribbers
Cees van Walsum

Tekst

Ontstaan

Dit lied is eerder opgenomen in de bundel met kinderliederen Zingen in de tijd, het derde deel van de driedelige serie Bij hoog en bij laag (1991, nr. 9). In dit deel zijn voornamelijk liederen te vinden die bestemd zijn voor de perioden door het jaar. De liederen zijn gerangschikt rond de gang van de eredienst.

Inhoud

In de oorspronkelijke uitgave in de bundel Bij hoog en bij laag heeft dit lied als opschrift: ‘Zie Psalm 108 vs 1-7, Willibrord-vertaling’. Aangezien het betreffende deeltje van Bij hoog en bij laag in 1991 uit is gekomen, heeft Joke Ribbers gebruik gemaakt van de Willibrordvertaling uit 1978. In deze uitgave is de psalmvertaling van Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde opgenomen. In deze psalm zingt de psalmist – in het opschrift is het toegeschreven aan koning David – de dageraad wakker tot Gods eer. Opvallend is dat de psalm in de ik-vorm geschreven is (het is het lied van de psalmist), maar dat dit lied van Ribbers in de wij-vorm staat. Dit is omdat wij, als zangers, uitgenodigd worden in te stemmen met het loflied.

Het lied is opgebouwd uit een inleiding, een kern en een conclusie. In de eerste strofe worden we uitgenodigd om samen met koning David een lied aan te heffen, waarmee wij de nieuwe morgen begroeten, en te danken dat God ons ook de afgelopen nacht niet vergeten is. In deze strofe zien we vooral de verzen 1-3 van de psalm goed terugkomen.

De tweede strofe geeft weer wie God voor ons kan zijn en waarom wij een loflied voor Hem mogen zingen: Hij heerst over de volken, is goed voor al wat leeft en bevrijdt zijn volk (‘zijn kinderen’). Deze strofe verwijst vooral naar de verzen 4 en 7.

De laatste strofe werkt toe naar een afsluiting en de climax. God wordt niet alleen toegezongen, maar ook geprezen. Gods trouw, die hemelhoog reikt, en zijn wereldwijde heerlijkheid, die te zien is in de prachtige luchten van de opkomende zon, zijn daar de directe aanleiding voor. In de tekst herkennen we dan de verzen 5 en 6 van Psalm 108.

De tekst van dit lied is op het eerste gezicht een typisch kinderlied. De taal is eenvoudig en helder, het rijmschema is overzichtelijk (A-B-C-C-B), waardoor het lied snel mee te zingen is voor (jonge) kinderen. De tekst volgt de taal van Psalm 108 vrij nauwkeurig, is beeldend en schildert het bekende beeld dat veel mensen hebben bij een mooie zonsopkomst. Het sluit aan op het gevoel dat veel mensen (groot en klein) hebben bij het zien van de kleurige luchten: dat Gods schepping Gods goedheid verkondigt.

In dit lied ontdekt men al zingende alle facetten van de eerste zeven verzen van Psalm 108. Daarnaast blijft het lied duidelijk in de sfeer van de psalm. Zo wordt heel duidelijk het opschrift ‘Bij het morgenrood. Een lied. Een psalm van David’ verwerkt in de eerste strofe: ‘Met koning David zingen wij / een psalm, een morgenlied’. Joke Ribbers behoudt ook de stijlfiguren uit de psalm, bijvoorbeeld de parallellismen uit vers 5 en 6 in de laatste strofe.

Liturgische toepassing

In de oorspronkelijke bundel Zingen in de tijd was dit lied opgenomen als intochtslied. De tekst biedt daar ook aanleiding toe door te verwijzen naar het morgenlied in de eerste strofe en het prijzende karakter in de laatste twee strofen. Uiteraard zou het lied, vanwege het eenvoudige en uitbundige karakter, ook een plek kunnen krijgen in de huisliturgie.
Het feit dat het lied naar de psalmen van David verwijst, geeft ook aanleiding om het lied te gebruiken tijdens de (basis)catechese, bijvoorbeeld als het over Psalmen of (kerk)muziek gaat.

Auteur: Irma Pijpers-Hoogendoorn


Melodie

In de uitgave waaruit de liedboekredactie dit lied overnam, het derde deeltje in de serie Bij hoog en bij laag (1990), was deze melodie genoteerd in halven en kwarten, waardoor het beeld ontstond van een Geneefse psalmmelodie. Door de notenwaarden te halveren wordt duidelijk wat het karakter is (zoals een van de leden van de redactionele werkgroep ‘Kinderliederen’ het omschreef): ‘een super ongecompliceerd loflied’!De afwisseling van achtste noten en kwartnoten in combinatie met de sprongen geeft een vrolijke melodie die in tweeën uiteenvalt: de regels 1 en 2 en de regels 3 tot en met 5. Het kost weinig moeite om elk van de twee delen in één adem te zingen. Elk melodiedeel toont een melodiecurve die globaal uit een stijgend en een dalend deel bestaat. De componist is erin geslaagd om de jambische tekst een afwisselend ritme mee te geven zodat op geen enkel moment monotonie ontstaat.
Tempo: MM = ±100 voor de kwartnoot.

Auteur: Pieter Endedijk