Sytze de Vries | ||
Bertram Luard Selby | ||
Tune: WHITSUN |
Tekst
In de Engelse kathedralen is het gebruikelijk dat het koor zingend binnenkomt. Een gebruik dat ook sinds jaar en dag overgenomen is door de Sweelinckcantorij van de Oude Kerk in Amsterdam. Nogal wat liederen die de afgelopen decennia daar werden geboren, ontstonden dan ook met dit doel. Zo ook dit lied, en uiteraard werd niet toevallig voor deze klassieke Engelse melodie gekozen. De melodie en de eenvoudige strofevorm (slechts twee regels, gevolgd door een kort refrein van één regel) nodigen als vanzelf uit tot het schrijven van nieuwe strofen. In de loop van de tijd zijn deze dan ook aan het lied toegevoegd, die in wisselende combinaties in diverse uitgaven te vinden zijn. De teksten zijn steeds zo gekozen, dat ze aansluiten bij de vragen en gedachten, waarmee wij doorgaans de kerk betreden: vanuit de condition humaine, van wat er met en rondom ons gebeurt, en van daaruit zoekend naar Gods aangezicht.
Ontstaan en verspreiding
De eerste tekstversie van dit lied vinden we in de Amsterdamse Katernen 5 (1990), blz. 2-4. Ook in de delen 7 (blz. 2) en 12 (blz. 8) komt het lied voor, in deel 7 de strofen voor Pasen (in een andere volgorde) en in deel 12 de strofen voor Advent. De tweede tekstversie treffen we aan in bundels vanaf Zingend Geloven 6 (1998, nr. 48). De tekst is op veel punten herzien. Deze versie wordt ook opgenomen in Tussentijds (2005, nr. 9), Zingt Jubilate (editie 2006) en Verzamelde Liederen (2007, nr. 49; een eigen uitgave van de Stichting De Vertaalslag). In A Festival of Lessons and Carols (2011, blz. 8) en Het liefste lied van overzee 1 (2012, nr. 52) worden naast de algemene eerste strofe alleen de drie adventsstrofen opgenomen. In Zingt Jubilate wordt de tekst in zes parten opgenomen, naar de perioden van het kerkelijk jaar. De strofen 4, 5 en 6 ontbreken. Als nr. 134 de strofen voor de adventstijd; als nr. 234 de strofen voor de kerst- en epifaniëntijd; als nr. 329 de strofen voor de veertigdagentijd; als nr. 449 de strofen voor de paastijd; als nr. 450 de strofen voor Pinksteren en als nr. 778 de strofen voor de tijd door het jaar. In Jij, mijn adem (2009, nr. 17), de uitgave met de verzamelde liederen van Sytze de Vries, een andere selectie dan de uitgave uit 2007, wordt de tekstversie uit Zingend Geloven etc. uitgebreid met enkele strofen voor de veertigdagen- en paastijd. Ook worden enkele strofen aangepast.
Na bestudering van de tekstversies in de genoemde verzamelbundels (2007 en 2009) kwam de redactie voor het Liedboek tot een voorstel de tekst tot tien uitgesproken sterke strofen te comprimeren: vijf met het refrein ‘Kyrie eleison’ (1-5) en vijf met het refrein ‘Amen. Halleluja!’(6-10). De dichter aanvaardde dit voorstel van harte.
Pieter Endedijk stelde een synopsis samen van alle strofen die in de verschillende versies zijn verschenen. In deze synopsis wordt uitgegaan van de strofen en strofenvolgorde in Jij, mijn adem.
Amsterdamse Katernen 5 |
Zingend Geloven |
Jij, mijn adem |
Liedboek |
|
|
DOOR HET JAAR |
|
1 Wij zoeken hier uw aangezicht. |
1 Wij zoeken hier uw aangezicht. |
1 Wij zoeken hier uw aangezicht. |
1 Wij zoeken hier uw aangezicht. |
3 De vragen huizen in ons hart. |
2 De vragen huizen in ons hart. |
2 De vragen huizen in ons hart. |
|
5 Ontvlam in ons en vuur ons aan! |
3 Ontvlam in ons en vuur ons aan! |
3 Ontvlam in ons en vuur ons aan! |
10 Ontvlam in ons en vuur ons aan! |
13 Begrens de eindeloze nacht |
4 Begrens de eindeloze nacht |
4 Begrens de eindeloze nacht |
|
15 Wanneer het donker ons verrast, |
5 Wanneer het donker ons verrast, |
5 Wanneer het donker ons verrast, |
2 Wanneer het donker ons verrast, |
11 Het lied van wie zijn voorgegaan |
6 Het lied van wie zijn voorgegaan |
6 Het lied van wie zijn voorgegaan |
9 Het lied van wie zijn voorgegaan |
6 Kleur met uw vrede onze tijd. |
|
|
|
7 Gij zult ons als een herder zijn, |
|
|
|
|
|
ADVENT |
|
8 Doorbreek de ban van ons gemis |
7 Doorbreek de ban van ons gemis |
7 Doorbreek de ban van ons gemis |
|
2 Gij roept ons met een nieuwe naam |
8 Gij roept ons met een nieuwe naam |
8 Gij roept ons met een nieuwe naam |
4 Gij roept ons met een nieuwe naam |
4 Verschijn ons als de dageraad, |
9 Verschijn ons als de dageraad, |
9 Verschijn ons als de dageraad, |
3 Verschijn ons als de dageraad, |
|
|
KERST EN EPIFANIE |
|
10 Geef ons uw Zoon als bron van licht, |
10 Toon ons uw Zoon als bron van licht, |
10 Toon ons uw Zoon als bron van licht, |
|
9 Dat ieder, die zich tot U wendt |
11 Dat ieder, die zich tot Hem wendt |
11 Dat ieder, die zich tot U wendt |
5 Dat ieder die zich tot U wendt |
17 Wij vragen vrede voor elkaar. |
12 Wij vragen vrede voor elkaar. |
12 Wij vragen vrede voor elkaar. |
|
|
|
TIJD VOOR PASEN |
|
12 Om alles wat U tegenspreekt. |
13 Om alles wat U tegenspreekt. |
13 Om alles wat U tegenspreekt. |
|
14 Uw Zoon heeft ons de weg gebaand. |
14 Uw Zoon heeft ons de weg gebaand, |
14 Uw Zoon heeft ons de weg gebaand. |
|
|
|
15 Laat ons het pad niet bijster zijn, |
|
|
|
16 Licht ons dan bij, wij volgen Hem |
|
16 Weerspreek de nacht die is gedaald |
|
|
|
|
|
PAASTIJD |
|
|
|
17 De zon straalt van uw aangezicht |
6 De zon straalt van uw aangezicht |
|
|
18 Uw woord, dat ooit de morgen riep |
|
18 Heer,doe ons nooit vergeefs verstaan: |
15 Gij hebt uw woord gestand gedaan |
19 Gij hebt uw woord gestand gedaan |
7 Gij hebt uw woord gestand gedaan: |
19 Houd ons bijeen rondom uw Zoon, |
|
|
|
20 En waar Hij ons is voorgegaan, |
16 Hij gaat ons voor, is ons vooruit. |
20 Hij gaat ons voor, is ons vooruit. |
8 Hij gaat ons voor, is ons vooruit. |
21 Doe onze dood voorgoed teniet. |
17 Doe onze nacht voorgoed te niet. |
21 Doe onze dood voorgoed teniet. |
|
|
|
PINKSTEREN |
|
22 Verbreek de kilte met uw Geest. |
18 Win onze harten voor uw Geest, |
22 Win onze harten voor uw Geest, |
|
23 Gij tekent ons met licht en vuur, |
19 En teken ons met licht en vuur, |
23 En teken ons met licht en vuur, |
|
24 Leg zelf het lied in onze mond, |
20 Als onze lofzang ooit verstomt |
24 Als onze lofzang ooit verstomt |
|
Ten opzichte van Jij, mijn adem zijn dus de volgende strofen voor het Liedboek geselecteerd en in deze volgorde: 1, 5, 9, 8, 11, 17, 19, 20, 6, 3. De aanvankelijk uitdrukkelijke ‘binding’ van de strofen aan een periode van het kerkelijk jaar is daarbij verlaten. Het lied is wel ingedeeld bij de rubriek Aanvang.
Deze ontwikkeling heeft met zich meegebracht dat de aanvankelijke functie van processielied bij verschillende kerkelijke feesten verloren is gegaan, maar gewonnen heeft aan andere mogelijkheden aan het begin van de liturgie of als responsie op een gebed.
Inhoud
De eerste vijf strofen zijn tot God gericht en hebben het karakter van een smeekbede, zoals tot uitdrukking komt in de slotregel Kyrie eleison!
Deze strofen verwoorden een indringend beroep op God om zich niet te verbergen, maar zich kenbaar te maken zoals de zon die het duister verdrijft en met zijn warme gloed het leven licht maakt.
In deze strofen zijn verschillende zinspelingen op de psalmen en de profeten te vinden: De motieven ontleent de dichter aan de taal van de psalmen zoals bijvoorbeeld Psalm 27,8 (strofe 1), Hosea 6,3 (strofe 3) en Jesaja 62,2 (strofe 4).
De strofen 6 tot en met 10 hebben een ander karakter, ze zijn meer gericht op instemming en lofprijzing: Amen. Halleluja! Ook deze strofen bevatten toespelingen op bijbelplaatsen, ditmaal uit het Nieuwe Testament: Openbaring 1,16 (strofe 6); Romeinen 6,3-4 (strofe 7); Marcus 16,7, 1 Korintiërs 15,20 en Kolossenzen 1,15 (strofe 8). Als de gemeente van Christus dit lied aanheft, doet zij dat weet hebbend van hen die al voorgegaan zijn en ‘het lied zingen van Gods dienaar Mozes en het lied van het lam’ (Openbaring 15,3; strofe 9).
Strofe 10 ten slotte vat het lied samen in een gebed tot en om de heilige Geest, de Trooster, die met de gemeente van Christus zal zijn en haar in alle waarheid zal leiden, zoals eens de vuurkolom vooropging aan het volk Israël op zijn reis naar beloofd land.
Dichtvorm
De dichtvorm is zeer regelmatig. De tien strofen bestaan alle uit drie regels. De eerste twee regels hebben elk acht lettergrepen waarvan de laatste lettergrepen of woorden op elkaar rijmen. De strofen 1 tot met 5 eindigen elk met Kyrie eleison, 6 tot en met 10 met Amen. Halleluja.
Ten slotte
Wat opvalt, zijn de beelden in met name het tweede deel van het lied.
Dergelijke concreetheid komt uiteraard vaker voor in liturgische teksten en kerkliederen.
Dat roept de vraag op naar de realiteit daarvan.
In het boek Denken over dichten van Theo de Boer en Peter Henk Steenhuis (Rotterdam 2011, blz. 129-136) wordt daaraan een beschouwing gewijd aan de hand van het gedicht ‘Aswoensdag III’ van T.S. Eliot (1888-1965). Theo de Boer vertelt dat toen zijn vader overleed diens laatste woorden waren: ‘Deze wereld is niet goed, maar er komt een betere’. Zijn gesprekspartner reageert dan met: ‘We zijn op weg naar het Nieuwe Jeruzalem’. De Boer gaat voor een antwoord daarop in op de woorden uit Matteüs 8 die nog altijd klinken in de katholieke eredienst bij het uitreiken van de communie: ‘Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spreek en ik zal gezond worden’. De officier en de ik-figuur uit het gedicht van Eliot beseffen dat zij op weg naar de bestemming geen oneindige inspanning moeten leveren, maar ‘dat zij iets anders nodig hebben’: het woord dat genade schenkt, het woord van het sacrament… ‘Het sacrament is een manier om het heil present te stellen. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de biecht. Na het uitspreken van de biecht is de vergeving een feit, (...) het is het woord dat nieuwe feiten schept. In den beginne was het Woord.’ ‘Dus na de communie is het Nieuwe Jeruzalem een feit?’ is dan de vraag. De Boer: ‘Om de woorden van de dichter Willem Barnard te gebruiken: het Nieuwe Jeruzalem is een gespeeld feit. In de liturgie doen we alsof de nieuwe wereld er al is. Dat is wat de schrijver Frans Kellendonk bedoelde met ‘oprecht veinzen’. Het is een spel en in dat spel staan het brood en de beker voor het Koninkrijk Gods. Je doet alsof het Koninkrijk er al is voor zolang het spel duurt. Daarna gaat het weer een tijd mis, en bij een volgende viering doe je weer opnieuw alsof.
Het sacrament ontlast ons. We kunnen maandag zonder drukkend schuldgevoel aan het werk, zoals de Romeinse officier waarschijnlijk gewoon zijn werk als bezetter is blijven uitoefenen. Maar anders, naar we mogen hopen.’
Liturgische bruikbaarheid
Het lied kan gezongen worden als processielied bij de intocht of dienen als drempelgebed of Kyrie.
Auteur: Jaap Doolaard
Melodie
Dit lied schreef Sytze de Vries voor de liturgische praktijk van de Oude Kerk in Amsterdam. De traditie in Engelse kathedralen, waar het koor zingend binnenkomt, werd daar overgenomen. De melodie van dit processielied trof de dichter aan in Hymns Ancient and Modern Revised (1950). Het laatste deel van deze liedbundel bestaat uit ‘Processional Hymns’. In die rubriek vinden we als nr. 613 een lied van Frances Ridley Havergal (1836-1879) voor Pinksteren: ‘O thee, o Comforter divine’. In het Liedboek staat één lied van haar hand: ‘Neem mijn leven, laat het Heer…’ (Liedboek 912).
Het pinksterlied van Havergal werd voor het eerst opgenomen in de tweede editie van Hymns Ancient and Modern uit 1875. Het oorspronkelijke lied van acht strofen werd voor de editie van 1950 ingekort tot vijf strofen. In de edities van 1983, 2000 en 2013 komt het lied niet meer voor. Ook in andere hedendaagse Engelse liedbundels treft men het lied niet meer aan. De melodie leeft dus alleen voort in Nederland! De Episcopal Church in de Verenigde Staten heeft de tekst van Havergal wel bewaard: in The Hymnal (1982) treffen we hem aan als nr. 514, maar daar op een melodie van David McKinley Williams (1887-1978).
De melodie van het lied zoals wij het kennen is van Bertrand Luard Selby (1853-1918). Hij was hoofd van de muziekredactie van de editie van Hymns Ancient and Modern uit 1904. Zijn melodie draagt de naam WHITSUN, maar eerder PENTECOST. Beide namen verwijzen naar het liturgisch gebruik van het lied: de woorden betekenen ‘Pinksteren’.
De muziekredactie van de uitgave uit 1904 was een voorstander van diatonische melodieën, dus zonder toevallige verhogingen en verlagingen als uiting van modulaties. In deze melodie worden alleen de laddereigen tonen van As-groot gebruikt.
De melodie heeft de omvang van een octaaf: es’-es”, en beweegt zich tussen deze dominanten nagenoeg uitsluitend in secundeschreden. Alleen in de tweede regel komt een kwartsprong (as’-des”) voor en in de derde regel een dalende tertssprong (es”-c”). De spanning in de melodie ontstaat doordat in elke regel de hoogste noot steeds één trede hoger ligt: in regel 1 een c”, in regel 2 een des” en in regel 3 een es”.
Een rustig, maar vloeiend tempo wordt aanbevolen: MM = 100 voor de kwartnoot (beluister de opname van dit lied op deze site).
Auteur: Pieter Endedijk
Media
Uitvoerenden: Collegium Vocale Zaandam o.l.v. Cor Brandenburg; Jan Hage, orgel (9 strofen; van de strofen die nu in het Liedboek staan zijn de strofen 1 (1), 2 (5), 9 (6), 4 (8) en 3 (9) hoorbaar) (bron: KRO-NCRV)
Video: Liedboek 281 door zangers van de Dorpskerk Eelde (strofen 1, 4 en 3; na strofe 1 de oorspronkelijke strofe 7), Vincent van Laar, orgel