Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

285 - Het licht is ons voorgegaan


Sytze de Vries
Christiaan Winter

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit lied is ontstaan in de praktijk van de Oudekerkgemeente te Amsterdam toen Sytze de Vries en Christiaan Winter daar werkzaam waren als predikant en kerkmusicus. Er was behoefte aan een kort lied voor op het moment dat de kinderen naar hun eigen ruimte gaan.
Het lied werd eerder opgenomen in Amsterdamse Katernen, deel 25 (z.j. [2000], blz. 18) en Zingend Geloven 7 (2000, nr. 84) en Jij mijn adem (2009, nr. 14).
Oorspronkelijk had het lied drie strofen. De oorspronkelijke tweede strofe luidde:

Wij volgen het licht en staan
er schouder aan schouder om heen.
Nu is geen mens meer alleen.
Hier zien wij elkander aan!

Deze strofe komt alleen in Amsterdamse Katernen voor en is al bij opname in Zingend Geloven 7 vervallen. Dat is terecht, de woorden van deze strofe zijn nauwelijks op de melodie te zingen (vooral regel 2 en 3) en het taalveld is anders dan in de overige twee strofen.

Inhoud

Als in de kerk de paaskaars brandt, teken van de tegenwoordigheid van Christus, wordt aan dat licht een kleiner licht ontstoken, dat de kinderen meedragen als zij naar hun eigen ruimte gaan voor kinderkerk of kindernevendienst. Het ontsteken van een aparte lantaarn wordt zo een ritueel waarvan dit lied een onderdeel is.
Het kind dat de lantaarn draagt, loopt dan voorop en deze lichtdrager geeft letterlijk gestalte aan het licht dat voorgaat (strofe 1, regel 1).
Het licht is wegwijzer en baken en verwijst naar de vuurkolom die voor het volk uitging in de woestijn (Exodus 13,21).
In de tweede strofe is het licht beeld van de zon, waaraan de betekenis wordt verbonden met Genesis 1,16-18: God schiep de zon om het duister te verdrijven.

Vorm

In de strofen rijmen alleen de eerste en vierde regel op elkaar. Daardoor ontstaat het effect dat de tweede, derde en vierde regel als één doorgaand geheel worden gehoord, wat door de melodie wordt ondersteund.

Liturgische bruikbaarheid

Het lied is geschreven en bestemd voor het moment dat de kinderen naar hun eigen ruimte gaan, maar kan ook goed gebruikt worden als aanvangslied, in het bijzonder in een dienst waarin veel aandacht is voor kinderen. Het lied kan het ontsteken van de altaar- of tafelkaarsen begeleiden, waardoor een ritueel moment ontstaat om de aanvang van de dienst te markeren.

Auteur: Pieter Endedijk


Melodie

De melodie van Christiaan Winter kent een eenvoudige, heldere opbouw, volgens het principe van de ‘elementaire bouwstenen’ van Bernard Huijbers, die op grond van de muziekgeschiedenis het gebruik van een klein aantal herkenbare motieven (elementen van slechts twee of drie noten) als basis zag voor een grotere, memoriseerbare melodische structuur. Het opmatige openingsmotief d’-g’ als opening van de drieklank van grondtoonsoort G-groot wordt in de tweede regel gevolgd door de terts en de kwint (b’-d”) en in de derde regel als transpositie hernomen (fis’-b’). Vervolgens is er de porrectus-figuur (een in het gregoriaans zo genoemde groep van drie noten: hoog-laag-hoog) in de eerste, tweede, vierde en zesde maat en in het slot van de melodie (g’-e’-g’). Het derde element is ten slotte de dalende toonladderfiguur: in de tweede regel van d” naar a’, in de derde regel van b’ naar e’ (zonder a’) en in de slotregel van de opmatige c” naar de porrectusfiguur g’-e’-g’.

De melodie, die gemaakt is om kinderen te begeleiden bij hun gang van kerk- naar kinderdienst, is gemaakt om op te lopen, in een 2/2 maat, en vraagt derhalve om een vlot tempo, alla breve.

Auteur: Cees-Willem van Vliet


Media

Uitvoerenden: Jeugdcantorij van de Domkerkgemeente Utrecht o.l.v. Remco de Graas; Christiaan de Vries, piano