Een eerste kennismaking
Zie voor een algemene toelichting over het drempelgebed het gelijknamige overzichtsartikel (klik hier).
Drempelgebed | ||
Vijftig psalmen | ||
Bernard Huijbers |
Tekst
De tekst is Psalm 124,8 en 103,13.17 uit Vijftig psalmen, een psalmvertaling van Huub Oosterhuis en Michel van der Plas in samenwerking met Pius Drijvers en Han Renckens.
Voor meer informatie over deze psalmvertaling, zie Liedboek 72a.
De Bijbelreferentie Psalm 103,17 is niet geheel conform de tekst in Vijftig psalmen, waar staat: ‘Maar duren zal de liefde van God, en Hij doet recht van geslacht op geslacht’. De zin ‘en tot in eeuwigheid duurt zijn trouw’ is ontleend aan Psalm 146,6, maar deze psalm is niet in vertaling opgenomen in Vijftig psalmen.
Melodie
Liedboek 291c is een gedeelte, namelijk het refrein, van de Beurtzang naar psalm 103 op tekst van een van de auteurs – Huub Oosterhuis (*1933) of Michel van der Plas (1927-2013) – van Vijftig Psalmen (1967) en melodie van Bernard Huijbers (1922-2003). Zie voor de volledige melodie van de beurtzang Psalm 103-I in Gezangen voor Liturgie. Deze beurtzang is onderdeel van een serie van drie, samen met ‘Barmhartige Heer, genadige God’ (Gezangen voor Liturgie Psalm 103-II; Liedboek 103d) en ‘Hoe is uw naam, waar zijt Gij te vinden’ (Gezangen voor Liturgie Psalm 103-III). Huijbers noemde deze in 1966 gepubliceerde trits gezangen een ‘cyclus’. Een cyclus is voor hem een drietal psalmen voor de eucharistieviering (openingszang – antwoordpsalm – slotzang) waarvan de vorm aangepast is aan hun functie binnen de viering. ‘Onze hulp is de naam van de Heer’ is het refrein van de openingszang, waarbij ook psalmverzen worden voorgezongen. Meer informatie over dit cyclische principe en over de betekenis daarvan voor de vormgeving van een gezang wordt gegeven bij de bespreking van Liedboek 25b.
De inzetnoot niet meegerekend beweegt de melodie zich binnen de beperkte omvang van een sext. De noot b’ is een soort psalmodische reciteertoon. Apart is de strak-ritmische basis van de melodie, wat deze zeer geschikt maakt voor begeleiding door een combo. Huijbers heeft deze compositie inderdaad gemaakt voor zijn eigen praktijk in de kapel van het Ignatiuscollege, een Amsterdams jezuïeteninternaat, waar hij de muzikale leiding had en veel gezangen door een combo liet begeleiden.
Wat zeker ook zal opvallen is de vorm. We zien binnen dit refrein voor- en nazang. Dat is de klassieke rolverdeling binnen de (gregoriaanse) introïtus, waarbij zowel de schola als de gemeente een gedeelte van de refrein-antifoon voor zijn rekening neemt. Het gedeelte voor schola en gemeente samen, het hele refrein dus, wordt troparion genoemd. Het eigenlijke refrein is alleen het korte gedeelte, gezongen door de gemeente – zie de laatste twee regels –, dat veelal na ieder psalmvers van de cantores klinkt, terwijl het gehele troparion enkel aan het begin en einde komt. Een en ander heeft bij Huijbers gevolgen voor de melodische indeling: hij maakte het gedeelte van ‘allen’ tegelijkertijd een melodisch refrein bij het voorzanggedeelte door daarvan de eerste en laatste regel te herhalen.
Auteur: Anton Vernooij
Media
Uitvoerenden: Collegium de Dunis o.l.v. Ignace Thevelein; Jos Bielen, orgel (fragment oorpsronkelijke opname)