Een eerste kennismaking
Zie voor een algemene toelichting over het drempelgebed het gelijknamige overzichtsartikel (klik hier).
Onderricht mij in uw woorden | |||
Drempelgebed | |||
Sytze de Vries | |||
Christiaan Winter |
Tekst
De tekst en melodie van deze combinatie van bemoediging en drempelgebed werd geschreven aan het einde van de twintigste eeuw en verscheen eerder in Amsterdamse Katernen 25 (z.j., blz. 15), Dichter en componist waren toen verbonden aan de Oude Kerk in Amsterdam en deze gemeente maakte in die tijd deel uit van het ‘Centrum voor Leren en Vieren’, een platform waar verschillende kerkelijke bloedgroepen elkaar zouden ontmoeten en inspireren. Een onderdeel daarvan was de ‘Commissie Tenach en Evangelie’, die tot opdracht had de verhouding tussen Kerk en Israël te bestuderen.
De tekst van het drempelgebed ontstond uit het verlangen om de joodse feestdagen ook in de kerk te laten resoneren. De woorden zijn gebaseerd op Psalm 119, een centrale psalm voor Simchat Thora, Vreugde der Wet. Daarmee heeft dit drempelgebed vooral het karakter gekregen van een eerbiedige toenadering tot God en ontbreekt het element van de schuldbelijdenis.De eerste twee regels van het drempelgebed zijn duidelijk terug te leiden tot Psalm 119,40:
Hoe verlang ik naar uw regels,
doe mij leven in uw gerechtigheid.
De woorden van het refrein (‘Laat uw woorden in ons branden…’) zijn ontleend aan een eerder geschreven acclamatie bij lezingen of gebeden. Deze acclamatie werd gepubliceerd in Amsterdamse Katernen 15 (1995, blz. 57) en vervolgens ook in Zingend Geloven 6 (1998, nr. 96) en Zingt Jubilate (editie 2006, nr. 7c). Het eerste woord was daarbij ‘Dat’.
Het eerste psalmvers (‘Dat uw goedheid…’) is een parafrase van Psalm 119,41-42:
Laat mij, Heer, uw trouw ervaren,
red mij zoals U hebt beloofd.
Dan kan ik antwoorden wie mij bespot,
want ik vertrouw op uw woord.
Het tweede psalmvers (‘Blijf gedenken…’) is duidelijk geïnspireerd door Psalm 119,49-50:
Denk aan het woord, tot uw dienaar gesproken,
waarmee U mij hoop hebt gegeven.
Dit is de troost in mijn ellende:
dat uw belofte mij doet leven.
Melodie
De bemoediging wordt gezongen op een eenvoudige reciteertoon. Daarbij valt de opening op: het woord ‘Onze’ wordt gezongen op de terts bes’-g’. Daarmee komt het accent in het eerste deel van de bemoediging niet op ‘hulp’, maar op ‘onze’ te liggen. Een overaccentuering van ‘ónze’ moet echter worden voorkomen.Het meest opvallend aan de toonzetting van drempelgebed is het gebruik van twee toonsoorten: g-klein voor de psalmverzen, D-groot voor het refrein. De componist schreef daarover: ‘De soms wat ongemakkelijke verhouding tussen Kerk en Israël is gesymboliseerd in het afwisselend gebruik van twee toonsoorten: g-mineur (of aeolisch) en D-majeur’ (mail aan de compendiumredactie, 9 november 2014).
De psalmverzen zijn gebaseerd op een melodie die voornamelijk uit secundes en tertsen bestaat. Het eerste psalmvers exposeert het eerste basismotief van twee secundes en een dalende terts (g’-a-bes’-g’) dat daarna getransponeerd wordt en aan het einde (bij de woorden ‘op uw wegen’) worden de secundes vergroot tot tertsen en de dalende terts tot een dalende kwart:Het tweede en derde vers zijn melodisch gelijk. Ten opzichte van het eerste vers zijn deze twee langer. De melodie van het eerste vers wordt in het midden onderbroken en daar worden nieuwe motieven ingevoegd:
De tekst van het refrein is ouder dan die van de psalmverzen (zie boven) en toen bedoeld als acclamatie bij lezingen of gebeden, waarvoor Willem Vogel de melodie schreef:
De notatie van het refrein in D-groot beschouwde Christiaan Winter als een eerbetoon aan Willem Vogel. Niet alleen de toonsoort komt overeen, ook melodische motieven zijn ontleend aan de eerdere compositie. Als de melodieën onder elkaar worden getoond, zijn die overeenkomsten zichtbaar in ritme en melodiecurve:
Voor het melodisch motief van het afsluitende ‘Amen’ liet de componist zich door het gregoriaans inspireren, naar zijn zeggen een verwijzing naar de uitspraak van Dietrich Bonhoeffer: ‘Alleen wie voor de joden opkomt, mag gregoriaans zingen’.
Liturgische bruikbaarheid
Dit liturgisch gezang is duidelijk bedoeld als drempelgebed, maar de woorden daarvan maken het ook zeer geschikt als openingsvers voor de eenvoudige orde van de ‘Samenkomst van een huisgemeente’, zie Dienstboek I, blz. 203-205, waarin na dit gebed meteen de lezing(en) van de Schrift volgt (volgen). Dit drempelgebed heeft dan ook het karakter van een ‘Gebed bij de opening van de Schrift’.
Auteur: Pieter Endedijk