Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

299g - Kyrie eleison - Gij in uw licht, vrede op aarde (Ordinarium ‘Op de berg’)


Een eerste kennismaking



Het ordinarium in het Liedboek
Andries Govaart
Christiaan Winter

Tekst

Liedboek 299g is een onderdeel van het ordinarium ‘Op de berg’. De andere delen van dit ordinarium zijn Liedboek 339d, 401, 404g, 407c, 408g en 429aZie voor meer informatie het overzichtsartikel Het ordinarium in het Liedboek.

Ontstaan en verspreiding

Het ordinarium ‘Op de berg’ werd in 2009 geschreven in opdracht van de toenmalige Stichting Cantorij Bergkerk door Andries Govaart en Christiaan Winter. Predikant Jan van Baardwijk en cantor-organist Christa Hijink waren op zoek naar een hertaling van de klassieke ordinariumtekst, niet alleen ‘voor de afwisseling’, maar ook om de oude teksten vervolgens weer opnieuw te leren verstaan. De opdracht was om tot een nieuwe tekst en toonzetting te komen, niet alleen voor Kyrie, Gloria, Sanctus/Benedictus en Agnus Dei, maar ook voor het toenaderingsgebed, acclamaties na het evangelie en de instellingswoorden, voorbede, de aanhef van het tafelgebed en de slotzegen. Criteria bij het verstrekken van de opdracht waren een beeldende en toegankelijke taal, tekstuele en muzikale eenheid (zodat de ordinariumdelen daadwerkelijk als ‘pijlers’ binnen het bouwwerk van de eredienst kunnen fungeren), de mogelijkheid om het ordinarium zowel in wisselzang tussen (kinder)koor en gemeente alsook in zijn geheel door de gemeente te kunnen zingen, een hymnisch karakter met na verloop van tijd memoriseerbare melodieën in een ‘gematigd modern’ klankidioom. Het ordinarium ging met Pinksteren 2009 in de Amersfoortse Bergkerk in première en werd in 2013 – op de toenaderingsgebeden, de Kyrielitanie, de voorbede en de doxologie na – opgenomen in het Liedboek. De volledige versie is opgenomen in Andries Govaart, De weg die je goeddoet (2022), nrs. 37 tot en met 48.

Inhoud

Andries Govaart schrijft in een persoonlijke toelichting bij dit ordinarium: ‘Het is bijna aanmatigend om nieuwe woorden te gaan zoeken voor deze klassieke onderdelen van de eucharistie. Maar je kunt ook zeggen: deze onderdelen zijn niet als één geheel uit de hemel neergedaald. Ze zijn gegroeid in de loop van de eeuwen en hebben hun verklankingen gekregen. (…) Vandaar dat ik me én verdiept heb in de totstandkoming van het ordinarium en in de structuur van deze diverse onderdelen én steeds weer heb gezocht naar de Bijbelse wortels van de diverse onderdelen’ (mail aan de compendiumredactie 26 maart 2015).

Liedboek 299g – Kyrie en Gloria

Na het klassieke, driedelige Kyrie-Christe-Kyrie – Govaart schreef hier ook een aantal litanieën bij voor de verschillende tijden van het jaar, die niet in het Liedboek zijn opgenomen – volgt de hertaalde gloriahymne in een eveneens driedelige structuur. Allereerst is er de aanhef: ‘Gij in uw licht, vrede op aarde; / in mensen van vrede krijgt Gij een gezicht.’ Het is een duidelijke hertaling van dezelfde koppeling tussen hemel en aarde waarmee ook het klassieke Gloria, ontleend aan de engelenzang, begint: ‘Ere zij God in den hoge en vrede op aarde voor mensen van zijn welbehagen’. Deze openingszin vormt meteen ook het slot van deze tekst, waar het – als lofprijzing – letterlijk wordt hernomen.

Daar tussenin volgen achtereenvolgens:
- een hertaling van de lofprijzing: de klassieke opsomming ‘Wij loven U, wij aanbidden U, wij vereren U, wij zegenen U, wij zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid’ is bij Govaart beknopter, maar niet minder uitbundig en meer lijfelijk van karakter: ‘Wij lachen en dansen en zingen U groot / en gooien handenvol dank omhoog’.
- een ‘trinitarisch centrum’ dat het meer op Christus geconcentreerde midden van de klassieke tekst vervangt. Govaart werkt drie aanroepingen voor Vader, Zoon en Geest uit:
    * ‘scheppend woord’, waarin de uit de beeldende kunsten bekende ‘hand uit de hemel’ wordt verwerkt;
    * ‘verlossend woord’: Christus als helper, verzoener en ‘zon van gerechtigheid’, en
    * ‘woord dat wegwijst’: de Geest als wolk, vuur, taal, ziel en adem.
- één samenvattende smeekbede: ‘Sta voor ons in, maak ons los’, die via het vervolg ‘en wij zingen U groot’ terugleidt naar de herhaling van de openingstekst die als een belijdenis klinkt: ‘Gij in uw licht!’. Het klassieke Gloria kent drie smeekbeden (ontferm u over ons; aanvaard ons gebed; ontferm u over ons) en eindigt met de trinitarische doxologie (Want Gij alleen zijt heilig…).

Liedboek 339d – Acclamatie na de lezingen

De acclamatie na de lezingen bezingt het gehoorde woord met Bijbelse beelden: ‘vaste grond’, ‘vergezicht’ en ‘weg’. Govaart schrijft hierover: ‘De weg is de verbinding tussen de grond, de plaats waar we nu zijn en de toekomst, het vergezicht waar we naar toe willen, waartoe we geroepen zijn.’ Een ‘alleluja’ (naast het Kyrie de enige andere ‘klassieke’ liturgische tekst) omsluit het geheel, waardoor de acclamatie in de veertigdagentijd (waarin het ‘alleluja’ net als het ‘gloria’ vervalt) niet te gebruiken is.

Liedboek 401 – Beurtspraak tafelgebed

De aanhef van het tafelgebed is een driedelige dialoog waarmee de toon voor de lofprijzing wordt gezet en gemeente en haar voorganger hun gezamenlijkheid accentueren. De originele tekst luidt in vertaling (voor een toonzetting, zie Liedboek 270e):

voorganger: De Heer zal bij u zijn.
allen: De Heer zal u bewaren.
voorganger: Verhef uw harten.
allen: Wij zijn met ons hart bij de Heer.
voorganger: Laten wij danken de Heer onze God.
allen: Hij is onze dankbaarheid waardig.

De wederzijdse groet, die doorgaans in de toekomende tijd staat geplaatst, staat bij Govaart in de tegenwoordige tijd, als een bevestiging of belijdenis en is een doorgaande zin geworden: ‘De Eeuwige leeft en waakt over ons’.
De oproep om de harten te verheffen (sursum corda) verwerkte Govaart zowel in een lichamelijke oproep: ‘wij richten ons op’ (een opstandingshouding), als in een spirituele: ‘en zien uit naar God’.
De derde tweespraak is bij Govaart ook één doorlopende zin geworden als aanhef van de prefatie die zal volgen: ‘Dank aan de Eeuwige, / met hart en ziel: dank.’

Liedboek 404g – Heilig

Op het driemaal ‘heilig’ volgt in de klassieke tekst de bepaling van de aangesprokene: ‘de Heer, de God van de machten’. Govaart dichtte hier: ‘de naam die gaat over heel de schepping’. De betekenis is tweeledig: het gaat over degene die het voor het zeggen heeft, maar ook om degene die ‘steeds opnieuw overal aanwezig is’. Net als in het Gloria wordt ook in het Sanctus de verbondenheid van hemel en aarde benoemd, die de viering van de liturgie kenmerkt: ‘Hemel en aarde zijn vol van uw heerlijkheid’ is bij Govaart de meest klassiek gebleven zin: ‘Hemel en aarde een en al lof’.
De zo vanzelfsprekende klassieke bewoording ‘Hosanna in den hoge’ is feitelijk een wat bevreemdende zin die een opmerkelijke dubbelheid bevat: de feestelijk klinkende uitroeping ‘Hosanna’ betekent naar het oorspronkelijke Hebreeuws immers: ‘help toch!’ of ‘behoed toch!’. Govaart heeft deze dubbelheid meegenomen in zijn ‘Helper en hoogste’, wijzend op het aardse (horizontale) en hemelse (verticale) karakter van Jezus’ dienstwerk. De tekst van het Benedictus is hier direct aan vast geschreven, niet als een uitroep (‘Gezegend die daar komt in de naam van de Heer’), maar als een bede: ‘kom in ons midden, / wees ons tot zegen, kom in Gods naam’.

Liedboek 407c – Acclamatie bij de instellingswoorden

De acclamatie op de instellingswoorden vindt zijn oorsprong in oude oosterse liturgieën en heeft sinds de liturgievernieuwing van Vaticanum II en de oecumenische betrekkingen daarna haar vaste plaats in het tafelgebed als een verkondiging van het ‘geheimenis des geloofs’ (mysterium fidei) door heel de gemeente. In de tekst worden de dood, de opstanding en de wederkomst van Christus met elkaar verbonden, eventueel gevolgd door de bede maranatha (‘kom, Heer!’, 1 Korintiërs 16,22). Govaart hertaalde dit korte en krachtige belijden van de gemeente in twee beschrijvende zinnen: ‘De Leidsman ten leven is ondergegaan’ en ‘de Eeuwige heeft Hem op doen staan’. Met ‘Wij wachten en weten: de Levende komt’ positioneert de gemeente zich tussen het ‘reeds’ en ‘nog niet’.

Liedboek 408g – Lam Gods

Het Lam Gods (Agnus Dei) is het gezang dat het breken van het brood begeleidt, en wel zolang als dat breken duurt. Govaart was getroffen door de tegenstelling tussen enerzijds wat over het paaslam wordt gezegd in Exodus 12,5, namelijk dat het een dier moet zijn ‘zonder gebrek’, en de psalmtekst over Jezus aan het kruis ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden’ (Johannes 19,36) en anderzijds juist het breken van het brood, het gebroken worden van zijn lichaam, dat ons vrede brengt. Daarom bewerkte Govaart de klassieke tekst van het ‘Lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt’ (ontleend aan Johannes 1,29, maar eveneens herinnerend aan de zondebok die de woestijn wordt ingestuurd [Leviticus 16,21]) als: ‘Die zich breken laat, / onze schulden draagt, / doe ons proeven van uw vrede’.

Liedboek 429a – Zegen

De zegen wordt ingeleid door drie korte zinnen die achtereenvolgens wijzen naar de opstanding: ‘De Levende richt zich op’ (vergelijk de aanhef in het tafelgebed: ‘wij richten ons op’), het leven van Jezus die ons voorgaat op de weg (vergelijk de acclamatie na de lezingen: ‘een weg te gaan’) en naar de zending van de gemeente in de wereld: ‘zendt ons uit tot vrede’. De eigenlijke zegenspreuk is het eerste vers uit Psalm 67: ‘God zij ons genadig en zegene ons / en doe zijn aanschijn over ons lichten’. De gemeente antwoordt met ‘Amen.’


Melodie

De toonzetting van Christiaan Winter, in het gevraagde idioom dat ‘toegankelijk én anders’ moest zijn, lijkt, door de vele voortekens en maatwisselingen, wellicht ingewikkeld, maar bestaat feitelijk slechts uit een beperkt aantal heldere bouwstenen, die zodanig worden ingezet dat er zowel een verrassend muzikaal exposé als een compositorische eenheid in het geheel van de dienst ontstaat. In de bespreking van de afzonderlijke delen hieronder komen de zes gebruikte motieven in volgorde van opkomst aan bod.

Liedboek 299g – Kyrie en Gloria

Het motief van het Kyrie ontleende Winter aan het openingsmotief van het Kyrie uit de dertiende gregoriaanse mis, die de naam ‘Stelliferi conditor orbis’ (grondlegger van de sterrenwereld) draagt, een knipoog naar de tekstaanhef ‘Gij in uw licht’.

Motief A:
Kyrie uit de XIIIe gregoriaanse mis:
Winter begeeft zich daarmee in goed gezelschap, want ook Ignace de Sutter baseerde een deel van zijn ordinarium (Liedboek 299b) – het Sanctus – op het Sanctus uit deze dertiende mis. De drie aanroepen Kyrie – Christe – Kyrie verschijnen achtereenvolgens op de grondtoon e’, een kwart hoger op a’ en wederom op de grondtoon e’. Een behulpzame, secundegewijs bewegende, orgelbegeleiding leidt de zangers door de verschillende transposities (zie de Begeleidingsbundel). Hoewel de voortekening ontbreekt, is de toonsoort e-klein.

De inzet van het Gloria (‘Gij in uw licht, vrede op aarde’) bedient zich tweemaal van de kop van motief A (getransformeerd: b’-b’-a’-b’). De tekst ‘in mensen van vrede krijgt Gij een gezicht’ wordt gedragen door het tweede motief (B) dat bestaat uit een dalende kwint (b’-e’) en een secundegewijs opgevulde terts (e’-fis’-g’). Dat motief wordt meteen getransponeerd hernomen, vanaf de bereikte terts (tertsmodulatie), een harmonisch procedé dat Winter in deze ordinariumzetting veelvuldig gebruikt, maar ook in andere van zijn composities voorkomt.

Motief B:
De tekst ‘Wij lachen en dansen en zingen U groot’ herbergt het derde motief (C), het enkele malen herhaalde a’-g’-e’, dat in de staart (‘en gooien handenvol dank omhoog’) wordt uitgebreid tot een pentatonisch opgevuld octaaf (d’-e’-g’-a’-b’-d”).

Motief C:
De aanroepingen ‘scheppend woord’, ‘verlossend woord’ en ‘woord dat wegwijst’ hebben alleen weer motief A (de eerste twee keer op g’, de derde keer een toon hoger op a’). De daaropvolgende regels hebben telkens een nieuw, lydisch motief (D), eerst als c’-e’-fis’-g’, dan via tertsmodulatie als es’-g’-a’-bes’, besloten met een tertsenafdaling als slot (c”-g’-f’-d’).

Motief D:
Dit motief komt de derde keer (vanaf ‘wolk en vuur…’) uiteraard ook een toon hoger terug, de ‘adem op de lange duur’ wordt geïllustreerd door langgerekte slotnoten die de volgende sectie inleiden: de bede ‘Sta voor ons in, maak ons los / en wij zingen U groot’. Deze tekst is gezet op de kreeftgang van C (e’-g’-a’), eindigend op de dominant b’. Dan volgt een reprise van de beginregels (A en B), maar nu in majeur, de afsluiting (cis’-e-‘gis’-b’) is de omkering van het slot van D.

Liedboek 339d – Acclamatie na de lezingen

De acclamatie had aanvankelijk een andere toonzetting, maar werd op verzoek van de liedboekredactie nieuw gemaakt met gebruikmaking van achtereenvolgens de motieven A, B en C, afgesloten met dezelfde tertsenstapeling als waar ook het Gloria mee eindigt (omkering van D).

Liedboek 401 – Beurtspraak tafelgebed

De toonzetting van de beurtspraak voor het tafelgebed volgt precies hetzelfde procedé als die van de acclamatie na de lezingen (Liedboek 339d): de eerste tweespraak is geschreven op motief A, de tweede met motief B en de derde met D.

Liedboek 404g – Heilig

Het openingsmotief van het ‘Heilig’ is de lydische kop van motief D, nu vanaf g’ (dat hier duidelijk als tooncentrum fungeert): g’-b’-cis”-d”. In de orgelbegeleiding gaan enkele op hetzelfde motief gebaseerde akkoorden vooraf, die gespeeld kunnen worden tijdens het slot van de prefatie dat het ‘Heilig’ inleidt (‘Daarom, met alle…’), zodat de gemeente meteen kan inzetten met de lofzang.
De tweede regel (‘de naam die gaat over heel de schepping’) is geschreven met motief C en brengt daarmee onwillekeurig de tekst ‘en gooien handenvol dank omhoog’ in herinnering. Ze culmineert in de topnoot e” dat de zinsnede ‘hemel en aarde een en al lof’ op krachtige wijze in het licht zet: het herhaalde dalende motief volgt de pentatonische ladder, met weglating van de noot a’ (omkering van motief C). ‘Helper en hoogste’ is weer het gregoriaanse motief A. Daarna volgt weer het lydische motief B, maar nu sluit de staart niet af op een d’ maar op het tooncentrum g’.

Liedboek 407c – Acclamatie bij de instellingswoorden

Deze toonzetting bereidt als het ware het Lam Gods al voor. Een nieuw motief, bestaande uit een gebroken drieklank (e’-b-g’), met een kenmerkende kleine sextsprong, gevolgd door de Seufzer-figuur (g’-fis’-fis’) – tezamen motief E – verklanken het gebroken worden en ondergaan van de ‘Leidsman ten leven’. Winter spreekt van ‘een toonzetting tussen hoop en vrees’. De ‘hand uit de hemel’ die de opstanding bewerkt (zo lijkt het althans) wordt getoonzet met behulp van een dalende ladder vanaf d”: d”-c”-b’-a’-g’-e’ (motief F). De derde regel, ‘wij wachten en weten’ heeft weer de Seufzer-figuren van motief E, de slotwending refereert aan motief D.

Motieven E (1e regel) en F (2e regel):

408g – Lam Gods

Het Lam Gods is geschreven met de gebruikmaking van bovenstaande motieven E en F. De regel ‘Die zich breken laat, onze schulden draagt’ heeft de stijgende sext gevolgd door de Seufzer-figuren, ditmaal in een binair ritme. ‘Doe ons proeven van uw vrede’ is getoonzet met motief F, met g’-e’ als langgerekte slotnoten. De laatste keer klinkt op die slotnoot e’ een cis-klein akkoord, als een ultieme tertsenstapeling, wat een bijzonder openend effect heeft: een verwachtingsvolle vrede wordt als het ware reeds verklankt.
Het Lam Gods is geschreven om in canon te zingen. In het Liedboek is de melodie drie keer achter elkaar opgeschreven, de tweede groep begint bij het omcirkelde cijfer 2 en moet de voorlaatste regel weglaten, zodat de slotregel ‘doe ons proeven uw vrede’ met het bovengenoemde slotakkoord eenstemmig klinkt. De bedoeling van dichter en componist was evenwel dat het gezang daadwerkelijk zou klinken ‘zolang het brood wordt gebroken’. Christiaan Winter schrijft hierover: ‘Weinig brood: tweemaal; veel brood: 27 maal’. Waar avondmaal lopend wordt gevierd zal dat laatste scenario in de meeste gemeentes behoorlijk utopisch zijn, maar waar het avondmaal in een kring wordt gevierd en mensen voor elkaar het brood breken, zou het ‘Lam Gods’ – waarvan de tempo-aanwijzing in de originele partituur ‘ad agio’ luidt – wellicht uitstekend gedurende de hele communie kunnen duren.’
Gewezen zij ten slotte nog op de originele begeleidingspartij die in de begeleidingsuitgave is opgenomen. Zonder de specifieke harmonisatie van Winter, die als één geheel met de melodie is bedacht, kan dit ordinarium niet uitgevoerd worden. Wie de harmonisatie volgt, zal dan ook de harmonische verbindingen, zoals die tussen het Kyrie en Agnus Dei, opmerken. De samenklank d’-dis’ die in het slot van het Kyrie als gevolg van de afzonderlijke stemvoeringen wordt bereikt, keert terug in het Lam Gods waar het extra expressie geeft aan de worden ‘breken laat’ en ‘schulden draagt’.

Liedboek 429a – Zegen

De wegzending is geschreven op het lydische motief D (vanaf c’). De zegenwoorden zelf zijn als een reciet geschreven op motief A, eerst op g’, dan een kwart hoger op c”. Het ‘Amen’ van de gemeente wordt gevormd door motief B (de dalende kwint met secundegewijs opgevulde terts) vanaf c” wat wordt vastgekoppeld aan het tertsenstapelingsmotief (slot van D). Dan komen we in de woorden van Winter uit op de ‘allerbasaalste samenklank: C-majeur: En zo kwam alles nog goed.’

Auteur: Cees-Willem van Vliet