Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

30 - Dank, Heer, Gij hebt het niet gedoogd


Klaas Heeroma
Genève 1551

Tekst

De berijmingen uit het Geneefse Psalter worden niet afzonderlijk toegelicht.

Zie voor meer informatie het overzichtsartikel Het Geneefse Psalter.


Melodie

Loys Bourgeois (±1510-±1560), cantor van de gereformeerde kerk in Genéve in de periode 1545-1553, componeerde deze melodie bij de berijming die Théodore de Bèze (1519-1605) van Psalm 30 maakte, en publiceerde haar in 1551 in Octante trois pseaumes. Behalve bij de psalmen 30 en 76 werd de melodie in de uitgave van het volledige Geneefse psalter in 1562 ook geplaatst bij de berijming van Psalm 139, eveneens van De Bèze.

De melodie staat in de hypo-mixolydische modus, een toonsoort die het midden houdt tussen blijde extase en ernstige plechtigheid. In deze modus zijn de g’ (de rusttoon, finalis) en de c” (roeptoon, dominant) de belangrijkste noten. Regel 1 beweegt zich rond de finalistoon g’. De krachtige opening, waarbij de melodie vanuit de finalis (c.q. g’) naar de onderkwart (c.q. d’) daalt, wordt in het Geneefse psalter vaker toegepast bij psalmteksten die vreugdevol vertrouwen uitstralen of veronderstellen, zoals psalm 23, 25, 56, 99 en 118.
Regel 2 beweegt vanuit de roeptoon naar de rusttoon en intensiveert de melodie in positieve zin. Regel 3 is enigszins verwant aan regel 1 door de opening in halve noten, de dalende en vervolgens stijgende beweging, en het gebruik van een tweevoudige kwartnootherhaling.
Regel 4 cirkelt rond de roeptoon en daartoe wordt ook de d”, het hoogtepunt van de melodie, gebruikt. Dat hoogtepunt wordt nog eens benadrukt door het syncopisch-achtige ritme, dat binnen de context van deze melodie opmerkelijk is. Bovendien wijkt deze regel van de andere regels af doordat zij de grootste sprong in de melodie bevat: de stijgende kwartsprong g’-c”.
In de regels 5 en 6 schrijdt de melodie uitsluitend in secunden verder, zoals in regel 1. Evenals regel 2 beweegt regel 5 zich vanuit de roeptoon naar de finalis om vervolgens – evenals in regel 1 – nog verder te dalen naar de onderkwart d’. In de slotregel wordt de beweging van de eerste regel omgekeerd: regel 6 stijgt eerst tot de dominant om vervolgens met een syncope-achtige cadens op de finalis te sluiten.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Cappella pro Cantibus o.l.v. Cor Brandenburg; Gijsbert Kok, orgel (strofen 1, 2, 5; bron: KRO-NCRV)