Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

314 - Here Jezus, om uw woord


Liebster Jesu, wir sind hier

latere vorm Darmstadt 1687/Stuttgart 1854

Tekst

Tobias Clausnitzer publiceerde de tekst van het lied ‘Liebster Jesu, wir sind hier’ in zijn preekbundel Indianische Granadilla oder Passionsblume in gottseligen Betrachtungen des Leidens Christi in 12. Predigten (Nürnberg 1662). Het lied is onlosmakelijk met de liturgie verbonden. Dit blijkt ook uit de titel ‘Vor der Predig’ dat boven het lied stond toen het voor het eerst gepubliceerd werd in een gezangbundel, namelijk Frommer Christen Betendes Herz und Singender Mund (Altdorf 1663).

Het lied is ondenkbaar zonder de reformatorische overtuiging zoals die markant verwoord staat in de Tweede Helvetische Confessie (1566): ‘de prediking van Gods Woord is het Woord van God’. Het lied ‘Here Jezus, om uw woord’ is een gebed waarin om inzicht en aandacht gevraagd wordt wanneer de Schriften geopend en uitgelegd worden. Het lied is een gebed om ‘verlichting met de Heilige Geest’.

De eerste strofe refereert aan de Bijbelse notie dat de mens (of: de gemeente) de luisterhouding van Samuël moet aannemen: ‘Spreek, uw dienaar luistert’ (1 Sam. 3, 10). Of zoals in Handelingen (10,33) staat: ‘Wij zijn hier ten overstaan van God bijeen om te luisteren naar alles wat u door de Heer is opgedragen.’ De slotregel van de oorspronkelijke, Duitse tekst (‘daß die Herzen von der Erden ganz zu dir gezogen werden’) refereert aan Kolossenzen 3,1-2, waar opgeroepen wordt te streven naar ‘wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God’; richt je ‘op wat boven is, niet op wat op aarde is’.

In de tweede strofe wordt de reden verwoord waarom een gebed om verlichting met de Geest noodzakelijk is: ‘Unser Wissen und Verstand is mit Finsternis verhüllet’. Hierbij verwijst de dichter indirect naar de gedachte uit Paulus’ brieven dat de mens van nature in duisternis leeft en zijn verstand verduisterd is (bijvoorbeeld 1 Korintiërs 2,14 en Efeziërs 4,18). Het goede ‘denken, tun und dichten’ (waarbij ‘dichten’ in het zeventiende-eeuws spraakgebruik ook de betekenis had van uitdenken, verzinnen, plannen) kan niet tot stand komen wanneer ‘wij’ niet met ‘hellem Licht erfüllet’ worden.

Met een verwijzing naar Hebreeën 1,3 en het tweede artikel uit de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (‘God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God’) wordt dat ‘licht’ in de eerste zin van de derde strofe een metafoor voor Christus: “O du Glanz der Herrlichkeit, Licht vom Licht, aus Gott geboren”.

Voor een goed begrip van het lied is het zinvol speciaal te letten op de tritsen die in de strofen 2 en 3 voorkomen: ‘denken, tun und dichten’ (strofe 2), ‘Herzen, Mund und Ohren’ en ‘Bitten, Flehn und Singen’ (strofe 3). In het lied wordt dus niet alleen om bijstand gevraagd bij het luisteren, maar breder bij wat de gemeente in de kerkdienst doet.

Op grond daarvan kun je wellicht zeggen dat het lied meer in het algemeen bedoeld is als een ‘sursum corda’ bij de aanvang van de dienst. De titel ‘Vor der Predig’ zou dan begrepen moeten worden als ‘bij het begin van de kerkdienst’.

Al spoedig nadat het lied voor het eerst gepubliceerd was, werd het populair. Dit blijkt wel uit het feit dat het lied dichters inspireerde tot het schrijven van nieuwe liederen, die soms sterk verwant zijn aan hun voorbeeld. Een bekend voorbeeld is het dooplied ‘Liebster Jesu, wir sind hier, deinem Worte nachzuleben’ van Benjamin Schmolck (‘Here Jezus, wij zijn nu’, Liedboek 347).

Nederlandse vertalingen

Er verschenen diverse vertalingen van Clausnitzers lied, ook in Nederland. De oudste mij bekende Nederlandse versie is die van predikant Abdias Velingius uit diens bundel CL Geestelyke Gezangen, Welke in de Gereformeerde Kerken van Cleve, Gulik, Berg en Marksland gezongen worden (Amsterdam 1766), waar het als titel draagt: ‘II. Lied Voor de Namiddag Predikatie’. Een andere vertaling van de eerste twee strofen verscheen in Lofzangen en geestelyke liederen der vereenigde evangelische broeder-gemeente (Amsterdam 1773, gezang 612).

In 1805 publiceerde Rhijnvis Feith (1753-1824) het tweede deel van zijn Proeve van eenige gezangen voor den openbaren godsdienst. Onder de titel ‘Bedezang voor de Predikatie’ nam hij daarin een vrije vertaling op van ‘Liebster Jesu, wir sind hier’. Met enkele wijzigingen kreeg deze bewerking een plek in de Evangelische Gezangen (gezang 93).

In de decennia rond 1900 verscheen een aantal nieuwe tekstversies. In de lutherse bundel Christelijke liederen (Amsterdam 1904, gezang 4) stond een bewerking van een zekere Lucas Pater. Joh. de Heer nam in zijn Zangbundel ten dienste van huisgezin en samenkomsten twee versies op: die welke in gebruik was bij de evangelische broedergemeente (herrnhutters) en een nieuwe vertaling van een niet nader te identificeren persoon met de initialen ‘C.V.’. Dezelfde herrnhutter-versie selecteerde de Utrechtse predi­kant E.B. Couvée voor zijn bundel Sions‑liede­ren (Utrecht 1912).

Ondanks het feit dat er sinds 1806 nieuwere vertalingen beschikbaar waren, bleef Feiths versie het lang volhouden. In de gezangbundel (1933) van de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband, de bundels van Hendrik Hasper en de ‘Hervormde Bundel 1938’ werd het lied uit de Evangelische Gezangen overgenomen, zij het met wijzigingen.

Ten behoeve van het Liedboek voor de kerken (1973) maakte Ad den Besten een geheel nieuwe vertaling, die veel dichter bij het Duitse origineel aansloot dan de versie van Rhijnvis Feith. In het Liedboek is deze tekstversie ongewijzigd opgenomen.


Melodie

De melodie van het lied werd gecomponeerd door Johann Rudolf Ahle, die haar publiceerde in zijn bundel Neue geistliche auf die Sonntage durchs ganze Jahr gerichtete Andachten (Sondershausen 1664) bij het adventslied ‘Ja, er ists das Heil der Welt’ van Franz J. Burmeister. Het betrof een aria voor zang en basso continuo. De melodie die Ahle componeerde wijkt nogal af van de versie die vandaag de dag bekend is:

Deze melodie is voor volkszang ongeschikt. Vandaar dat de componist Wolfgang Carl Briegel (1626-1712) haar ingrijpend wijzigde en publiceerde in zijn liedbundel Das grosse Cantional, oder: kirchengesangbuch (Darmstadt 1687).

Gedurende de achttiende eeuw zijn nog diverse varianten op ondergeschikte punten ontstaan. De melodieversie die tot op de dag van vandaag in Duitse en Nederlandse gezangbundels staat, is die uit het Deutsches Evangelisches Kirchen-Gesangbuch in 150 Kernliedern (Stuttgart 1854).

Ten opzichte van Briegels versie zijn in deze melodieversie gepuncteerde ritmen aan het begin van regels 2, 4, 5 en 6 toegevoegd. Daarmee is de ritmiek van Ahles oorspronkelijke melodie voor een deel hersteld.

Het gebruik van gepuncteerd ritme was een van de kenmerken van zeventiende-eeuwse aria’s, die ook de kerkliedmelodieën uit dezelfde periode kenmerken. Een andere karakteristiek die de aria en kerkliedmelodie gemeenschappelijk hadden, was het gebruik van doorgangstonen (hier steeds de tweede van de twee noten met boogjes).

De melodie heeft de in kerkliederen veelgebruikte Bar-vorm, waarbij de eerste twee regels  herhaald worden in regels 3 en 4 en die tezamen het ‘Aufgesang’ vormen. De regels 5 en 6 vormen het ‘Abgesang’. De oneven regels eindigen in de dominanttoonsoort (c groot), de even regels in de hoofdtoonsoort (g groot).

Uitvoeringsaspecten

Het lied moet in een andante gezongen worden, waarbij de kwartnoot teleenheid is. Het juiste tempo kunt u het best bepalen aan de hand van de voorlaatste regel. Deze regel moet  namelijk eenvoudig in één adem gezongen kunnen worden, waarbij men daarna toch voldoende tijd heeft om (vlot) adem te scheppen voor de slotregel.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Projectkoor OAZE o.l.v. Wim Ruessink; Wilbert Berendsen, orgel