Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

329 - O Heer God, erbarmend, genadig


Gebedsacclamatie Schriftacclamatie

Tekst

Ontstaan en verspreiding

De tekst van deze acclamatie komt zelfstandig en in combinatie met andere teksten voor. In Gebeden en psalmen van Huub Oosterhuis (Baarn 1984, blz. 265 tot en met 268) is deze tekst onderdeel van ‘Opstandingsgebed’. Dit gebed was al eerder opgenomen in ‘Dood en opstanding’, een viering waarin Goede Vrijdag en Pasen worden gecombineerd. De tekst van de acclamatie kreeg daarbij muziek van Antoine Oomen, de overige delen worden gesproken. De acclamatie klinkt daarbij drie keer: aan het begin, halverwege en aan het eind, de tweede keer een grote secunde hoger, de derde keer een kwart hoger.
In Liturgische gezangen II (1985) komt deze acclamatie twee keer voor: als zelfstandig element, ook drie keer gezongen (transponerend, nr. 46) en als refrein bij ‘Lied van de naam’ (niet transponerend) waarbij het koor tweemaal een eigen deel heeft tussen de refreinen (nr. 111). In de eerstgenoemde vorm is de acclamatie overgenomen in de Petrus en Paulusbundel (1987, nr. 297); Gezangen voor Liturgie (editie 1996, nr. 399) en Zangen van zoeken en zien (2015, nr. 393). Het Liedboek neemt de acclamatie enkelvoudig op, alleen in Es-groot.
De versie zoals te vinden als nr. 111 in Liturgische gezangen II vinden we ook in Verzameld Liedboek (2004, blz. 328). In deze uitgave komt de acclamatie ook voor in een verder gesproken tafelgebed (blz. 671), ook weer drie keer en de tweede en derde keer getransponeerd.

Inhoud

De tekst is een bewerking van Exodus 34,6-7a: In het begin van het boek Exodus maakt de Eeuwige zijn naam bekend: ‘Ik-zal-er-zijn’. Hier aan het einde van Exodus, als de Tien Woorden opnieuw aan het volk zijn gegeven, wordt die openbaring van de Godsnaam verder uitgebreid met kenmerkende woorden. Hoe wil de Eeuwige in het leven van mensen aanwezig zijn? Hij is ‘erbarmend, genadig, lankmoedig, rijk aan liefde, rijk aan trouw, bewarend liefde tot het duizendste geslacht’. Het vervolg van de tekst in 34,7 wordt door Oosterhuis niet gebruikt.

Liturgische bruikbaarheid

De verschillende publicaties tonen dat dit liturgisch gezang op vele manieren bruikbaar is: voorafgaand aan lezingen, als acclamatie na de lezingen en als acclamatie in een tafelgebed. Liturgische gezangen II (nr. 46) heeft als titel ‘Acclamatie voor Pasen’. Die aanduiding zal in relatie staan met de oorspronkelijke context in ‘Opstandingsgebed’. Gebruik hoeft echter zeker niet beperkt te blijven tot dat moment in het jaar.

Zie ook het overzichtsartikel ‘De schriftacclamatie’.

Auteur: Pieter Endedijk


Melodie

Oorspronkelijk is ‘O Heer, God’ het refrein van een veel uitgebreider gezang dat van Oosterhuis de titel ‘Lied van de Naam’ kreeg en als zodanig is verschenen in de partituur Hierheen Adem (1996). Daarin wordt het refrein driemaal op een steeds hogere toon gezongen: de eerste keer beginnend op bes, de tweede keer op c’ en de derde keer op es’. In die partituur wordt als voetnoot aangegeven dat de drie refreinen ook los gebruikt kunnen worden, afgewisseld door gesproken gebeden. Dit mag de gebruiker op het spoor zetten om niet te veel waarde te hechten aan de toonhoogte waarin dit lied in het Liedboek genoteerd staat. Wanneer het lied als acclamatie bij de voorbede gebruikt wordt, zou ervoor gekozen kunnen worden om dit op drie opeenvolgende toonhoogtes te doen. Wanneer de acclamatie slechts eenmaal gezongen wordt (of meermalen op één toonhoogte), is het wellicht beter om te beginnen op c’, zodat het geheel in een iets hogere ligging komt. Dit is uiteraard alleen mogelijk als de organist beschikt over de eerder genoemde partituur of zelf in staat is om de begeleiding te transponeren.
Het lijkt wel of de barmhartigheid en liefde van God al zingend tastbaar wordt. Het lage tempo, de melodie die in het begin rustig golft binnen het bereik van de grote sext bes-g’ en pas in de tweede regel opklimt naar de bes’ (de climax ligt op het woord ‘trouw’) en daarna in een rustige beweging teruggaat naar f’: dit alles geeft een sfeer van geborgenheid die heel goed past bij de tekst.
De melodie heeft een open einde doordat ze niet op de grondtoon es’ afsluit, maar op de f’. Gods liefde kent immers geen einde. In de begeleiding eindigt deze aanroeping op een Bes-akkoord. En het lijkt inderdaad wel alsof Bes de grondtoon is van deze melodie, die eerder als Bes-mixolydisch klinkt dan als Es-groot.
In tegenstelling tot de meeste van zijn andere liederen heeft Oomen bij dit lied geen piano-, maar een orgelbegeleiding geschreven. De orgelbegeleiding in de begeleidingsuitgave bij het Liedboek is dan ook authentiek en bovendien zeer goed speelbaar. Deze is te combineren met de eveneens originele koorzetting van Oomen, zoals te vinden in de koorbundel.

Auteur: Bert Stolwijk


Media

Uitvoerenden: koor van de Amsterdamse Studentenekklesia en/of koor voor Nieuwe religieuze muziek (uitgebreide versie; zie melodietoelichting)