Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

344 - Wij geloven één voor één


Klein credo

Joke Ribbers
Bernard Smilde

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit lied van Joke Ribbers komt uit Zingen in de tijd (1991, nr. 7), het laatste (derde) deel van de serie Bij hoog en bij laag. Ook is het gepubliceerd in het tweede deel van het Dienstboek van de Protestantse Kerk in Nederland (2004, blz. 176) en de bundel Tussentijds (2005, nr. 96).

Inhoud

Het lied bestaat uit drie korte strofen, die samen een korte geloofsbelijdenis vormen. Dat is al te zien aan de aanhef in het eerste couplet: ‘Wij geloven één voor één / en ook samen’. Kort en bondig worden hier de meest belangrijke aspecten van het credo weergegeven: God is de enige God, Jezus is de Zoon die is opgestaan en de Geest is de trooster die naar de wereld is gezonden. Het geloof van de verzamelde individuen is het geloof van de gemeenschap waar dit lied gezongen wordt.

De eerste strofe bezingt God de Heer. In deze strofe kan men een verwijzing naar het Sjema herkennen (‘Luister Israël: de Heer onze God, de Heer is de enige!’, Deuteronomium 6,4), als gezongen wordt ‘Wij geloven één voor één / en ook samen: / de Heer is God en anders geen’. Daarnaast resoneren nog meer teksten met een soortgelijke strekking, zoals Deuteronomium 32,39; 2 Samuel 7,22; 1 Koningen 8,23; Jesaja 44,6; Jesaja 45,14.16.21 en Jesaja 46,9.

De tweede strofe richt zich op Jezus, Gods Zoon, de Christus, wiens sterven en verrijzenis wij belijden. Het ‘Wij geloven in de naam / Jezus Christus’ lijkt in eerste instantie bijzonder, aangezien het credo de persoon Jezus Christus belijdt. Dit is echter een verwijzing naar Handelingen 4,12, waarin staat ‘Door niemand kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige op aarde die de mens redding biedt’. In dat licht krijgt de dood en verrijzenis van Jezus ook in dit lied de betekenis van redding.

De derde strofe verwijst naar de Geest, die ook nu nog werkt in de wereld waarin wij leven en die een heel makende, genezende kracht geeft. Hier wordt een herinnering aan de hymne ‘Kom o Geest des Heren, kom’ (Liedboek 669) opgeroepen, waar de Geest bezongen wordt om dezelfde helende en genezende eigenschappen.

Elke strofe wordt afgesloten met een woord dat daar ook bij hoort: ‘Amen’ (zeker, het is zo) bij God die de enige God voor ons is, ‘Halleluja’ (prijs de Heer) vanwege de verrijzenis van Jezus Christus. Het woord ‘vrede’ in de laatste regel van strofe 3 verwijst naar verschillende verschijningsverhalen waar Jezus zijn leerlingen de vrede wenst (Lucas 24,36 en Johannes 20,19.21.26), maar ook naar de afscheidsrede van Jezus waar Hij ons belooft de Geest te zenden en ook ons zijn vrede nalaat en geeft (Johannes 14,27). Ook is vrede een van de vruchten van de Geest (Galaten 5,22).

Vorm

Het rijmschema lijkt op het eerste gezicht eenvoudig, maar zit vernuftig in elkaar. Iedere strofe bestaat uit één zin en de (herhaalde) uitroep als afsluiting. Het rijmschema is A-b-A-b, behalve in strofe 2, waar regel 2 en 4 niet rijmen. Zo is de tekst eenvoudig te onthouden en kan het lied door (kleine) kinderen gemakkelijk meegezongen kan worden. Ook het kernachtige en eenvoudige woordgebruik maakt dat dit lied uitermate geschikt is om te zingen met (kleine) kinderen.

Liturgische toepassing

Dit lied is vanwege zijn compacte vorm goed te gebruiken in een viering met (jonge) kinderen, bijvoorbeeld als gezongen geloofsbelijdenis in een liturgie met kinderdoop of avondmaalsviering waar de nadruk ligt op kinderen. Ook kan het lied uitstekend gebruikt worden tijdens de (belijdenis)catechese, om verder te spreken over het verwoorden van de kern van het geloof.

Auteur: Irma Pijpers-Hoogendoorn


Melodie

Bij de tekst van deze korte geloofsbelijdenis voor kinderen schreef Bernard Smilde een passende melodie, even eenvoudig als de woorden van Joke Ribbers. De melodie verscheen, met een orgelbegeleiding (zie de begeleidingsbundel bij het Liedboek) voor het eerst in 1991 in de serie ‘Musica pro Deo’ van de Commissie voor de Kerkmuziek van de Nederlandse Hervormde Kerk.
De melodie in D-groot heeft een eendelige liedvorm: de voorzin (regel 1-2) begint op de terts van de toonsoort en maakt een stijgende melodiecurve om via de tonica d” op de dominant a’ te eindigen. De nazin (regel 3-4) begint op diezelfde noot om via hoofdzakelijk dalende motieven weer op de lage tonica d’ af te sluiten.
Hoewel de componist de melodie in een 4/4-maat noteerde, doet een rustige 2/2-maat het karakter van de melodie meer recht met een tempo van MM = ±60 voor de halve noot, waarbij het mogelijk is om de eerste twee regels in één adem te zingen omdat dit steeds een doorgaande zin is.

Auteur: Pieter Endedijk