Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

351 - In U zijn wij begrepen


Een paaslied bij de doop

Willem Barnard
Jaap Geraedts
Christus naar wie wij heten

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Commentaar bij Zingend Geloven 2’ en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.  

De dood is zowel een biologische als een geestelijke realiteit. Biologisch, omdat een mens eenmaal ophoudt met ademen, hij geeft de levensadem terug aan Die hem schonk, hij is levenloos. Zo zegt Job (14,10): ‘Maar een mens sterft en hij ligt terneer. Hij blaast zijn laatste adem uit – waar is hij dan?’ en Prediker verzucht (3,19-20): ‘Want de mensen en de dieren treft hetzelfde lot. Zoals een dier sterft, zo sterft ook een mens; ze delen in dezelfde adem. Dat is hun beider lot. Een mens is niet beter af dan een dier, want alles is leegte. Alles gaat naar dezelfde plaats, alles is uit stof ontstaan en alles keert terug tot stof.
Maar de dood is een geestelijke werkelijkheid, als de mens vervreemd is van God en losgemaakt is – door wiens toedoen dan ook – van de bron des levens. De vader van de verloren zoon zegt daarom: ‘Want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden’ (Lucas 15,32).
De twee varianten van de dood, om het zo maar eens te zeggen, zijn in hun kracht gebroken door de verrijzenis van Christus. ‘God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden’ (Handelingen 2,24).
En Paulus schrijft: ‘We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden’ (Romeinen 6,4) en ‘Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen’ (Romeinen 6,4) en ‘Wanneer wij met Christus zijn gestorven, geloven we dat we ook met hem zullen leven’ (Romeinen 6,8).

Over al deze dingen gaat dit lied. De dood is geen einde, maar een nieuw begin. De dood is ‘vruchtbaar in de tijd’ (strofe 3) en dan loopt het ‘op oogsten uit’. Geen zondvloed zal zijn vernietigend werk meer doen: ‘Zolang de aarde bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en nacht – nooit komt daar een einde aan’ (Genesis 8,22). ‘Gij zult ons niet begeven, / uw lichaam is ons leven, / uw offer is ons bloed’ (strofe 1).
De Paulinische bewoordingen uit de Romeinenbrief met name vinden we terug in de strofen 1 en 2.
Rijmschema: a-B-a-B-C-d-d-C, waarbij de a- en d-klanken vrouwelijk en de B- en C-klanken mannelijk rijmen in keurig evenwicht.

(Tekst aangepast aan de latere versie zoals in het Liedboek opgenomen.)


Melodie

In zijn Verzamelde liederen (Baarn 1986, blz. 395) geeft Willem Barnard aan dat hij de woorden van het lied schreef op de melodie ‘Christus naar wie wij heten’ van Jaap Geraedts (zie Liedboek 544). Die melodie, waarin het exodus-motief tot klinken komt, is zeer geëigend voor dit dooplied. Want in de doop is ook sprake van ondergaan en opstaan. Voor een toelichting bij de melodie, zie aldaar. Het Liedboek is de eerste liedbundel die deze voorkeur van Barnard volgt. In alle overige uitgaven met een melodie bij deze tekst is gekozen voor de melodie ‘Von Gott will ich nicht lassen’ (zie Liedboek 439).

Auteur: Pieter Endedijk