Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

361 - Er heeft een stem gesproken



Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is.

De pastorale brieven aan Timoteüs hebben niet de vervoerde toon van de voornaamste brieven die op naam van Paulus staan: die aan de Romeinen of aan de Korintiërs. Zij zijn dan ook minder bekend en minder geliefd. Toch bezitten de pastorale brieven een eigen waarde en betekenis. Zij dragen een vermanend, bemoedigend karakter, en roepen op tot actieve overgave, tot trouw, waakzaamheid en klaarheid. In de strofevorm van dit lied weerspiegelt zich deze oproep, en in de hamerende, mannelijke afsluitingen van telkens de tweede en vierde regel wordt de bezwerende, bevelende toon teruggevonden. Het woord is een kracht. De dienst aan God mag hiermee rekenen en ontleent er zijn forse zekerheid aan. De strijder raakt vervuld van de verwachting, dat eens Christus als koning der koningen zal verschijnen, te zijner tijd.
Het lied werd tegen het einde van de vijftiger jaren van de twintigste eeuw met het oog op het Liedboek voor de kerken geschreven.

auteur: Evert Louis Smelik 

NB.: Ten opzichte van het Liedboek voor de kerken zijn in het Liedboek de strofen 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 16 opgenomen.


Melodie

De informatie die componist Willem Vogel gaf bij dit lied in Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken (k. 308) is vrij summier: ‘Een simpele melodie van twee maal vier maten: voor- en nazin – vraag en antwoord – naar de eis, welke behalve door muzikale wetten, ook door de tekst van het eerste couplet gesteld wordt. Een lied om in beurtzang te zingen’. De laatste opmerking heeft aan betekenis ingeboet, omdat het lied in het Liedboek werd teruggebracht van zestien naar zeven strofen.

Deze strofevorm behoort zeker tot de kortste die in het Liedboek voorkomen: in totaal 22 melodienoten, verdeeld over vier korte regels in het metrisch schema 7-4-7-4.

Na de opmatige dalende kwint bestaat de glooiende melodie slechts uit secundenschreden met in de eerste regel een stijgende en in de derde regel een dalende kleine terts. De regelparen zijn ritmisch identiek en kennen – handelsmerk van Vogel – slechts halve noten en kwartnoten. De oneven regels volgen eenzelfde melodische curve, terwijl de stijgende lijn in de tweede regel wordt beantwoord met een dalende in de slotregel. De eerste regel bevestigt de toonsoort (e-mineur), de tweede regel bereikt heel klassiek halverwege de melodie dominanttoon b’, de derde regel beweegt zich via melodietop d” op tweederde van de wijs naar medianttoon g’ en ten slotte daalt de laatste regel weer af naar grondtoon e’.

Hoewel een tactus major is aangegeven, is de meerstemmige begeleidingszetting van Willem Vogel gedacht in kwartnoten, met hier en daar achtste doorgangsnoten, hetgeen wijst op een niet te vlot tempo van rond de 50 halve noten per minuut. Ook vraagt de vaak vermanende en bevelende toon van de tekst om een zangwijze met gewicht en enige nadruk. In de koorzetting heeft ondergetekende gepoogd af te wijken van de harmonieën uit de begeleidingszetting. De melodie is echter gebouwd op een dermate dwingende latente harmonie dat de uitwijkingsmogelijkheden beperkt bleken.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Cappella pro Cantibus o.l.v. Cor Brandenburg; Jaco van Leeuwen, orgel (strofen 1, 4, 6 en uit het Liedboek voor de kerken strofe 13) (bron: KRO-NCRV)