Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

370 - Vader, die woont in hemels licht


André Troost
Leipzig 1539
Vater unser im Himmelreich

Tekst

Ontstaan

Dit is een nieuw lied, maar geënt op het bekende Onze Vader-lied van Martin Luther: Vater unser im Himmelreich. Een vertaling van dit lied met oorspronkelijk negen strofen was als gezang 48 opgenomen in het Liedboek voor de kerken (1973). Het oorspronkelijke Vater unser-lied is niet geschikt om als gezongen liturgische acte te dienen. Het was immers als catechetisch lied bedoeld.
De nieuwe tekst is in opdracht van de redactie geschreven. De vraag was daarbij om het aantal strofen te verminderen zodat het voor de liturgische praktijk beter bruikbaar zou worden. Het catechetisch karakter van Luthers versie moest behouden worden.

Inhoud

De inhoud van het lied gaat terug op Matteüs 6,9-13. Dat het lied oorspronkelijk een catechetische functie had, blijkt ook uit het opschrift boven het lied in Geistliche lieder (Leipzig 1539): ‘Das Vater unser kurz ausgelegt und in Gesangweise gebracht durch Doctor Mart. Luth.’ Het lied van Luther omvat negen strofen waarin de beden van het Onze Vader catechetisch zijn verwerkt. In het Liedboek voor de kerken was dat catechetisch karakter bewaard gebleven. Voor de oorspronkelijke slotstrofe, die over het woordje ‘Amen’ handelt, is nog een strofe ingevoegd waarin de doxologie, die in sommige handschriften van het Matteüsevangelie voorkomt, is verwerkt.
De dichter André Troost heeft het lied teruggebracht tot drie strofen, maar daarbij tegelijk het catechetisch karakter van de oorspronkelijke versie losgelaten. Het is een gebed en niet een meditatie over een gebed.

Strofe 1

In de eerste strofe zijn de eerste twee beden verwerkt. ‘Onze’ als aanvangswoord is komen te vervallen. Het lied begint meteen met ‘Vader’ die in hemels licht woont. Dat is de weergave van de aanhef van het Onze Vader.
Regel 3 refereert aan de eerste bede, ‘laat uw naam geheiligd worden’ (Matteüs 6,9b). In het lied is het niet zozeer een bede als wel de constatering van een feit. De naam van God is de hoogste eer waard.
Regel 6 refereert aan de tweede bede, ‘laat uw koninkrijk komen’ (Matteüs 6,10a). Regel 2 zinspeelt daar al op en vult in wat kenmerkend is voor het rijk van God: de liefde.
De inhoud van de regels 4 en 5 is zo niet terug te vinden in de tekst van het Onze Vader. Te denken valt wel aan Marcus 1,15 waar Jezus zegt dat het koninkrijk van God nabij is met daarbij de oproep om tot inkeer (bekering) te komen en geloof te hechten aan het goede nieuws. Ook kan een link gelegd worden met Matteüs 11,5 of Lucas 1,53.

Strofe 2

Strofe 2 gaat terug op de beden 3 tot en met 5 (Matteüs 6,10b-12). In het ‘Onze Vader’ wordt gevraagd dat Gods wil hier op aarde zal gebeuren, zoals in de hemel. In het lied wordt dat concreet ingekleurd. God moet zich (ten goede) met ons bemoeien en ons niet aan ons lot overlaten. De aarde moet behoed worden voor de dood. Alleen zo krijgt de wil van God de ruimte op aarde onder de mensen.
De bede om brood voor elke dag wordt zonder verdere toevoegingen weergegeven.
De laatste twee regels brengen de bede om vergeving onder worden. De bijbeltekst luidt: ‘Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven...’ (Matteüs 6,12). Het lied vat dit samen in drie woorden: ‘Vergeef als wij ...’. Toch wordt ervan uitgegaan dat Gods vergeving verder reikt dan wat wij aan vergeving kunnen opbrengen: ‘... laat uw geduld steeds groter zijn dan onze schuld’.

Strofe 3

De laatste bede (Matteüs 6,13) komt in strofe 3 aan de orde. In regel 1 wordt letterlijk het eerste deel van die bede uit het Onze Vader geciteerd (volgens de vertaling van het NBG ’51), zonder verdere uitbreiding. Het tweede deel – ‘verlos ons van de boze’ (NBG ’51) of ‘red ons uit de greep van het kwaad’ (NBV) – wordt in regel 2 en 3 onder woorden gebracht niet als een eenmalige gebeurtenis, maar als een proces waarbij God ons meer en meer aan zijn beeld gelijk maakt.
De laatste drie regels geven vrijwel letterlijk de doxologie weer. De ‘hoogste heerlijkheid’ resoneert met de ‘hoogste eer’ in strofe 1, regel 3.

Liturgische functie

Het lied komt in het Liedboek voor onder de rubriek ‘Onze Vader’. Het kan tijdens de eredienst als strofiche vorm van het Onze Vader gezongen worden in de dienst van de gebeden. Ook kan het een rol vervullen in de getijden of als persoonlijk gebed.

Auteur: Jan Groenleer


Melodie

Van het lied ‘Vater unser im Himmelreich’ is een autograaf van Luther bewaard gebleven:
Rechts op het vel papier staat een schets van een melodie. In modern notenschrift en getransponeerd naar C:
Deze melodie(schets) is doorgekrast en heeft Luther blijkbaar verworpen. De reden dat hij bij nader inzien toch koos voor een andere melodie, zal misschien geweest zijn dat hij de eerste melodie niet vond passen bij de gebedstekst. De melodie paste eerder bij het melodietype dat Luther gebruikte bij proclamerende liedteksten dan bij de ingekeerde melodieën die de reformator voor meditatieve liedteksten (bijvoorbeeld gebedsteksten) gebruikte.De tweede melodie die Luther bij het onzevader-lied maakte, en die tot op de dag van vandaag de tekst van ‘Vater unser im Himmelreich’ begeleidt, is karakteristiek voor het meditatieve melodietype: overwegend gebruik van één nootwaarde (met dubbele nootwaarde bij de eerste en laatste noot van elke regel) en in een van de kerktoonsoorten.

De melodie van Luther wordt doorgaans gedateerd ‘1539’. In dat jaar verscheen zij in het bekende liedboek Geistliche Lieder auffs new gebessert und gemehrt van Valentin Schumann. Ook werd in dat jaar een afzonderlijk blad met het lied gepubliceerd, maar zowel over het jaar van ontstaan als over de herkomst van de melodie bestaan verschillende theorieën. Zo is geopperd dat de melodie mogelijk minstens twee jaar eerder afgedrukt stond in een Straatsburgs gezangboek, waarvan heden slechts één exemplaar bewaard is gebleven waarin nu net de bladzijden met het vaterunser-lied ontbreken.
In de Duitse hymnologische literatuur van na de Tweede Wereldoorlog is ook meermalen geschreven over de herkomst van Luthers onzevader-melodie: betreft zij een originele melodie of heeft de reformator een bestaande melodie bewerkt dan wel als voorbeeld gebruikt? Diverse onderzoekers meenden het laatste. Zo zouden er overeenkomsten zijn met de melodie van het vijftiende-eeuwse lied ‘Allmechtig Gott, Herr Jesu Christ’ en met die van ‘Begeren wir mit innigkeit’ uit Ein New Gesengbuchlein (1531) van Michael Weisse. Bovendien is erop gewezen dat Weisse’s melodie gebaseerd is op middeleeuwse voorbeelden, en zou men Luthers wijs dus mogelijk ook op dezelfde bronnen kunnen terugvoeren.
De melodie van het lied ‘Allmechtig Gott, Herr Jesu Christ’, waarvan meerdere varianten bekend zijn, vertoont inderdaad op een aantal plaatsen parallellen met Luthers melodie:
De overeenkomsten met ‘Begehren wir mit innigkeit’ zijn daarentegen erg marginaal:
Zoals gezegd zijn de overeenkomsten met ‘Allmechtig Gott, Herr Jesu Christ’ opvallender, maar bij beide liederen blijft het sterk de vraag of Luther ze (bewust) als voorbeeld gebruikt heeft voor zijn melodie. De gelijkenissen kunnen ook voortkomen uit het feit dat men binnen de gebruikte modus al gauw bepaalde melodische formules gebruikt.

Hoe dan ook, het onzevader-lied van Luther werd in Duitstalige gebieden al spoedig algemeen bekend en geliefd. In Nederlandstalige streken verscheen het voor het eerst in Eenige Psalmen, thien in getale uit 1551 van Jan Utenhove, die de vertaling maakte. Van dit bundeltje is geen exemplaar bewaard gebleven. Het lied werd ook opgenomen in Utenhove’s 25 Psalmen (1557). Een gewijzigde versie van de vertaling van Utenhove nam Datheen op in zijn fameuze psalmboek uit 1566. Al in de jaren vijftig van de zestiende eeuw is het lied van Luther in meerdere Nederlandse bronnen te vinden. Bekendheid en populariteit van het lied blijkt mede uit het gegeven dat de melodie dikwijls voor contrafacten gebruikt is. Die geliefdheid blijkt ook uit het gegeven dat organisten een overvloedige keuze aan bewerkingen van dit lied hebben die in de afgelopen eeuwen gemaakt zijn.

Analyse

Luthers onzevader-melodie staat in de dorische modus, waarbij (met voortekening van twee mollen) de c’ de finalis is en g’ de dominant. De melodie heeft een forse omvang: als de melodie in c-dorisch (met twee mollen) genoteerd is zoals in het Liedboek gaat het om de omvang c’ tot en met f’’. In de zestiende eeuw werden melodieën opgebouwd uit hexachorden: drie toonladders van zes tonen (zes = hexa) die elkaar deels overlappen. In de melodie worden alle drie hexachorden gebruikt: de regels 1 en 6 bewegen zich geheel in het zogeheten hexachord naturale (met voortekening van twee mollen: van bes tot g’); regel 2 in het hoger liggende hexachord molle (van es’ tot c”) en de regels 3 en 4 in het opnieuw hoger liggende hexachord durum (f’-d”). Zie over ‘hexachorden’ het artikel ‘Modi (kerktoonsoorten)’.

De eerste twee regels krijgen hun karakter onder meer door de dalende tertssprongen (g’-es’, bes’-g’). Vanaf de derde regel tot halverwege regel 5 beweegt de melodie zich vrijwel geheel in secundeschreden. Een bijzondere noot is de vierde van regel 3. In solmisatienamen luidt deze regel:
De onderstreepte fa komt net boven het hexachord durum (f’-d’’) uit en wordt daarom ‘fa-super-la’ genoemd. Dergelijke halve nootafstanden hebben een klagend, teer karakter. Dat geldt in deze melodieregel temeer omdat hier metterdaad ook de hoogste noot van de melodie bereikt wordt. Dezelfde situatie treffen we aan in de slotregel:
Het ingetogen karakter van de melodie wordt daarnaast veroorzaakt door het ritme: de eerste en laatste noten van elke regel zijn lang (hele noot) met daar tussenin uitsluitend halve noten.
In Nederlandse liedbundels heeft eeuwenlang een foutieve versie van de vijfde melodieregel gestaan. Als derde noot van die regel werd een g’ gezongen in plaats van een a’. Die fout is in het Liedboek voor de kerken hersteld en eveneens in het Liedboek. Anders dan de eerstgenoemde liedbundel zijn in de regel 3 en 4 de voorlaatste noten verhoogd (respectievelijk b’ en fis’).

Auteur: Jan Smelik