Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

409 - Lam van God, onschuldig


O Lamm Gottes, unschuldig


Tekst

Ontstaan

Dit lied is een strofische vorm van het Agnus Dei en gaat terug op O Lamm Gottes, unschuldig van Nicolaus Decius (±1485-±1564). De oorspronkelijke Latijnse tekst is bedoeld als een gebed in de vorm van een litanie tijdens het breken van het brood. Het werd net zo lang herhaald totdat het breken van het brood beëindigd was. Een latere traditie heeft het aantal keren teruggebracht tot drie.
De strofische versie van Nicolaus Decius is een ordinariumgezang, bedoeld voor de avondmaalsliturgie naar Luthers inzicht. Het is in de volkstaal geschreven en geschikt voor gemeentezang. In de loop van de tijd werd het op deze plaats in de liturgie verdrongen door Christe, du Lamm Gottes van Luther. Het lied van Decius ging een rol spelen in de liturgie van Goede Vrijdag. In sommige streken in Duitsland fungeerde het tot in de negentiende eeuw als afsluiting van de dienst van Goede Vrijdag.
Een strofische vorm van het Agnus Dei vinden we ook in de ‘Hervormde Bundel van 1938’ en het Liedboek voor de kerken (1973). In de laatstgenoemde bundel is er nog een tweede strofe toegevoegd van de hand van Willem Arnoldus Dwars (1793-1862). In die beide bundels heeft het meer het karakter van een lied voor Goede Vrijdag. Dat is ook de reden waarom de liedboekredactie aan Ria Borkent de opdracht gaf om een nieuwe vertaling van Decius’ lied te schrijven als Agnus Dei-lied.

Inhoud

Het Agnus Dei luidt als volgt:

Latijn: Vertaling:
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
miserere nobis.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
miserere nobis.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
dona nobis pacem
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u over ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u over ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
geef ons de vrede.


De tekst van Nicolaus Decius luidt:

1-3. O Lamm Gottes, unschuldig
       am Stamm des Kreuzes geschlachtet,
       allzeit erfunden geduldig
       wiewohl du wahrest verachtet,
       all Sünd hast du getragen,
       sonst müβten wir verzagen.
1-2. Erbarm dich unser, o Jesu.
3.    Gib deinen Frieden, o Jesu.

Door de strofische vorm is dit lied een parafrasering van de oorspronkelijke tekst geworden, die het mogelijk maakt om de wijze waarop het Lam Gods de zonden van de wereld wegdraagt, uit te leggen: het Lam werd aan het kruishout geslacht en verdroeg geduldig alle verachting en mishandeling.

Opvallend is de concluderende zin aan het slot, voordat om ontferming (2x) en om vrede (slot) gebeden wordt. In de Nederlandse vertaling klinkt positief: ‘de wanhoop is verslagen’. Nicolaus Decius brengt hetzelfde anders onder woorden: ‘sonst müßten wir verzagen’. Als het Lam van God de zonden van de wereld niet had weggedragen, zouden we de wanhoop nabij zijn.

Liturgische functie

Het Agnus Dei is een vast onderdeel van de avondmaalsliturgie. De strofische versie die in protestantse kring is ontstaan, is dan ook duidelijk bedoeld als een vast onderdeel tijdens de viering van de maaltijd van de Heer. Eventueel kan het ook een plek krijgen in de liturgie van Goede Vrijdag (waarbij deze dan niet als avondmaalsviering gedacht moet worden).

Auteur: Jan Groenleer


Melodie

Herkomst en verspreiding

Als bronvermelding voor de melodie staat onder het lied ‘Nikolaus Decius (later gewijzigd)’. Dit is een zeer beknopte weergave van een vrij complexe ontstaansgeschiedenis van de melodieversie zoals deze in het Liedboek staat.
Het was tot de tweede helft van de negentiende eeuw onbekend wie tekst en melodie van het lied ‘O Lamm Gottes unschuldig’ gemaakt had. De bekende hymnoloog Philipp Wackernagel (1800-1877) wees in 1870 op de Braunschweigische Kirchen-Historie (1700) van Philipp Julius Rehtmeyer (1642-1718). Rehtmeyer verwees daarin namelijk naar een Latijns bericht uit 1600 waarin diverse personen uit Braunschweig met grote stelligheid drie ordinariumgezangen aan Decius toeschreven: het glorialied ‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’ (Liedboek 302), het sanctuslied ‘Heilig ist Gott der Vater’ en het agnus dei-lied ‘O Lamm Gottes unschuldig’. In Braunschweig was Decius in 1522 en 1523 als docent werkzaam, in 1524 vertrok hij naar Stettin (thans Pools Szcezin). Daarom wordt ervan uitgegaan dat deze liederen in die jaren te Braunschweig ontstaan moeten zijn.
De vroegst bekende bron voor de liedtekst in het Nederduits is de bundel Geystlyke leder yppt nye gebetert tho wittenberch, die in 1531 in Rostock verscheen. Wat de Hoogduitse versie betreft, is de oudst bekende bron Geistliche lieder auffs new gebessert und gemehrt (Leipzig 1539). In beide bundels werd alleen de liedtekst gepubliceerd.

Evenals bij ‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’ ligt aan de melodie van ‘O Lamm Gottes unschuldig’ mogelijk een gregoriaans voorbeeld ten grondslag. Veelal wordt daarbij verwezen naar het Agnus Dei uit Missa XVII, in Dominicis adventus et quadragesimae uit de dertiende eeuw (klik hier). De relatie tussen Decius’ melodie en dit Agnus Dei is echter niet erg innig; de componist lijkt vooral de melodische formule op de woorden ‘qui tollis’ gebruikt te hebben.
Er zijn van de melodie twee vroege bronnen bekend met verschillende versies. De eerste versie is die uit de Christliche Kirchen Ordnung die in 1542 in Erfurt verscheen en vooral in Zuid-Duitsland bekend raakte. De melodie staat daarin diverse keren genoteerd, bijvoorbeeld in ‘Das Ampt von der Geburt Jhesu Christi’.

Vooral de drieklank-opening sluit aan bij het vermeende gregoriaanse voorbeeld uit de Missa XVII.
Drie jaar later verscheen een andere versie in Kirchengesenge Deudsch, auff die Sontage vnd fürnemliche Feste (Magdeburg, 1545) van Johann Spangenberg:
Deze versie raakt vooral in Noord-Duitsland populair en wordt dan ook wel de ‘Norddeutsche Fassung’ genoemd.
De verschillen tussen de beide melodieversies worden duidelijk als we ze onder elkaar plaatsen:
Al in de zestiende eeuw ontstonden meer melodische en ritmische varianten, waarbij ook wel elementen uit de versies 1542 en 1545 samengevoegd werden.
Na 1550 raakte het agnus dei-lied ook in de Nederlanden bekend. Bijzonder is dat het lied toen ook in het gereformeerd protestantisme hier en daar gebruikt is. Zo bestaat er een uitgave van Datheens psalmboek uit 1574, waarin naast het Geneefse psalter met bijhorende gezangen, een aantal lutherse liederen opgenomen is, waaronder ‘O Lam Godes unschuldich’. Het is bekend dat dit lied in het noorden van de Nederlanden (‘Ostfriesland’) tijdens het avondmaal gezongen is. Een Nederlandse bewerking verscheen ook in de gereformeerde bundel CL Geestelyke Gezangen (1761, gezang 23) van Abdias Velingius.
Breder verspreid was het lied uiteraard in lutherse liedbundels, onder meer in Een Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete David uit 1565, de Christelijke Gezangen uit 1766 (gez. 239) en de Christelijke Liederen uit 1904.

In de ‘Hervormde Bundel 1938’ (gezang 38) verscheen een nieuwe vertaling van de commissie die dit liedboek samenstelde. Als melodie werd een grotendeels isometrische versie gebruikt, die het meest verwant was aan die uit Spangenbergs bundel van 1545.
In navolging van het Evangelisches Kirchengesangbuch (1950) werd in het Liedboek voor de kerken (gezang 188) de melodieversie gebruikt zoals deze in Spangenbergs bundel uit 1545 stond afgedrukt (met een afwijking in regel 1, noot 1 en regel 5, noot 5).
In 1973 stelde de Arbeitsgemeinschaft ökumenisches Liedgut (AöL) een versie vast, die sindsdien zowel binnen de catholica als het protestantisme gebruikt wordt. Deze versie treffen we bijvoorbeeld aan in de rooms-katholieke bundel Gotteslob (1996, nr. 470) en in het protestantse Evangelisches Gesangbuch (1995, nr. 190.1). De redactie van het Liedboek besloot deze oecumenische melodieversie over te nemen.

Analyse

De oecumenische melodieversie is hoofdzakelijk gebaseerd op de ‘Norddeutsche Fassung’ uit 1545, met uitzondering van regel 6 (‘de wanhoop is verslagen’) die meer geënt is op de Zuid-Duitse versie van 1542. Wel is het oorspronkelijke driedelige ritme van de 1545-versie tweedelig gemaakt.
Anders dan men misschien zou verwachten, staat de melodie van dit agnus dei-lied niet in een treurige modus, bijvoorbeeld de frygische. Integendeel: de melodie is vrijwel geheel geschreven in de lydische modus. Deze kerktoonsoort (finalis f’ en dominant c”) is open en vreugdevol. Niet zonder reden zijn er tot circa 1550 nogal wat kerstliedmelodieën in deze vrolijke modus ontstaan. Op één melodieregel na beweegt de wijs zich in het hexachord molle (f’-d”). Het is daar een lydisch zestoonslied, verwant aan bijvoorbeeld het bekende kerstlied ‘Loof God, gij christenen, maak Hem groot’ (Liedboek 474).
De regels 1 en 2 worden herhaald in regel 3 en 4. In regel 1 (3) speelt de dominanttoon c” een hoofdrol, in regel 2 (4) de finalis f’. Karakteristiek voor deze eerste regels is het kwintinterval dat in regel 1 (3) stijgend is en in regel 2 (4) dalend.
Regel 5 valt duidelijk uit de toon, of beter gezegd: uit het hexachord molle, want deze melodieregel beweegt zich in het lagergelegen hexachord naturale (c’-a’) en maakt dat de melodie in haar geheel als hypolydisch geanalyseerd moet worden. De relatie tussen melodieregel 5 en de bijbehorende oorspronkelijke tekst ‘all Sünd hast du getragen’ behoeft geen toelichting.
De laatste twee regels spelen zich grotendeels af rond de dominanttoon. Daarbij wordt de regels bovendien gekarakteriseerd door het kleine tertsinterval c”-a’ (sol-mi) al dan niet opgevuld met de doorgangstoon bes’ (fa).

Auteur: Jan Smelik