Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

414 - Geef ons genadig, Here God


Verleih uns Frieden gnädiglich – Da pacem, Domine

Einsiedeln ±1120/Nürnberg 1529/variant EKG 1950

Tekst

Herkomst en verspreiding

Vanaf 1963 was Wonno Bleij betrokken bij de kinderdiensten die eerst in Heemskerk en later in Amstelveen gehouden werden en die het IKOR uitzond op de radio. In de jaren zeventig maakte hij ten behoeve van deze diensten een tekstbewerking van Martin Luthers ‘Verleih uns Frieden gnädiglich’. Het lied werd opgenomen in Zingend Geloven 1 (1981, nr. 63) en daarna in Dienstboek I (1998, als Dismissio in Ordinarium 9, blz. 580), Tussentijds (2005, nr. 112), Ook in het vuur is Hij nabij, de verzamelde liederen van Wonno Bleij (2011, nr. 89) en Alle liederen van Luther (2011, nr. 37).
Bij de opname in het Liedboek is gekozen voor een andere melodienotatie (zie hieronder). Tevens is een aantal tekstwijzigingen aangebracht (zie cursiveringen):

Zingend Geloven 1:  Liedboek:
Geef ons genadig, Here God
dat wij nu gaan in vrede.
Geen ander is aan onze zij 
een God, een schild, een licht als Gij!
Ga zelf, o God, met ons mede.
Amen.
Geef ons genadig, goede God
dat wij nu gaan in vrede
Geen ander is aan onze zij

een licht, een schild, een God als Gij!
Ga met ons op onze wegen.
Amen.


Luther maakte zijn lied, een vertaling van de Latijnse antifoon ‘Da pacem’ uit de zesde of zevende eeuw, waarschijnlijk in de winter van 1528/1529. Als achtergrond wordt veelal genoemd dat in deze periode de vrijheid van godsdienst onder druk stond, aangezien keizer Karel V deze op de Rijksdag in Speyer probeerde op te heffen. Ook zou de bedreiging door de Turken, die voor de poorten van Wenen stonden, voor Luther aanleiding geweest zijn om de vertaling te maken. Opmerkelijk genoeg was zo’n tweehonderd jaar eerder, in 1322, de bedreiging van de Turken ook voor paus Johannes XXII (±1249-1334) reden te bepalen dat het ‘Da pacem’ driemaal per dag gebeden moest worden bij het angelus.
De oudste bron van ‘Verleih uns Frieden gnädiglich’ betreft een liedblad dat in 1529 in Nürnberg gedrukt werd: ‘Teütsche Letaney umb alles anligen der Cristenlichen gemayn’. De titel boven het lied luidde: ‘Da pacem domine Teütsch’:
Onder het ‘Verleih uns Frienden gnädiglich’ voegde Luther een vrije vertaling toe van het collectagebed dat in het romeinse missaal op de antifoon ‘Da pacem’ volgde en met een citaat uit Psalm 122,7 opende. Dit gebed vergezelde gedurende de zestiende eeuw Luthers ‘Da pacem’-vertaling.

Het lied werd ook opgenomen in Geistliche lieder aufs new gebessert (Wittenberg) van Joseph Klug uit 1529, waarvan helaas geen exemplaar bewaard is gebleven. De vroegste liedbundels met het lied dateren uit 1531: het zogeheten ‘Doppelte Gesangbuch’ van Joachim Slüter, de Kirchen gesengen mit vil schönen Psalmen unnd Melodey (Nürnberg) van Jobst Gutknecht en de nieuwe editie van Geistliche lieder, uitgegeven in Erfurt door Andreas Rauscher.
Het ‘Da pacem’-lied van Luther bleef de eeuwen door bekend, veelal gecombineerd met een tweede strofe van Johann Walter uit 1566, gebaseerd op 1 Timoteüs 2,2: ‘Gib unserm Volke und aller Obrigkeit Fried und gut Regiment’. Het lied verscheen al in de zestiende eeuw ook in rooms-katholieke liedboeken.
De vroegst bekende Nederlandse vertaling staat in Een Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid uit 1566. In dit lutherse liedboekje telde het lied vier coupletten.
Een Nederlandse, eenstrofige vertaling – zonder melodienotatie of wijsaanduiding – stond ook in een editie uit 1574 van Datheens psalmboek, waarin onder meer een aantal lutherse liederen opgenomen waren.
Tot in de achttiende eeuw verscheen het vertaalde lied standaard in Nederlandse lutherse liedbundels, maar vanaf de negentiende eeuw raakte het in de vergetelheid totdat Wonno Bleij een nieuwe tekstbewerking maakte.

Inhoud

De tekst van het Latijnse antifoon luidt:

Da pacem Domine in diebus nostris,
quia non est alius, qui pugnet pro bonis,
nisi tu Deus noster.

Geef vrede, Heer, in onze dagen,
want er is niemand anders die voor ons vecht
dan U, onze God.

Voor de Bijbelse herkomst van de tekst wordt vaak verwezen naar Jezus Sirach 50,24 (‘Moge Hij (…) Israël vrede schenken in deze tijd, zoals in de dagen van weleer’), Nehemia 14,14b (‘Onze God zal voor ons strijden’), 2 Koningen 20,19 (‘Is het niet zo, dat er dan duurzame vrede in mijn dagen zal zijn?’, HSV), 2 Kronieken 20,15 (‘…want dit is niet jullie strijd, maar die van God’) en Psalm 122,6 (‘Vraag om vrede voor Jeruzalem: ‘Dat rust hebben wie van je houden’’).

Luther vertaalde de antifoon vrijwel woordelijk; alleen de woorden ‘gnädiglich’ en ‘alleine’ hebben geen equivalent in de Latijnse tekst; ze zijn karakteristiek voor de nadruk die Luther in het algemeen legde op ‘genade’ (geen verdienste) en op de verlossing door God alleen:

Verleih uns Frieden gnädiglich,
Herr Gott, zu unsern Zeiten.
Es ist doch ja kein andrer nicht,
der für uns könnte streiten,
denn du, unser Gott, alleine.

Wonno Bleij heeft een vrije bewerking van Luthers tekst gemaakt. De tweede regel doet denken aan de lofzang van Simeon: ‘Nu laat U, Heer, uw dienaar in vrede heengaan’ (Lucas 2,29). De beelden in de vierde regel lijken ontleend te zijn aan Psalm 84,12: ‘Want God, de Heer, is een zon en een schild’. Deze versregel luidde in Zingend Geloven en latere uitgaven: ‘een God, een schild, een licht als Gij!’ Zo had Bleij het oorspronkelijk geschreven, maar bij opname in Zingend Geloven werd deze regel op initiatief van toenmalig redactielid Ad den Besten aangepast. De wijzigingen in regel 1 en 5 zijn door de liedboekredactie aangebracht.
Anders dan de oorspronkelijke Duitse tekst wordt in de Nederlandse versie expliciet gezongen over het vredig uit elkaar gaan en om bewaring op onze wegen. Dit maakt dat het lied in tegenstelling tot ‘Verleih uns Frieden gnädiglich’ expliciet voor de afsluiting van een kerkdienst geschikt is.

Versvorm

De strofe bestaat uit vijf regels met 8-7-8-7-8 lettergrepen en een toegevoegd ‘amen’. De eerste vier regels bestaan uit jamben, terwijl regel 5 vier trocheeën heeft. Anders dan het Duitse origineel, waar het rijmschema A-b-A-b-c is, kennen in de Nederlandse versie alleen de regels 3 en 4 volrijm.


Melodie

Wellicht anders dan men zou verwachten, heeft Luther voor zijn ‘Verleih uns Frieden gnädiglich’ niet de melodie van de antifoon ‘Da pacem’ gebruikt. Hij gebruikte een middeleeuwse hymnemelodie waarop hij een paar jaar eerder ook al zijn adventslied ‘Nun komm, der Heiden Heiland’ (vergelijk Liedboek 433) gebaseerd had: ‘Veni redemptor gentium’, waarvan de vroegste bron een handschrift uit circa 1120 betreft uit het benedictijnenklooster in het Zwitserse Einsiedeln. Wanneer we de hymnemelodie vergelijken met de notatie van ‘Verleih uns Frieden gnädiglich’ uit 1529, is de relatie eenvoudig herkenbaar:
Zoals is te zien, heeft ‘Veni redemptor gentium’ vier en het Luthers ‘Da pacem’-lied vijf regels. De laatste regel heeft Luther (?) dus erbij gecomponeerd. De notatie bij Liedboek 414 is ontleend aan die uit het Evangelisches Kirchengesangbuch (1950, nr. 139). Afgezien van het gebruik van de stokloze noten in het Liedboek komt deze notatie het meest overeen met die uit de Geistliche Lieder van Valentin Babst uit 1545. Het toegevoegde ‘amen’ werd in de tweede helft van de zestiende eeuw in diverse gezangboeken opgenomen.
In het Liedboek is gekozen voor de niet-gemensureerde versie zoals deze in het Evangelisches Kirchengesangbuch stond en daarna – zij het met kleine wijzingen aan het begin van regels 1, 4 en 5 – in het Evangelisches Gesangbuch (1995, nr. 421). Het is deze versie uit 1995 die door Arbeitsgemeinschaft ökumenisches Liedgut (AöL) aangenomen is, en ook in Gotteslob (2013, nr. 475) staat.

Analyse

De melodie staat in de hypodorische modus (finalis-re: e, dominant-fa: g) en beweegt zich binnen het hexachordum molle (in dit geval: g’-d” = re-la). De modus is hypodorisch en niet dorisch vanwege de d’ (do) die in deze melodie meer dan incidenteel als onderwisselnoot voor de finalis e’ dient. Bovendien speelt de dominant van hypodorisch (g’, fa) een belangrijke rol. Dit blijkt vooral uit de zes tertssprongen die de melodie kent: op regel 3 na betreft het vrijwel alle keren sprongen van de finalis naar de dominant (re-fa); alleen in regel 5 komt de sprong dominant-finalis (fa-re, g’-e’). Daarnaast eindigen de regels 1 en 3 met een opgevuld tertsinterval: g’-fis’-e’ (fa-mi-re). Opmerkelijk binnen de context van de melodie is de dalende kwartsprong in regel 4, waarna de wijs een afsluitende formule rond de finalis maakt (re-do-re). De toegevoegde vijfde regel kent opnieuw een dalende kwartsprong, waarna via een tweevoudig tertsinterval de finalis bevestigd wordt. Regel 6 volgt dan als een aanhangsel dat nogmaals de finalis bevestigt via fa-(mi-)re.
De regels 1 en 4 cirkelen in feit rond de finalis, terwijl regel 2 de melodie in het dominantgebied brengt, waarin ook de volgende regel (3) zich afspeelt. Opmerkelijk is regel 5, die niet afgeleid is van ‘Veni redemptor gentium’: nadat regel 4 in feite afgesloten is op de finalis, opent regel 5 onverwacht weer in het dominantgebied: sol-la-sol-re-fa (a’-b’-a’-e’-g’) om af te sluiten met mi-fa-re (fis’-g’-e’).

Auteur: Jan Smelik