Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

423 - Nu wij uiteengaan vragen wij God



Tekst

Herkomst en verspreiding

Het lied is eind vorige eeuw ontstaan in de liturgische praktijk van de Oude Kerk te Amsterdam, waar de auteur van de liedtekst, Sytze de Vries, van 1988 tot 2005 predikant was. De componist van de melodie, Christiaan Winter, was van 1996 tot 2018 als cantor aan deze Amsterdamse kerk verbonden.
Het lied is speciaal geschreven om te zingen aan het einde van de kinder(neven)dienst, en dan in het bijzonder wanneer de kinderen daarna niet meer terugkeerden in de ‘gewone’ kerkdienst. Het werd opgenomen in deel 25 van de Amsterdamse Katernen (nr. 18b). Landelijke bekendheid kreeg het lied toen het gepubliceerd werd in deel 7 van de serie Zingend geloven (Zoetermeer 2000). Dit deel bood 89 nieuwe kerkliederen voor kinderen en besloot met ‘Nu wij uiteengaan’. Daarna werd het afscheidslied opgenomen in Tussentijds (Kampen 2005, nr. 114) en in de bundel Jij, mijn adem (Zoetermeer 2009, nr. 41) van Sytze de Vries.

Inhoud

Het is gebruikelijk dat men aan het einde van de dienst in de liturgie een zegen uitspreekt over de gemeente. Dit lied draagt die zegen als het ware verder: de gemeente bidt om zegen voor mensen, dichtbij en ver weg.

In het eerste couplet vragen we voor elkaar (dat wil zeggen: voor degenen met wie we de liturgie vieren) aan God: ‘Ga met uw licht voor ons uit’. Deze woorden doen enigszins denken aan Exodus 13,21 (zie onder andere ook Numeri 14,14 en Nehemia 9,12): ‘De HEER ging voor hen uit om hun de weg te wijzen, overdag in een wolkkolom, ’s nachts in een lichtende vuurzuil. Zo konden ze dag en nacht verder trekken.’

In couplet 2 vragen wij om Gods licht en vrede voor degenen die ons lief zijn, voor onze vrienden. In het slotcouplet wordt vrede en goeds gevraagd ‘voor alle mensen op onze weg’. In Tussentijds en Jij, mijn adem luidde de eerste regel van het slotvers: ‘Voor alle mensen in deze stad’. In het eerstgenoemde liedboek werd bij deze versregel onderaan het lied opgemerkt: ‘naar gelang de situatie kan deze zin worden aangepast, bijv. ‘hier in dit dorp’, ‘in onze straat’, ‘op onze weg’. De redactie van het Liedboek heeft voor de laatstgenoemde variant gekozen, maar dit betekent natuurlijk niet dat de andere mogelijkheden uitgesloten zijn. De bewoording ‘vrede en goeds in elk huis’ (regel 2) is ontleend aan het motto van Franciscus van Assisi (1181/1182-1226). Het verhaal wil dat Franciscus op straat voorbijgangers groette met ‘pax et bonum’ (vrede en het goede).

De zegen ‘Ga met God’ uit regel 4 wordt in regel 5 herhaald in het Spaans (‘Vaya con Dios’) en Frans (‘à Dieu’). Een drievoudige zegenbede dus. De meertaligheid mag gezien worden als concretisering dat de zegen voor álle mensen wereldwijd bestemd is. Zoals in Zingend geloven, Tussentijds en Jij, mijn adem expliciet werd aangegeven fungeren de twee laatste regels als refrein.

In Tussentijds en het Liedboek wordt als strofevorm aangehouden: vijf versregels met 8-7-8-3-6. Het metrum wordt overheerst door dactyli. Er wordt geen gebruik gemaakt van rijm.


Melodie

De melodie is opgebouwd uit een aantal melodische bouwstenen, een techniek die we bijvoorbeeld ook vaak tegenkomen in de melodieën van Willem Vogel, de voorganger van Christiaan Winter in de Amsterdamse Oude Kerk.
De eerste regel laat een stijgende beweging horen vanaf de dominant d’ onder de tonica naar de mediant b’. De melodieregel presenteert twee motiefjes: a en b. Regel 2 breidt de omvang van de melodie uit met c’’ en introduceert een derde motief, dat ritmisch gezien refereert aan motief a en melodisch de omkering is van de stijgende terts (g’-a’-b’) waarmee regel 1 eindigt. De dalende beweging van deze melodieregel contrasteert met de voorgaande melodieregel:
Regel 3 is een letterlijke herhaling van regel 1. De vierde regel vergroot de ambitus naar de dominant d’’. Regels 4 en 5 grijpen terug op motief b in die zin dat ze een stijgende opgevulde terts laten horen. De eerste maat van de slotregel is ook ritmisch ontleend aan motief b:
Met de voorlaatste noot van de wijs klinkt voor het eerst een leidtoon, c.q. fis’. De melodie gebruikt alleen laddereigen tonen.

In eerdere bundels verscheen het lied met in regel 5 twee kwartnoten op het woord ‘Dios’ in plaats van een halve noot zoals in het Liedboek. Dit heeft te maken met het feit dat het Spaanse woord niet met twee lettergrepen (‘di–os’) uitgesproken wordt, zoals de dichter en componist aanvankelijk dachten, maar als één lettergreep: ‘djoz’.


Liturgische bruikbaarheid

Het lied is oorspronkelijk geschreven als afsluiting van een kinder(neven)dienst, maar het zal duidelijk zijn dat het ook heel goed gezongen kan worden aan het einde van een kerkdienst waarin groot en klein gezamenlijk vieren.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Christiaan Winter; Wim Dijkstra, orgel (bron: KRO-NCRV)