Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

424 - Verzadigd de honger


Een eerste kennismaking

De tekst van deze gezongen dankzegging schreef Sytze de Vries voor de liturgische praktijk van de Oude Kerk in Amsterdam, toen een jaar lang uit het Johannesevangelie werd gelezen. Typerend voor dit evangelie zijn de ‘Ik-ben’-woorden van Jezus: ‘Ik ben het brood dat leven geeft’ (Johannes 6,35; strofe 1); ‘Ik ben het levend water’ (naar Johannes 4,10; strofe 2); ‘Ik ben het licht voor de wereld’ (Johannes 8,12; strofe 3); ‘Ik ben de goede herder’ (Johannes 10,11; strofe 4); ‘Ik ben de ware wijnstok’ (Johannes 15,1; strofe 5) en ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ (Johannes 14,6; strofe 6).
Het eerste deel van elke strofe is bestemd voor voorzanger of koor, waarbij er zorgvuldige aandacht moet zijn voor de tekstplaatsing, de laatste regel is steeds voor de gemeente. In die regel klinkt het ‘Ik-ben’-woord.
Dit liturgisch gezang was bedoeld als dankzegging na de Maaltijd van de Heer. Maar als dat sacrament niet gevierd wordt, kan dit gezang gebruikt worden als gezongen dankgebed bij de gebeden. Want ook dan mag klinken dat Jezus het brood des levens is!

Auteur: Pieter Endedijk



Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit liturgisch gezang is ontstaan in de Oude Kerk in de tijd dat Sytze de Vries daar predikant was en Willem Vogel kerkmusicus.
In de periode van Kerst 1991 tot en met Pinksteren 1992 werd het Johannesevangelie als lectio continua wekelijks gelezen. Door deze omgang met dit Bijbelboek verschenen liederen, gebeden, cantica en motetten. De wekelijkse viering van de Maaltijd van de Heer werd besloten met een gezongen dankzegging, ‘Verzadigd de honger’, Liedboek 424. Deze dankzegging werd, met ander liturgisch materiaal rond het Johannesevangelie gebundeld in deel 10 van de Amsterdamse Katernen (1992, blz. 23) met de titel Door het licht ben ik beoogd. Liederen, motetten en cantica bij het Johannes-Evangelie. Later verscheen het ook in Zingend Geloven 8 (2004, nr. 74).

Inhoud

In het evangelie van Johannes komen de ‘Ik-ben’-woorden voor, uitspraken van Jezus waarin Hij zijn betekenis voor ons duidt. Zes ‘Ik-ben’-woorden zijn terug te vinden in elke laatste regel van een strofe. Deze regels zingt de gemeente bij wijze van acclamatie op de drie voorgaande regels, die door een cantor of een cantorij worden gezongen:

1

Brood, dat ons doet leven!

Ik ben het brood dat leven geeft.
Johannes 6,35

2

Water, bron van leven!

Het water dat Ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.
Johannes 4,14

3

Licht in onze wereld!

Ik ben het licht voor de wereld.
Johannes 8,12

4

Herder, die ons voorgaat!

Ik ben de goede herder.
Johannes 10,11

5

Wijnstok van de liefde!

Ik ben de ware wijnstok.
Johannes 15,1

6

Waarheid, weg en leven!

Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Johannes 14,6

Het ‘Ik-ben’-woord uit Johannes 4,14 neemt een aparte plaats in, omdat het niet met de woorden ‘Ik ben’ begint, maar wel in de betekenis van ‘Ik ben het levende water’ gehoord mag worden. Opvallend is dat een zevende ‘Ik-ben’-woord in de liedtekst niet voorkomt: ‘Ik ben de opstanding en het leven’ (Johannes 11,25).
De betekenis van elk van deze ‘Ik-ben’-woorden is in de liedtekst in de voorgaande drie regels van de betreffende strofe weergegeven. Zo verzadigt het brood de honger, stilt ons verlangen en voedt ons met goedheid (strofe 1); het water geneest onze dorst, vult onze kruiken en is een stroom van genade (strofe 2), et cetera.
De strofen kennen korte, staccato-achtige regels. Rijm ontbreekt.

Liturgische bruikbaarheid

De plaats van dit gezang is duidelijk: als afsluiting van de Maaltijd van de Heer. Het neemt dan de plaats in van het slotgebed of gebed na de maaltijd. Een slotlied na deze gezongen dankzegging is dan niet meer nodig. Na de dankzegging volgt nog de zegen. Hoewel de inhoud van de tekst sterk verbonden is met het Johannesevangelie, kan dit liturgisch gezang ook worden gebruikt als uit een van de andere evangeliën is gelezen.
Deze dankzegging is goed te combineren met het gezongen tafelgebed ‘Gij louter licht’ (Liedboek 403d) van dezelfde auteurs, dat in dezelfde periode in Amsterdam is ontstaan. In die tekst zijn ook verschillende ‘Ik-ben’-woorden te herkennen.
Eventueel zijn de afzonderlijke strofen ook voorstelbaar als gezongen acclamatie na het evangelie als uit het betreffende hoofdstuk uit het Johannes-evangelie is gelezen (6; 4; 8; 10; 15; 14), de laatste strofe meer in het algemeen na een lezing uit dat evangelie.

Auteur: Pieter Endedijk


Melodie

Tekst en muziek van dit liturgisch gezang werden niet in elkaars directe samenhang geschreven; de tekst komt al voor in Amsterdamse Katernen 1 (1990), terwijl de complete compositie – pas – is opgenomen in Amsterdamse Katernen 10 (augustus 1992). Vervolgens keert het lied – een toon hoger – terug in Zingend Geloven 8 (2004, nr. 74) alvorens het – weer op de originele hoogte – wordt opgenomen in het Liedboek. Het is Willem Vogel gelukt de in aantal lettergrepen steeds wisselende tekst in een melodische mal te drukken. Bij minder lettergrepen worden eenvoudigweg de bijbehorende noten weggelaten, zodat er tevens een metrische diversiteit ontstaat tussen de verschillende strofen.

De melodie van de drieregelige strofen en het daaropvolgende keervers is uiterst basaal te noemen; ze is in feite gemaakt op een van de meest rudimentaire melodische structuren, slechts gebruikmakend van een kleine terts en een grote secunde – zoals dat bijvoorbeeld ook in veel ‘driegeluien’ (drie kerkklokken) te horen is. De melodie beweegt zich steeds ruim boven grondtoon c’, waardoor de melodie als geheel het karakter heeft van een uitbundig recitatief. De ritmische invulling in halve noten en kwartnoten voegt daar een hymnische component aan toe.

Hoewel ook die zeer basaal is, ontleent het gezang een groot deel van zijn kracht aan de meerstemmige invulling. De kordate afwisseling tussen de mineurakkoorden van c en g in de herhaalde eerste regel, krijgt in de derde regel een milde toon door uit te wijken naar Bes-majeur. Daarna neemt de gemeente de wijs over in de bijna berustende klank van het sextakkoord op Es-majeur. Heel terloops verwijst het slot van het refrein – melodisch, maar vooral harmonisch – terug naar de derde regel.

De beknoptheid van de tekst maakt in combinatie met de zangwijs van het gezang een feestelijk vraag- en antwoordspel. Het lied dient met ‘gewicht’ gezongen te worden, niet te vluchtig. Het tempo zal derhalve de 66 halve noten (132 kwartnoten) per minuut niet te boven gaan.

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Willem Vogel; Nico Verrips, orgel