Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

430 - Bevelen wij elkaar in de hoede van de Eeuwige



Melodie

Deze uitgebreide toonzetting van de zegen(ing) is gedateerd op 16 september 1991 en verscheen in Amsterdamse Katernen 11 in september 1993 en werd daarna in Zingend Geloven 6 (1998, nr. 105) en Zingt Jubilate (editie 2006, nr. 26a) opgenomen. Sytze de Vries en Willem Vogel maakten dit liturgisch gezang ten behoeve van de tussen 1991 en 2003 in de wintermaanden georganiseerde Avond-uren; maandelijkse experimentele avondgebeden in het koor van de Oude Kerk van Amsterdam. Deze zegening heeft het karakter van een litanie, voorafgegaan door een oproep en afgesloten met een – ambtelijke – zegen in alternatieve bewoordingen.

Het frame van de compositie bestaat uit niet meer dan zes noten, het hexachord es’-c”, gevat in de modus f-aeolisch. Deze ‘neo-kerktoonsoort’ (aeolisch behoort niet tot de oorspronkelijke kerktoonsoorten of modi) is in feite mineur met slechts laddereigen noten; zonder leidtonen dus.

In bovenstaand notenvoorbeeld is de compositie teruggebracht tot de essentie. Daarin is goed waar te nemen dat de verschillende onderdelen grote gelijkenis vertonen. Oproep, refrein, vers en zegen, ze bestaan alle uit een voor- en een nazin. De voorzin kent steeds een ‘zakvorm’, de nazin wordt gekenmerkt door een naar de grondtoon afdalende melodie; voor- en nazin al dan niet met opmaat.

Het refrein is de terugkerende yell in dit gezang en het zal ook ongetwijfeld het uitgangspunt zijn geweest waaromheen de gehele compositie is gebouwd. Zo is de reciteerformule van de verzen eenvoudig terug te voeren op de refreinmelodie. De kop van de refreinmelodie wordt een terts lager en ontdaan van alle franje de voorzin van het vers. In de nazin van het refrein zijn zonder veel moeite de contouren van de tweede helft van het vers te herkennen. Oproep en zegen zijn aan de voorganger toebedeeld. Het zijn ‘stokloze’ noten die ritmisch vrij gezongen mogen worden. De melodische afsluitingen van oproep en zegen zijn gelijkluidend.

De opbouw van de compositie als geheel vertoont sterke overeenkomsten met het Gloria uit ‘Glorie de Eeuwige’ (Liedboek 299f, geschreven in 1990). Het refrein dat steeds de voorzangverzen afwisselt blijkt aan het slot ook als canon gezongen te kunnen worden. Daaraan wordt vervolgens een uitbundige koorzetting toegevoegd, zodat een muzikaal uitroepteken het werk besluit.

De meerstemmigheid is zeer basaal van opzet en bestaat voornamelijk uit drieklanken zonder toevoegingen, in de verzen aangevuld met enkele milde, klein-septiemakkoorden. Enige subtiele variatie brengt Vogel aan door de voorzangverzen voor mannen en vrouwen te voorzien van verschillende begeleidingsakkoorden, voor de mannen om praktische redenen in een wat lagere ligging.

Deze toonzetting van de zegening is een geslaagde poging de gehele vierende gemeenschap actief te betrekken bij de liturgische handeling; ze is door de herhalingen indringend en vanwege de opbouw meeslepend. Het hymnische karakter van dit liturgisch gezang vraagt om een uitvoering met poids et majesté, zeker niet sneller dan 60 halve noten per minuut.

Auteur: Christiaan Winter


Liturgische bruikbaarheid

Deze gezongen zegen bestaat uit drie delen, aangeduid met de letters a, b en c. De liedboekredactie heeft deze aanduiding toegevoegd, om als uitvoeringsmogelijkheid ook alleen de delen a en c te kunnen gebruiken.
Het b-gedeelte is feitelijk een voorbede en als in een reguliere (hoofd-)dienst de zegen klinkt is die voorbede al uitgesproken. Voor andersoortige vieringen, zou het b-gedeelte juist wel gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld in een getijdengebed, waar in de gebeden een combinatie van voorbede en zegenbede wel denkbaar is.
Ook als bij regelmatig gebruik het geheel als te lang wordt ervaren, kan men zich beperken tot het a- en c-gedeelte.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Sweelinckcantorij o.l.v. Willem Vogel; Sytze de Vries, voorganger; Nico Verrips, orgel