Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

438 - God lof! Nu is gekomen


Nun jauchzet, all ihr Frommen

Michael Schirmer
Ad den Besten
Johann Crüger

Tekst

Herkomst en verspreiding

Het lied Nun jauchzet, all ihr Frommen werd voor het eerst gepubliceerd in het Newes vollkömliches Gesangbuch Auspurgischer Confession (Berlijn 1640) van Johann Crüger. De liedtitel maakt duidelijk voor welke periode in het kerkelijk jaar het bestemd is en wie het geschreven heeft: Ein ander schön Advent Liedlein M Michael Schirmers. Het lied stond in de rubriek Von der Menschwerdung JEsu Christi en het register in de bundel meldde dat het gezang op de eerste adventszondag gezongen kon worden.

De eeuwen door bleef het lied populair in Duitsland. In Nederland werd het lied bekend aan het begin van de twintigste eeuw. Toen publiceerde Dirk Christiaan Meijer (1839-1908) een vertaling in zijn Lutherse Liederen uit het Hoogduitsch vertaald (Amsterdam 1902, nr. 32): ‘Juicht vroolijk nu, gij vromen’. Meijers vertaling verscheen – zij het hier en daar gewijzigd – tot ver na de Tweede Wereldoorlog in uiteenlopende liedbundels. Te denken is aan de Oude en Nieuwe Zangen (Rotterdam 1911, nr. 27) van M. van Woensel Kooy, Sionsliederen (Utrecht 1912, 248) van de gereformeerde predikant E.B. Couvée, de Gezangen nevens de psalmen in gebruik bij de Gereformeerde kerken in Nederland (in hersteld verband) (Amsterdam 1933, nr. 96),  de lutherse jeugdbundel Uit hart en mond (Zwolle 1953, 2e druk, nr. 3) en het Gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland (Den Haag z.j. [1969], nr. 70). Het werd echter niet in de ‘Hervormde Bundel’ uit 1938 opgenomen.

In het Liedboek voor de kerken (gezang 121) verscheen een nieuwe vertaling van Ad den Besten, die ongewijzigd overgenomen werd in het Liedboek.

Inhoud

In Schirmers tijd werd – conform een vroegchristelijk gebruik en de lutherse leesroosters – op de eerste adventszondag gelezen over Jezus die, rijdend op een ezel, zijn intocht houdt in Jeruzalem (Matteüs 21,1-9). Met deze intocht ging – zo schrijft Matteüs – de profetie uit Zacharia 9,9 in vervulling, waar staat:

Juich Sion,
Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde!
Je koning is in aantocht,
bekleed met gerechtigheid en zege.
Nederig komt hij aanrijden op een ezel.

De blijdschap over de komst van de rechtvaardige koning die zich vernedert (vergelijk: rijdend op een ezel) om te overwinnen, vormt in Schirmers lied de hoofdgedachte die in zes coupletten wordt uitgewerkt. In de Nederlandse versie is het aantal strofen teruggebracht tot vier (zie hieronder).

De tegenstelling tussen ‘koninklijk/heersend’ en ‘nederig/dienend’ is slechts één van de vele contrasten die in het lied getekend worden. Andere zijn onder meer: machtigen versus armen en verdrukten, angst en leed versus lofprijzen, majesteitelijk vertoon versus verhullen, en tijd van genade versus kwade tijd.

Duitse en Nederlandse tekst

De eerste strofe roept op te juichen nu ‘Gods aangename tijd’ is aangebroken en omdat ‘de Heer der heerlijkheid’ in onze wereld binnentreedt.  Ook wordt benadrukt hoe de Heer komt: ‘zonder praal en pracht’, maar machtig om de duivel en zijn rijk te overwinnen.

Duidelijker dan in de Nederlandse vertaling tot uiting komt, wordt in het oorspronkelijke lied een verbinding gelegd tussen Christus’ advent en zijn passie. Karakteristiek hiervoor is vers 2:

Er kommt zu uns geritten
auf einem Eselein
und stellt sich in die Mitten
für uns zum Opfer ein.
Er bringt kein zeitlich Gut,
er will allein erwerben
durch seinen Tod und Sterben,
was ewig währen tut.

In de vertaling van Den Besten zijn alleen de eerste twee versregels van dit couplet gebruikt. De tweede helft van couplet 2 uit de Nederlandse versie is een vertaling van de tweede helft van het derde couplet van het Duitse lied:

Kein Zepter, keine Krone
sucht er auf dieser Welt;
im hohen Himmelsthrone
ist ihm sein Reich bestellt.
Er will hier seine Macht
und Majestät verhüllen,
bis er des Vaters Willen
im Leiden hat vollbracht.

De Nederlandse vertaling van het tweede gedeelte van het couplet luidt:

Hij wil zijn koningsmacht
en majesteit verhullen,
om nederig te vervullen
wat God van hem verwacht.

Hier resoneren de bekende woorden uit Filippenzen 2,6-8: Christus Jezus, ‘die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis’.

Wereldwijde betekenis

In de strofen 3 en 4 van het lied (= coupletten 4 en 5 van het oorspronkelijke lied) wordt de wereldwijde betekenis van de komst van de koning verwoord. Deze strofen krijgen extra zeggingskracht wanneer we bedenken dat de dichter ze schreef midden in de ellende van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), een tijd ook waarin  de pest veel slachtoffers maakte. Schirmers lied onderscheidt zich trouwens van de meeste andere adventsliederen, door Advent niet te betrekken op het gelovige individu, maar op de hele wereld.

In strofe 3 (= couplet 4 van het oorspronkelijke lied) worden de machtigen op aarde – in de oorspronkelijke tekst: Ihr großen Potentaten – opgeroepen zich aan de koning (vergelijk strofe 1, regel 3) te onderwerpen, omdat ze anders zijn toorn over zich afroepen. Een aantal bijbelgedeelten klinkt in dit couplet door: Maria’s Magnificat, waarin gezongen wordt over de heersers die de Heer van hun troon stoot (Lucas 1,51-52), en Psalm 2,10-12 (de introïtus voor de kerstnacht).

Nadat de machthebbers waarschuwend aangesproken zijn, worden in het vierde  couplet (= couplet 5 van het originele lied) de armen en ellendigen troostend toegesproken: de koning zal zich over hen ontfermen (vergelijk Psalm 40,13.17-18; Psalm 72,12-14). Ze worden opgeroepen om ondanks angst en leed toch welgemoed hun liederen te zingen: ‘Gij moogt uw held ontvangen, / de vorst van uw verlangen, / met liederen zonder tal (Duits:  dem König Lob zu singen, / der ist  euer höchstes Gut). De lofprijzing vindt plaats omdat de tijd van genade (‘aangename tijd’) is aangebroken en de macht van het kwaad gebroken wordt. In het laatste couplet van het oorspronkelijke lied, dat in de Nederlandse versie vervallen is, wordt dat verder uitgewerkt:

Er wird nun bald erscheinen
in seiner Herrlichkeit
und all eur Klag und Weinen
verwandeln ganz in Freud.
Er ist’s, der helfen kann;
halt’ eure Lampen fertig
und seid stets sein gewärtig,
er is schon auf der Bahn.

In deze strofe wordt gerefereerd aan de gelijkenis van de wijze en dwaze meisjes, de klassieke evangelielezing van de zondag vóór de eerste adventszondag (Matteüs 25,1-13). Voor zover het al niet duidelijk was uit de voorgaande strofen, onderstreept dit couplet het eschatologische perspectief van Advent: het is niet alleen een voorbereiding op Kerst, maar ook een tijd van verwachting dat de voltooiing van Gods koninkrijk zal komen.

Strofevorm

De strofe valt naar vorm in twee gedeelten uiteen: de regels 1 t/m 4 en 5 t/m 8. De eerste vier regels met elk 7-6-7-6 lettergrepen bestaan uit drie jamben en hebben het rijmschema a-B-a-B (gekruist rijm). De regels 5 t/m 8 contrasteert met de eerste vier regels doordat de regels 6-7-7-6 lettergrepen hebben met omarmend rijm (C-d-d-C). Dit contrast sluit aan bij de hierboven genoemde tegenstellingen die de tekst structureren.


Melodie

Geschiedenis

Omdat Schirmer een veel gebruikte strofevorm gebruikte, kan zijn liedtekst op uiteenlopende melodieën gezongen worden. Dat is dan ook gebeurd. De combinatie van tekst en melodie zoals in het Liedboek staat, is zelfs vrij recent.

In Newes vollkömliches Gesangbuch Auspurgischer Confession (Berlijn 1640) van Johann Crüger werd Schirmers tekst vergezeld van de melodie die Johann Hermann Schein (1586-1630) componeerde bij het stervenslied Ich hab mein Lauf vollendet.

Al spoedig ging men Nun jauchzet, all ihr Frommen op andere melodieën zingen, waaronder die van Aus meines Herzens Grunde (‘Ga, stillen in den lande’, Liedboek 440). In het Evangelisches Kirchengesangbuch (1950, gezang 7) stond deze wijs nog bij de tekst afgedrukt, en dat was ook het geval in de Nederlandse liedbundels tot circa 1970.

De redactie van het Liedboek voor de kerken plaatste de huidige melodie van Crüger bij het adventslied van Schirmer. Het Evangelisches Gesangbuch (1993 nr. 9) deed dit daarna ook, maar verwijst als alternatief nog wel naar Aus meines Herzens Grunde.

In het Liedboek wordt de melodie niet alleen bij Schirmers lied gebruikt, maar ook bij het lied ‘Dit is een dag van zingen’ (Liedboek 552) van Hanna Lam (1928-1988).

De melodie van Liedboek 438 en 552 werd oorspronkelijk niet bij de liedtekst van Schirmer geschreven. Crüger had haar gecomponeerd voor Von Gott will ich nicht lassen van Ludwig Helmhold (1532-1598) en publiceerde haar in dezelfde bundel uit 1640, waarin ook Schirmers liedtekst voor het eerst afgedrukt werd.

In deze bundel waren de melodieën voorzien van een becijferde bas (Generalbaß). De nieuwe melodieën uit deze bundel vormen de overgang van het zestiende eeuwse melodietype naar een aria-achtig melodietype, dat onder meer gekenmerkt wordt door het gebruik van gepuncteerde ritmen en een grotere afhankelijkheid van de harmonie. Ook de melodie van ‘God lof! Nu is gekomen’ heeft deze kenmerken: het gepuncteerde ritme treffen we in vrijwel alle regels aan, en vooral de tweede helft van de melodie is vanuit de harmonie bedacht.

Van de bundel Newes vollkömliches Gesangbuch Auspurgischer Confession (Berlijn 1640) verscheen in 1647 een grondig gewijzigde editie: de Praxis Pietatis Melica. In verschillende edities van dit liedboek nam de componist een ritmisch gewijzigde versie van de melodie op. De achttiende eeuw leverde nog meer melodievarianten op.

Analyse

De melodie heeft de veelgebruikte Bar-vorm, bestaande uit een Aufgesang en Abgesang.  De regels 1 en 2 worden herhaald in de regels 3 en 4 en vormen samen het zogeheten Aufgesang. De regels 5 tot en met 8 vormen het Abgesang.

Vooral in de eerste vier regels heeft de melodie het karakter van een uitbundige oproep. De eerste melodieregel opent op de dominant c”, gevolgd door de sext d”, waarna de melodie in secundeschreden daalt naar de tonica (f’) in regel 2. De ‘hooggestemde’ opening (kwint-sext), het gepuncteerde ritme en de onbeklemtoonde noot waarmee elke regel opent, bepalen het opgewekte karakter van de melodie.

De terts a’ speelt in het Abgesang een belangrijke rol: drie van de vier regels openen ermee en twee eindigen ook op de a’. De tweede helft van de melodie speelt zich ten opzichte van de eerste vier regels in een lagere ligging af. Ook hier beweegt de melodie zich vrijwel uitsluitend in secunden. De regels 6 en 7 zijn op de eerste noot na geheel gelijk.


Liturgische bruikbaarheid

Het spreekt voor zich dat het lied geschikt is voor de zondagen van Advent, in het bijzonder de eerste zondag. De evangelielezing over Christus’ intocht in Jeruzalem (Johannes 12 en parallelle perikopen) heeft ook een plek in de liturgie op Palmzondag. Ook op deze dag kan het lied gezongen worden.

Auteur: Jan Smelik


Media

Uitvoerenden: Cappella pro Cantibus o.l.v. Cor Brandenburg; Gijsbert Kok, orgel (bron: KRO-NCRV)