Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

454 - De mensen die gaan in het duister


Hanna Lam
Wim ter Burg

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit lied verscheen in 1968 in het tweede deel van de reeks Alles wordt Nieuw (nr. 10). Hanna Lam schreef de tekst en Wim ter Burg de melodie. Het lied werd al snel een van de bekendere uit het Alles wordt Nieuw-repertoire. Het werd opgenomen in Tussentijds (2005; nr. 135), Zingt Jubilate (editie 2006; nr. 203) en het Gereformeerd Kerkboek (editie 2006; nr. 27). Diethard Zils (*1935) heeft een Duitse vertaling van het lied gemaakt: ‘Und Menschen sind noch im Dunkeln’.

Inhoud

Het lied is gebaseerd op Jesaja 9,1-6. De lijn van die Bijbelpassage wordt in een vrije weergave gevolgd:

  • strofe 1 = 9,1b
  • strofe 2 = 9,2.4
  • strofe 3 = 9,3-4
  • strofe 4 = 9,5
  • strofe 5 = 9,6

De eerste strofe sluit aan bij Jesaja 9,1b. De mensen die gaan in het duister – zo dicht Hanna Lam – ‘wonen in ’t land van de dood’. Hier klinkt allereerst de Statenvertaling door – daar gaat het over ‘het land van de schaduw des doods’ – en het verwoordt dat donkerheid hier meer is dan nacht. Dat komt ook in de vierde zin naar voren: het licht dat gaat stralen is ‘het hemelse morgenrood’.

In de tweede strofe wordt het komende geluk van ‘de mensen’ (mensen in het algemeen) op een mooie manier geconcretiseerd: ‘de kinderen spelen weer vrij’. Elk kind dat een beetje weet heeft van oorlog en verdrukking kan zich een voorstelling maken van niet vrij kunnen spelen. Elke volwassene dat weet heeft van oorlog en verdrukking kent wel de verzuchting ‘in welke wereld moeten onze kinderen opgroeien…’

In strofe 3 valt op dat het gaat over een ‘begin van geluk’. Het gaat niet om een bevrijding van het ene op het andere moment, één vingerknip en alles is weer goed. Wel krijgen ze ‘tijd van leven’ (regel 3), tijd waarin geluk  ruimte krijgt en kan groeien. Want, zo gaat strofe 4 verder, er is een prins geboren, de vorst van vrede die het leven terecht brengt in zijn koninkrijk (strofe 5). En zo komen mensen tot hun bestemming en zijn ze ‘de koning te rijk’.


Melodie

De tekst heeft een eenvoudige, vierregelige structuur. Het metrum is 9-8-9-8, het rijmschema a-B-c-B. In de even regels gaat het om staand rijm, terwijl de niet-rijmende zinnen eindigen met een trochee (lang-kort; duister/stralen).
Wim ter Burg heeft dit in de muziek vertaald door de oneven regels te laten doorlopen in de volgende regel. Bij de overgang van regel 1 naar 2 doet hij dat vanuit een halve noot gevolgd door een kwartnoot, bij regel 3-4 vanuit drie kwartnoten (in het notenvoorbeeld met rode pijlen aangegeven). De melodie is in het Liedboek genoteerd in g-klein (in Alles wordt nieuw was dat a-klein). De melodie beweegt zich nu binnen het bereik c’-d”, een none. Drie van de vier regels spelen zich in het hoger gelegen gedeelte van de melodieomvang af, maar de tweede regel ligt opmerkelijk laag. Regel 1 opent met een sprong vanaf de lage dominant naar de grondtoon, en eindigt met de tegengestelde beweging: grondtoon naar lage dominant. Hij loopt gelijk over in regel 2 met de laag gelegen melodie, met een beperkte omvang (c’-es”) en ook nog de kenmerkende secundebeweging rond de d’:  d’-c’-d’-es’-d’-c’-d’. Het kan niet anders dan dat de melodie bij het eerste couplet geschreven is, want na de laagte bij ‘’t land van de dood’ stijgt de melodie vervolgens omhoog (‘licht zien stralen’), met vervolgens in de slotregel het melodisch hoogtepunt (‘he-mel-se’). Dat is overigens op precies dezelfde plaats waar in regel 2 de laagste noot voor het eerst wordt aangestipt, ze spiegelen elkaar (zie in het notenvoorbeeld de groene pijltjes). Spiegelen zie je overigens ook in regel 1 en 2: in beide regels zijn de eerste en de tweede zinshelft nagenoeg gespiegeld (zie de blauwe pijltjes). Precies op die hoogste noot vraagt het ritme extra aandacht. Elk middendeel van de voorgaande regels bestaat uit eenzelfde ritmisch patroon met een kwartnoot plus twee achtste noten. Daar zit nu een kleine wijziging in, want hier is het ritmisch patroon omgedraaid: twee achtsten en een kwartnoot (in het notenvoorbeeld met een blauwe cirkel aangegeven). 

De melodie vraagt om een rustig tempo. Wim ter Burg schreef over zijn melodieën in het algemeen: ‘Zing de melodieën niet te vlug. Het goede tempo ontdekt men als men zingend op de maatslag loopt (of danst)’ (in: ‘Ten geleide’, in Alles wordt nieuw. Verzamelbundel met begeleiding voor diverse instrumenten. Nijkerk 1985, blz. 5).


Liturgische bruikbaarheid

Dit is een lied voor het kerstfeest (Jes. 9,1-6 of 8,23-9,7 is een van de vaste lezingen in de kerstnachtviering). Verder kan het in voorkomende gevallen ook in de tijd van advent gezongen worden.

Auteur: Anje de Heer


Media

Uitvoerenden: Kathedraalkoor Brugge o.l.v. Ignace Thevelein; Jos Bielen, orgel