Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

476 - Nu zijt wellekome. Jesu lieve Heer


Syt willekomen Herre Krist

Oud-Nederlands naar een Duitse tekst uit de 14e eeuw
’s-Hertogenbosch 1627

Tekst

Ontstaan en verspreiding

‘Nu zijt wellekome’ behoort tot de populairste kerstliederen in Nederland. Het lied komt dan ook in elke hedendaagse kerkelijke liedbundel voor. De oorsprong van het lied gaat terug tot voor het jaar 1000. J.J. Mak noemt het in Middeleeuwse kerstliederen (Utrecht/Brussel 1948, 48) zelfs ‘het oudste loflied op Christus’ geboorte, dat in West-Europa in de volkstaal is gedicht’. In onze tijd wordt het echter gezongen in de versie zoals het was opgenomen in Het Paradys der Gheestelijcke ende Kerckelijkcke Lof-Sanghen (1621), samengesteld door Salomon Theodotus, pseudoniem van Aegidius Haeffacker (†1623), een bundel uit de periode van de contrareformatie.
In de tekst- en melodiebeschrijving wordt verder ingegaan op de ontwikkeling van het lied.
Dit kerstlied is een goed voorbeeld van een geestelijk volkslied, dat vooral buiten de liturgie tot ontwikkeling kwam en gezongen werd. Pas in de twintigste eeuw krijgt het lied een plaats in een kerkelijke liedbundel. Nadat het als gezang 93 was verschenen in Gezangen voor den Eeredienst van de Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband (1933), kreeg het nog meer verspreiding als gezang 14 in de ‘Hervormde Bundel van 1938’. Daarvoor was het lied al opgenomen in de eerste druk van Oude en nieuwe zangen, bijeengebracht door Maria van Woensel Kooy (1911, nr. 80). Van de oorspronkelijke vier strofen werden er in de ‘Hervormde Bundel van 1938’ drie opgenomen, waarbij de oorspronkelijke tweede strofe werd genegeerd, vermoedelijk omdat de woorden te veel aan een Marialied deden denken (zie verder bij ‘Inhoud’):

Christe Kyrieeleison, laat ons zingen blij,
Daarmeed’ ook onze leisen beginnen vrij.
Jezus is geboren op de heilige kerstnacht
Van een maged reine, die hoog moet zijn geacht.
Kyrieleis.

Van Woensel Kooy nam wel vier strofen op, maar met een stevige bewerking van de tweede waarbij Maria verbannen werd.

Het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 145) volgde dezelfde selectie van drie strofen, in het Liedboek is het gehele lied in ere hersteld. Nagenoeg alle kerkelijke en semi-kerkelijke liedbundels in de laatste vijftig jaar geven het lied een plaats. Daarbij zien we wel dat protestantse bundels in het algemeen voor de driestrofige tekstversie kiezen en katholieke voor de vierstrofige. Ook in Weerklank (2016), de liedbundel van het confessionele deel van de Protestantse Kerk in Nederland, is het lied met de oorspronkelijke tweede strofe opgenomen (gezang 132).

Duits-Nederlandse oorsprong

Het lied ‘Nu zijt wellekome’ heeft een gemengd Duitse/Nederlandse herkomst. De oudste bron is een evangeliarium van Otto III (908-1002), bewaard in de Dom te Aken. Een andere bron is een Erfurter handschrift uit 1394 met de melodie in een driestemmige zetting. Klik hier om deze muziek te beluisteren.
Deze melodie met een gemoderniseerde tekstversie wordt tot in de twintigste eeuw in Duitsland gepraktiseerd (Gotteslob, editie 1975, nr. 131). De eerste strofe komt sterk overeen met bovenstaand voorbeeld. De tweede strofe is in 1970 nieuw geschreven:
Uit de twaalfde eeuw is bekend dat het lied in Aken in de kerstnacht door de schepenen werd aangeheven, in aansluiting op het kerstevangelie. Daarna nam het koor het over en zong het volk het ‘Kyrieleis’.
Het lied heeft zich vervolgens ook in Nederland verspreid. Schippers op de Maas in Limburg zongen het lied in de kerstnachtmis in de abdij van het Stift te Thorn.
Of het lied in de tijd daarna erg populair geweest is, is maar de vraag. Het ontbreekt in handschriften uit die tijd, zoals de verzameling Devoot ende Profitelijck boecxken (1539).
Enkele jaren voor de uitgave van Salomon Theodotus, waaraan de ons bekende versie is ontleend, verschijnt het lied in een iets andere vorm in Hymni ofte Loff-Sangen op de Christelijcke Feest-Dagen ende Ander-sins (1615), het eerste calvinistische gezangboek in de Nederlanden, dat echter nooit in gebruik werd genomen. Daarin vinden we het als ‘Den iiij Loff-sangh. Daar mede de Kercke haren Nieuwen geboren Coningh welle-com hiet.’ Het lied kent daar zeven strofen, waarvan de eerste luidt:
In vergelijking met de ons bekende versie vertoont de melodie veel overeenkomsten, maar de tekst is zo afwijkend dat deze een andere oorsprong moet hebben. Opvallend is dat de laatste regel niet ‘Kyrieleis’ luidt, maar ‘Alleluia’, met als alternatief de Nederlandse weergave van dat woord: ‘Looft onsen Godt’.

De ‘leis’

Voor de ontstaansgeschiedenis van dit lied zijn tekst en melodie niet van elkaar te scheiden. Dat hangt samen met de oorsprong van het lied als zogenaamde leis.
In de middeleeuwen ontstond de praktijk om de lange melismen in gregoriaanse Kyrie’s en Alleluia’s op te vullen met teksten als geheugensteun om de lange melodieën te kunnen onthouden. Dit worden troperingen genoemd. Uit troperingen van het Kyrie, met tekstplaatsingen op de ‘e’ van ‘Kyrie eleison’ ontwikkelde zich een vorm van het geestelijk volkslied. Om dit te illustreren is het kerstlied ‘Kyrie, God is ghecomen’ een goed voorbeeld. De melodie is ontleend aan het gregoriaanse Kyrie V, met de naam ‘Kyrie magnae Deus potentiae’. Deze naam verwijst naar de Latijnse tropering van dit Kyrie.
Hieronder het gregoriaanse Kyrie V en het lied:
In de liedtekst is de oorspronkelijke tekst van het Kyrie nog herkenbaar met het driedelige Kyrie – Christe – Kyrie.

Kyrie, God is ghecomen …
... Eleyson.
Christe, medicine …
... Eleyson.
Kyrie, God moet behoeden …
…. Eleyson. 

In de zestiende eeuw werd de benaming ‘leis’ een synoniem voor kerstlied. Deze betekenis herkennen we in de tweede regel van strofe 2 van ‘Nu zijt wellekome’: ‘daarmeed’ ook onze leisen beginnen vrij’.

J.J. Mak geeft in Middeleeuwse kerstliederen (blz. 46-48) een drietal tekstversies op de ons bekende melodie. Een daarvan is volgens hem de oudste en afkomstig uit Leysen-boeck der catholycken daerinne vergadert zyn wt verscheyden boecken veelderhande leysenen himni ende geestelycke liedekens (1605, blz. 72). In deze uitgave staan geen melodieën.

Nv zijt wellecome Heere Christ
Want ghy onser alder Heere bist
Nu zijt wellecome lieve Heere
Hier in aertrijcke ghy zijt so schone Kyrieleys.

Kyrieleyson Christeleyson willen wy singen
Daer me die schone Leyssen beginnen
Iesus is geboren op die heylige Korsnacht
Van eene Maget reyne sy blevet en sy wast. Kyrieleys.

Die Herders op die velde songen een nieu Liet
Dat Iesus was geboren wy en wistens niet
Gaet aen geender strate men salt u seggen claer
Tot Bethleem inder stede daer ist geschiet voorwaer. Kyrieleys.

Die heylige drie Koningen wt verre landen
Sochten onsen Heere met Offerhanden
Die eene offerde Myrthe die ander wieroock
Die derde louter gout, van dat alderpuerste oock. Kyrieleys.

Een aangepaste versie van deze tekst nam Salomon Theodotus op in zijn Het Paradys der Gheestelijcke ende Kerckelijkcke Lof-Sanghen. Deze tekstversie is – weer met kleine aanpassingen en moderniseringen – overgenomen in de ‘Hervormde Bundel van 1938’, waarschijnlijk via Oude en nieuwe zangen van Van Woensel Kooy, en vervolgens in andere gezangboeken en geldt nu als de gangbare versie.

Inhoud

De inhoud van de tekst staat in verband met de oorspronkelijke functie van het lied. Die is fraai verwoord in de titel van het lied in Hymni ofte Loff-Sangen (1615): ‘Daar mede de Kercke haren Nieuwen geboren Coningh welle-com hiet’. Het lied is dus een begroeting van de nieuwgeboren koning als de Messias (strofe 1).
De volgende drie strofen geven het klassieke kersttafereel weer, als was het een ‘gezongen kerststal’, met elementen uit het Lucas- en Matteüsevangelie. Strofe 2 vertelt over de geboorte, strofe 3 over de aanbidding van de herders en strofe 4 over de begroeting door de magiërs.

Zoals hierboven is beschreven werd de oorspronkelijke tweede strofe niet opgenomen in de ‘Hervormde Bundel van 1938’ en daaropvolgende vele andere (protestantse) bundels.
In het Liedboek is het volledige lied hersteld. Daarmee wordt het geheel van het kersttafereel niet alleen recht gedaan, ook de oorsprong van de tekst als leis wordt met de eerste regel van de tweede strofe geïllustreerd.
De meest opvallende wijziging in de vierde strofe ten opzichte van het origineel is de eerste regel: ‘D’heijlige drie koon’ghen uijt soo verren landt’ werd ‘Wijzen uit het oosten, uit zo verre land’. Deze wijziging komen we al in Oude en nieuwe zangen (1911) tegen en is dus waarschijnlijk van de hand van Maria van Woensel Kooy. Bundels als Gezangen voor Liturgie (1984, nr. 508) en Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 590) behielden de oorspronkelijke tekst.


Melodie

Hierboven is al helder gemaakt dat de ons bekende melodie haar oorsprong heeft in de middeleeuwen. Hoe deze zich vervolgens ontwikkelde tot de melodievorm in de uitgave van Salomon Theodotus is niet precies te achterhalen. Vergelijking van de melodie van ‘Sys willekomen heire kerst’ met de melodieversie uit 1621 levert overeenkomstige melodieversies op. In de versie uit 1621 zijn de middeleeuwse kenmerken verdwenen: de dorische modus heeft plaats gemaakt voor een majeur-melodie in een alla-breve-maatsoort (2/2). Omtrent de vraag van welke gregoriaanse melodie de liedmelodie in oorsprong een tropering is, bestaan verschillende theorieën. De Vlaamse hymnoloog en volksliedkenner Ignace de Sutter (1911-1988) ziet een sterke verwantschap met de gregoriaanse antifoon ‘Pueri Hebaeorum’ voor de processie op Palmzondag. Walther Lipphardt (1906-1981), een Duitse muziekwetenschapper, meent dat de kerstsequens ‘Jesse virgam humidavit’ de basis vormt voor de melodie. De Nederlandse musicoloog Joseph Smits van Waesberghe (1901-1986) legt een direct verband tussen de liedmelodie en het gregoriaanse Kyrie XVII (‘Kyrie salve’) dat uit Kyrie XI ad libitum ontstond. Beide kyrie’s bevatten volgens hem melodisch materiaal voor de vroegste vorm van de melodie zoals die in Aken werd gezongen.
Duidelijk is dat gemeenschappelijke melodische kenmerken vervolgens in de zeventiende eeuw in diverse Duitse liederen voorkomen.
In vergelijking met de notatie van de melodie bij Salomon Theodotus is er één afwijking in de huidige zangwijze: in de derde regel is de tweede noot bij ‘hoge’ verlaagd (zie notenvoorbeeld bij ‘Ontstaan en verspreiding’).


Liturgische bruikbaarheid

Het oudste gebruik van dit lied valt te respecteren: te zingen na het evangelie in de kerstnacht. Maar ook op andere zon- en feestdagen in de kersttijd tot en met Epifanie – strofe 4 spreekt immers over de begroeting van de magiërs, het evangelie van Epifanie – is het lied passend. Er kan ook op een andere mogelijkheid in de kerstnacht- of kerstmorgendienst worden gewezen. Met een Kyrie wordt niet alleen tot Jezus geroepen als de ontfermer, de roep is bovenal een huldiging en eerbetoon. Het Matteüsevangelie vertelt dat twee blinden tot Jezus roepen: ‘Ontferm u over ons’. Ze weten tot wie ze roepen: ‘Zoon van David’ (9,27). Zo klinkt ook de roep van de moeder van een zieke dochter (15,22), de vader van een zieke zoon (17,15) en opnieuw twee blinden (20,30). In het Kyrie klampt de gelovige zich aan de Kyrios, de Heer vast. In het Kyrie wordt deze Heer aangeroepen vanwege alle ellende, maar in één beweging wordt Hij ook gehuldigd en geëerd; Hij is de Zoon van David! ‘Nu zijt wellekome’ geeft in al zijn volkse vroomheid iets prijs van deze huldiging. Op een hoogfeest mag het Kyrie feestelijk zijn! In het Kyrie begroeten en huldigen wij de Heer als de ontfermer. Zodoende kan in een zogenaamde ‘liedmis’, bekend vanuit de lutherse traditie (waarbij in de liturgie strofische liederen de plaats innemen van ordinariumdelen), dit lied als Kyrie gezongen worden. Men kan dan aansluitend in één adem Liedboek 487 als Gloria aanheffen (beide liederen staan in dezelfde toonsoort!) – een goede vorm voor een kerstdienst waarin men aan veel liederen ruimte wil geven.

Auteur: Pieter Endedijk

Bronnen

Florimond van Duyse, Het oude Nederlandsche lied. Deel 3. Den Haag/Antwerpen 1907, 2061-2066; 2626. (Klik hier, geraadpleegd 23-09-2022)
W.P.H. Jansen, ‘Een en ander over een paar oude geestelijke liederen’, in Tijdschrift der Vereeniging voor Noord-Nederlandse Muziekgeschiedenis, deel 3, 4e stuk (1891), 250-266. (Klik hier, geraadpleegd 20-09-2022)
Walther Lipphardt, ‘Das älteste deutsche Weihnachtslied’, in Jahrbuch für Liturgik und Hymnologie, Vol. 4 (1958/59), 95-101. (Klik hier, geraadpleegd 20-09-2022)
J.J. Mak, Middeleeuwse kerstliederen. Utrecht/Brussel 1948
Joseph Smits van Waesberghe, ‘Über den Ursprung der Melodie ‘Nun siet uns willekommen’’, in  Studien zur Musikwissenschaft, Band 25 (1962), 496-503. (Klik hier, geraadpleegd 20-09-2022)
Ignace de Sutter, De dienst van het lied. Brugge 1974, 94-101


Media

Uitvoerenden: Collegium de Dunis o.l.v. Ignace Thevelein; Tom Hoornaert, orgel

Video: Liedboek 476 door zangers van de Dorpskerk Eelde; Vincent van Laar, orgel (strofen 1, 2, 3)