Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

480 - Ik wandel in gedachten


Mitt hjerte alltid vanker

Zweedse volksmelodie uit Västergötland 1816 (Noorse variant)

Tekst

Achtergrond en verspreiding

‘Mit hjerte altid vanker’ is in Noorwegen het meest populaire kerstlied. Het heeft daar de status die ‘Stille nacht’ in Duitsland en Oostenrijk heeft en ‘Ere zij God’ tot voor kort in Nederland had. Als ‘Mit hjerte altid vanker’ in een Noorse kerstdienst niet gezongen is, is het geen Kerstmis geweest’.
De Deense bisschop Hansw Adolph Brorson (1694-1764) schreef de tekst, die in 1732 voor het eerst in druk verscheen. Het Deens is tot in de negentiende eeuw de taal van bestuur en kerk in Noorwegen geweest.
‘Mit hjerte altid vanker’ werd opgenomen in Landstads Kirkesalmebog uit 1869, dat tot 1924 het belangrijkste liedboek in Noorwegen was. Het lied werd gezongen op de melodie van ‘Jeg vil mig Herren love’ van H.O.C. Zinck (1746-1832). Het lied is ook het Deense liedboek (Den Danske Salmebog, 2005, nr. 125) te vinden. Van de oorspronkelijke elf strofes zijn de achtste en elfde (http://www.dendanskesalmebogonline.dk/salme/125) weggelaten. Het staat daar met een melodie van Carl Nielsen (1865-1931). Het lied staat ook in het huidige Noorse liedboek (Norsk Salmebok 2013, nr 38). Daar werden de vierde, zevende en achtste strofe weggelaten. De huidige tekst wijkt in details af van de oorspronkelijke tekst van Brorson om het lied voor Noren leesbaarder te maken (klik hier). De melodie, die ook in het Liedboek is opgenomen, is een volksmelodie uit het Zweedse Västergötland. De grootste afwijking in het Noorse liedboek heeft overigens niets met de taal te maken, maar met opvattingen over zedelijkheid, waardoor het lied in de negentiende eeuw gewijzigd is.

Het lied van Brorson eindigde met:

Kom, laat mijn ziel toch vinden
haar zoetste vreugdestond:
tot duizendmaal te kussen
uw lieve rozenmond.

In het Noorse liedboek (Norsk Salmebok, nr.45) is dat:

Kom, laat mijn ziel toch vinden
haar zoetste vreugdestond:
wanneer u wordt geboren
in ’s harten diepe grond.

De laatste decennia is de populariteit van ‘Mit hjerte altid vanker’ in Noorwegen toegenomen. Ik vermoed dat dit te maken heeft met de culturele beweging van de jaren zestig van de afgelopen eeuw, die vooral ook een popularisering van de romantiek was. ‘Mit hjerte altid vanker’ voldoet aan dit romantische verlangen: het gaat om het hart en het lied ademt een sfeer van authenticiteit en eenvoudig, volksgeloof. In de huwelijksdienst van Haakon, kroonprins van Noorwegen en Mette-Marit Tjessem Høiby op 25 augustus 2001 zong Mari Boine ‘Mit hjerte alltid vanker’, in het Sami. Ze ging daarbij gekleed in Sami-klederdracht en op het einde van het lied maakt ze op fenomenale wijze gebruik van haar belt-techniek (klik hier). Het besef van nationale eigenheid dat rond dit lied in Noorwegen hangt, is door haar overgenomen, maar dan als uitdrukking van de eigenheid van het Sami-volk en tegelijkertijd de verbondenheid met Noorwegen. Zo symboliseerde haar optreden bij deze Noorse nationale gebeurtenis de vorm van multiculturaliteit die Noorse bestuurders en intellectuelen in deze jaren graag aan Noorwegen wilden geven: de nadruk op de ‘eigen cultuur’ die ook weer niet zo heel verschillend blijkt te zijn van de dominante. Op deze wijze vertegenwoordigde ze de gewenste nieuwe Noorse nationale identiteit.

Opdracht aan de vertaler

De redactie van het Liedboek gaf aan Ria Borkent de opdracht om het lied te vertalen in vier strofen. Strofe 1 en 2 zouden moeten worden samengevoegd tot een nieuwe strofe en verder zouden strofe 3, 9 en 10 vertaald moeten worden. Zo heeft ze het ook gedaan. In de regels

u zelf hebt mij veroverd....
Ik ben met ziel en zinnen
geopend, wonderstil.

uit de vierde strofe is daarnaast iets uit de erotische mystiek van de oorspronkelijke elfde strofe te vinden.

De vertaling combineert de innigheid van het lied met heel alledaags taalgebruik als ‘regeldruk’ en ‘anoniem’. Ook worden beide uit de traditie bekende geboorteplaatsen van Jezus, de stal en de grot, losjes naast elkaar gebruikt (zie strofe 2). Het geeft de vertaling een hele lichte en natuurlijke klank.

Inhoud

In het lied wordt een imaginaire reis naar de geboorteplaats van Jezus ondernomen. Op reis gaan naar de geboorteplaats van Jezus betekent dat een mens zich terugtrekt uit de haast en de drukte van de wereld. De nachten rond kerst nodigen daartoe uit. In het lied ontstaat zo een speciale plaats in tijd en ruimte, die gekenmerkt wordt door terugtrekken uit de wereld, de geboorteplaats van Christus en de tijd van de kerstnacht. Ik verbind het met de ervaring dat je leven en ook nog steeds de samenleving in de dagen voor Kerstmis langzaam tot stilstand komt. Maar die stal blijkt een vreemde plaats te zijn: zo nederig. ‘Christus die niet welkom is in deze wereld’ is een belangrijk thema in de viering van het kerstfeest, dat verschillende bijbelplaatsen oproept: de woorden van Jezus dat ‘de Mensenzoon geen plaats heeft om zijn hoofd neer te leggen’ (Matteüs 8,20; Lucas 9,58), de woorden van Paulus dat Christus zijn gelijkheid aan God niet vasthield, maar zich vernederde (Filippenzen 2,6-8) en de beginwoorden van het Johannesevangelie dat ‘het woord in de wereld’ kwam, maar dat ‘de wereld hem niet gekend’ heeft (1,10.11). Door vanuit deze gegevens het evangelie van Lucas te lezen is de bekende uitleg ontstaan dat Jozef en Maria niet in de herberg terecht konden, alleen maar in een stal. Als je Lucas 2,1-20 zo leest, ontstaat er een schrijnende paradox: hoe kan het zijn dat deze hemelse mens onder zulke nederige omstandigheden ter wereld komt? Het lied van Brorson is daarover een uitgebreide meditatie. Zijn oorspronkelijke lied kent elf coupletten en zeven daarvan gaan over deze tegenstelling tussen de goddelijke mens en zijn nederige plaats.

Brorson doet dit op een wijze die wat minder vaak voorkomt in de kerstliederen die we hebben. Een aantal kerstliederen die deze paradox onder woorden brengen (onder andere Liedboek 470, 474, 478, 488) bevatten verwijzingen naar de teksten van Johannes en Paulus. Brorson refereert daarnaast ook aan de woorden van Jezus dat ‘de Mensenzoon geen plaats heeft om zijn hoofd neer te leggen’ (Matteüs 8,20; Lucas 9,58). In Brorsons oorspronkelijke achtste strofe, die niet in de Nederlandse vertaling is opgenomen, verwijst hij letterlijk naar dit woord van Jezus. Hij schrijft daar: ‘Hij die met goddelijke Almacht de gehele wereld zal oordelen, heeft niets waartoe hij zijn hoofd kan buigen’. In de daaropvolgende strofe (strofe 3), die in zijn geheel in de Nederlandse vertaling is opgenomen, werkt hij dit uit door te verwijzen naar de dieren in het eerste deel van Jezus’ woorden: ‘de vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon...’. De vogels associeert hij met de mus en de zwaluw uit Psalm 84,4, waarschijnlijk omdat er in de psalm ook een tegenstelling is tussen de mus en de zwaluw die een huis hebben en de psalmist die daarnaar zo smacht. Brorson verandert de vos in een leeuw, waarschijnlijk om naast de onogelijke vogeltjes ook de machtige koning der dieren in beeld te hebben. Hoog en laag in het dierenrijk hebben beide onderdak, maar de hoge, hemelse mens niet, lijkt hij te zeggen.

De spanning tussen de hemelse afkomst van Christus en zijn nederige plaats kan worden opgelost als Christus zelf in het hart van de gelovige komt wonen (strofe 4). De gelovige kan helpen om de vernedering en vervreemding van Christus ongedaan te maken door Hem in het eigen hart een woonplaats te bieden. Zo wordt het hart van de mens de woonplaats van Christus. In het lied wordt deze woonplaats van Christus niet vergeleken met de stal of de grot uit de geboortemythes en zelfs niet met de bijbelse voederbak. Het hart wordt vergeleken met de doeken waarin Maria haar pasgeboren kind wikkelde. Zo intiem en teder is de omgang tussen Christus en de ziel. Dit beeld verleidde Ria Borkent tot enkele van de mooiste regels uit het nieuwe Liedboek (strofe 4):

Ik ben met ziel en zinnen
geopend, wonderstil.
Kom, wikkel u, Heer Jezus,
in diepten van mijn ziel.

De ontknoping van het lied, dat Christus in de ziel geboren moet worden, wordt in de Nederlandse vertaling van het lied voorbereid doordat het hele lied consequent vanuit een ‘ik-perspectief’ geschreven is. Het lied begint met ‘Ik wandel in gedachten’, ‘mijn hart vergeet de wereld’, ‘hier vind ik Jezus’ kribbe’ (strofe 1, regel 1, 5 en 7). Ook in de twee volgende strofen, die toch vooral een objectieve stand van zaken beschrijven, wordt steeds vanuit een ‘ik-perspectief’ gekeken: ‘Geen woorden zijn te vinden dat ik begrijpen zal’ (strofe 2, regel 1), ‘moet ik mijn God dan zien’ (strofe 3, regel 6). Ria Borkent heeft dit zelf in haar vertaling geweven. Ook dat maakt het tot een razend knappe vertaling.

Auteur: Coen Wessel

Bronnen

Steffen Arndal, ‘Die deutsche Mystik und die Liederdichtung des dänischen Pietismus. Zu Brorsons Schefflerübersetzungen’ in: Orbis Litterarum, XXXIII, 1978, blz. 18-44.
Steffen Arndal, ‘Hans Adolph Brorson und die barocken und pietistischen Lieder in Deutschland’ in: Deutsch-dänische Literatur-Beziehungen im 18e Jahrhundert, 1979, blz. 33-57. Frans Brouwer, Vernieuwing in drieklank, een onderzoek naar de liturgische ontwikkelingen in Denemarken (1800-1950). Utrecht 1990.
Meer literatuur over Brorson is hier te vinden.