André Troost | |
Johannes Gijsbertus Bastiaans |
Tekst
Ontstaan
Hoezeer dit lied qua tekst en melodie ook aanknoopt bij gezang 26 uit het Liedboek voor de kerken (1973), toch is de tekst ervan compleet nieuw. Deze is in opdracht van de redactie van het Liedboek geschreven. De tekst van Nicolaas Beets werd te archaïsch gevonden voor een kerklied in onze tijd. Bovendien vond de liedboekredactie de nieuwtestamentische wending, met name in de derde strofe (regel 7-8!) ‘te kort door de bocht’:
Wat heil, een Kind is ons geboren,
een Zoon gegeven door Gods kracht!
De heerschappij zal Hem behoren,
zijn last is licht, zijn juk is zacht.
Zijn naam is ‘Wonderbaar’, zijn daden
zijn wondren van genaad’ alleen.
Hij doet ons, hoe met schuld beladen,
verzoend voor ’t oog des Vaders treên.
André Troost had de opdracht om een nieuwe tekst te schrijven, die wel zou aansluiten bij die van Beets, dus uitgaande van Jesaja 9, en zo mogelijk met dezelfde aanvangsregel.
‘Hoe dan ook, wat Beets heeft gedaan, wil ik hem niet nadoen – en ik meen dat dit ook niet uw bedoeling was. Met alle respect voor hem én voor het kerstevangelie, ik ben van mening dat je Lucas 2 niet zó in Jesaja 9 mag inlezen.
Dat betekent niet dat er geen lijnen zouden lopen! Door het aanbrengen van lichte accenten zou ik graag die lijnen zichtbaar maken, zodat dit lied niet alleen een berijming van Jesaja 9 is, maar ook een gezang dat diensten kan bewijzen rond kerst.’ (Brief André Troost aan de liedboekredactie, 9 december 2010)
In Liedboek 482 worden lijnen naar het Nieuwe Testament niet gemist, maar met lichtere accenten zichtbaar gemaakt.
Inhoud
De beginregel is inderdaad gelijk aan die van gezang 26 uit het Liedboek voor de Kerken, zij het met een kleine wijziging van het eerste woord: ‘Daar’ is ‘Er’ geworden.
De tekst van Beets is in opeenvolgende liedbundels met een afnemend aantal strofen opgenomen. In de Dichtwerken van Nicolaas Beets 1830-1873 komen we in deel II (Amsterdam 1876, pag. 447-454) een bundeling van vier ‘psalmen’ tegen die in 1846 zijn gedicht. De ‘Kerstpsalm’ naar Jesaja 9 is er een van. De tekst omvat daar acht strofen. Het lied komt in de periode 1866 tot 1940 in circa veertig liedbundels voor, wat betekent dat het lied populair was in die tijd. Zo stond het in de Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen (Gezang 229) en de ‘Hervormde bundel uit 1938’ (Gezang 10), waar het lied zeven strofen telt, terwijl in het Liedboek voor de kerken het aantal strofen gereduceerd is tot vier. Liedboek 482 met de nieuwe tekst heeft nog maar drie strofen. Deze tekst kreeg ook een plaats als gezang 18 in Weerklank (2016).
De eerste strofe correspondeert met Jesaja 9,1-2. De regels 2-3 vormen een antithetische parallel met de regels 1-2. Het grote licht dat stralend is opgegaan staat in fel contrast met de duistere wolken en diepste duisternis. Het overtreft die duisternis. In dat licht straalt Gods overwinning.
In de bijbeltekst wordt de blijdschap en het gejubel omschreven in een vergelijking met ‘als’, ‘... blijdschap als de vreugde bij de oogst, zij jubelen als bij het verdelen van de buit’. In het lied is het mogen delen in de overwinning zelf de oogst.
Jesaja 9,3-4 is verwerkt in strofe 2. ‘De loden last’ in de eerste regel vat de werking van de verdrukkende instrumenten – stang, juk, zweep, stok – samen. Opvallend is de alliteratie: ‘loden last’; ‘verbrijzeld’, ‘verbrand’; ‘stuk voor stuk’; ‘velden vol van overvloed’ en de herhaalde ù-klank: ‘drukte’, ‘juk’, ‘ongeluk’, ‘stuk’. Na een vernietigende slag gaat alle wapentuig eraan en de bevrijding breekt aan. In de slotzin wordt de vrede geschilderd in velden die een rijke oogst voortbrengen. Inhoudelijk wordt daarbij aangehaakt bij de laatste regel van strofe 1. Dit roept associaties op met het omsmeden van wapentuig tot landbouwwerktuigen zoals daarover in Jesaja 2,4 gesproken wordt.
In de eerste regel van strofe 3 – ‘Godlof, een kind is ons geboren’ – is de dichter teruggekeerd naar de eerste regel van strofe 5 van de ‘Kerstpsalm’ van Nicolaas Beets uit 1846. In andere versies, ook in het Liedboek voor de kerken, luidde deze regel: ‘Wat heil, een Kind is ons geboren’..
De verschillende namen die in Jesaja 9 aan dat kind worden gegeven, komen direct of indirect in deze strofe terug. Opmerkelijk is regel 4 waarin gezegd wordt dat die zoon ons tot vader zal zijn. Dat grijpt ongetwijfeld terug op ‘Eeuwige vader’ uit Jesaja 9,5, maar klinkt verrassend anders.
De laatste vier regels gaan terug op Jesaja 9,6. De vernietiging van de duistere machten loopt uit op vrede waarmee deze vorst ons wil kronen. Recht en gerechtigheid zullen het fundament vormen waarop zijn koninkrijk rust.
Liturgische functie
Het lied valt onder de rubriek ‘Kersttijd’. In het bijzonder valt daarbij te denken aan de kerstnachtdienst waarbij een van de lezingen Jesaja 9 is, of de dienst van kerstmorgen die Jesaja 9,5 als introïtusantifoon heeft.
Auteur: Jan Groenleer
Melodie
Van de 34 melodieën die Johannes Gijsbertus Bastiaans (1812-1875) componeerde voor de Vervolgbundel bij de Evangelische Gezangen uit 1866, werden er maar weinig populair. Tot de geliefde melodieën hoort de melodie die Bastiaans componeerde bij de ‘Kerspsalm’ die Nicolaas Beets in 1846 dichtte: ‘Daar is uit ’s wereld duistre wolken’:In twintigste-eeuwse liedboeken is de melodienotatie uiteraard gemoderniseerd. Bij opname in de ‘Hervormde Bundel’ uit 1938 (gezang 10) werd de melodie in kwartnoten genoteerd en in maatsoorten ondergebracht. De muziekredactie van het Liedboek voor de kerken (1973), waarin Beets’ kerstlied opgenomen werd als gezang 26, deed dit ook en bracht daarbij wijzigingen aan: de slotnoten van de regels 2, 4, 6 en 8 werden verlengd tot een gepuncteerde halve noot.
De regels 1 en 2, alsmede regel 3 die gelijk is aan de eerste regel, bewegen zich in de hoofdtoonsoort C-groot. Regel 4 eindigt op de dominanttoonsoort G-groot en sluit de eerste helft van de melodie af. Regel 5 staat weer in C-groot en regel 6 in de dominanttoonsoort, terwijl de laatste twee regels weer in de hoofdtoonsoort staan.
Interessanter is dat terts- en kwartsprongen een structurele rol spelen, zoals vaker in Bastiaans’ melodieën; we komen ze in alle regels tegen. Kwartsprongen worden vooral in de eerste vier regels veel gebruikt:Met name de stijgende kwartsprongen maken deze melodieregels krachtig en proclamerend.
De regels 5 en 6 contrasteren hiermee, deze worden wat meer verhalend doordat ze allebei openen met een door secundeschreden opgevulde kwart:Bij het componeren van de melodie heeft de componist zich mogelijk laten leiden door de tegenstelling ‘donker-licht’ uit de eerste strofe. De dalende melodische lijn in regel 1 zou uitbeelding kunnen zijn van de ‘duistre wolken’, terwijl de stijgende beweging in regel 2 het opgaan (omhoog gaan) van het ‘licht der lichten’ hoorbaar maakt:
Bij het woord ‘schaduwen’ in regel 5 van de tekst van Beets daalt de melodie consequent, terwijl in de volgende regel (‘schaduw van den dood’) de melodie zich in een relatief lagere ligging beweegt:
Het hoogtepunt van de melodie ligt in de laatste regel, precies op het woord ‘morgenrood’:
In de tekst van Troost is de beeldende relatie tussen tekst en melodie in de eerste twee regels bewaard gebleven. Maar vooral in het eerste couplet is de woord-toonverhouding in de nieuwe tekst minder geslaagd dan in de oorspronkelijke tekst.
De melodie moet in breed tempo gezongen worden. Belangrijk is daarom dat de kwartnoot en niet de halve noot als teleenheid genomen wordt. Een goede indicatie is MM 84 à 88 voor de kwartnoot. In dit tempo kunnen de melodieregels nog wel in één adem gezongen worden, maar ontstaat tussen de regels waar rusten ontbreken, toch voldoende ruimte om snel adem te halen.
Auteur: Jan Smelik