Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

493 - Soms breekt uw licht



Tekst

Ontstaan en verspreiding

De tekst ‘Soms breekt uw licht’ is geschreven door Huub Oosterhuis. Oorspronkelijk was het een deel uit een cyclus van vijftien teksten onder de titel ‘Huis vol mensen’, gepubliceerd in zijn boekje Hoe ver is de nacht (Bilthoven 1974, blz. 34).
Bernard Huijbers is voor zover bekend de enige componist die de tekst op muziek zette. Het lied is opgenomen in de partituur en bundel Liturgische Gezangen (1979, nr. 213). Overige vindplaatsen zijn Klein Dienstboek (1982, nr. 119), Petrus en Paulusbundel (Hilversum 1987, nr. 310), Verzameld Liedboek (2004, nr. 454) en Zangen van zoeken en zien (2015, nr. 698).
Oosterhuis nam de tekst ook op in latere tekstuitgaven van zijn liederen: Aandachtig liedboek (Baarn 1983, nr. 37), Gezongen liedboek (Baarn 1993, blz. 98) en Stilte zingen (Utrecht 2018, blz. 356).
In de tekstuitgaven is het woord ‘Naam’ met hoofdletter geschreven. In de partituur en in verschillende bundels verviel deze hoofdletter; evenzo gebeurde in het Liedboek.

Vorm

De dichter schreef de tekst in de vorm van het vrije vers: een gedicht zonder regelmatige strofebouw en met ongelijke regel- en zinslengtes. Er is ook geen rijmschema of vast metrum te herkennen.
Het gedicht bestaat uit vier zinnen. Tussen de zinnen zijn witregels opgenomen en ook binnen de eerste en laatste zin, (in de eerste tekstversie zeven witregels). De tweede en vierde keer begint de zin met het woord ‘Gedenk…’; de eerste keer is het object ‘de mens die…’ en de tweede keer ‘ons die…’ en daar wordt dan het betrekkelijk voornaamwoord twee keer herhaald.
De componist Huijbers deed vanwege zijn toonzetting binnen het vrije vers enkele ingrepen om toch een zekere strofebouw te bereiken. Feitelijk maakte hij van de tekst zes vierregelige strofen. Om dat te bereiken herhaalde hij de derde zin ‘Geen duisternis…’ en het zinsdeel ‘die moeten leven in de schaduw van de dood’. Bovendien bestaat de laatste strofe uit viermaal de tekst ‘Hem achterna’. Door de herhaling van die strofe wordt in totaal achtmaal ‘Hem achterna’ gezongen.                                                                                                                                                                                                                               Het Liedboek geeft de tekstweergave in een lay-out volgens de liedcompositie van Huijbers; alleen van de laatste strofe zijn de noten (vanwege de bedoelde gemeentezang) opgenomen.

Karakter

In de tekstuitgave van dit lied in Gezongen liedboek, én de publicaties daarna, staat in een voetnoot de verwijzing naar het evangelie van Johannes 1,5: ‘Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen’. De proloog van het Johannesevangelie (Johannes 1,1-18), die wel wordt gezien als een hymne, is een dierbare Bijbeltekst voor de tekstdichter Oosterhuis. Hij heeft deze tekst hertaald en diverse malen verwerkt in een gezang, zoals ‘Verschenen is de mildheid’ (Liedboek 492). De tegenstelling licht en donker is ook een steeds weerkerend thema in de liturgische teksten van Oosterhuis.

Het lied is te karakteriseren als een gebed. Uit de tekst valt op te maken dat met de indirect aangesproken persoon ‘u’ in het bezittelijk voornaamwoord (‘uw licht’, ‘uw kind’, ‘uw koninkrijk’, ‘uw naam’) God is bedoeld. Dit lied bezingt de betekenis van Jezus; vandaar de oproep aan het eind om Hem te volgen. Kees Kok zegt in het boekje Hem achterna. Huub Oosterhuis over Jezus (Kampen 2010, blz. 7) dat in dit lied de hele christologie van Oosterhuis ligt vervat; vandaar de verwijzing ook in de titel van het boekje.

Tweemaal wordt in deze gebedstekst gevraagd om gedachtenis: ‘Gedenk… die’. Het gedenken is een kernbegrip van de liturgie, waarin de drie tijdsaspecten verleden-heden-toekomst samenvallen: in iedere viering roept de bijeengekomen gemeenschap het verleden op in het heden met het oog op de toekomst. Zo wordt het verhaal van Jezus de Messias een levende werkelijkheid in de kerk, die haar leden ook aanzet tot handelen. In dit gebed heeft het gedenken ook de oproep van bekommernis en mededogen.

Inhoud

Soms gebeurt het, dat het licht doorbreekt in een mensenleven. Het licht is onomkeerbaar: door alle kieren breekt het de duisternis. Het licht dringt overal doorheen; het zonlicht breekt zelfs letterlijk door onze huid heen. Het zien en ervaren van het licht betreft ook letterlijk of figuurlijk de momenten die als een flits diepe indruk maken op de mens en zijn leven ingrijpend veranderen. Het zijn de momenten waarin je ‘soms even’ een diepere werkelijkheid ‘ziet’. Vaak wordt dat religieus geduid, als een Godservaring, waarnaar de titel van de bestseller van Oosterhuis ook verwijst: Zien - soms even. Fragmenten over God. Een voorlees-boek (Baarn 1972). Het gebeurt bijvoorbeeld – blijkens getuigenissen van vele ouders – bij de geboorte van een kind. Een geboorte is onstuitbaar, niet meer te keren.

Of Oosterhuis de liedtekst expliciet voor de liturgie van Kerstmis heeft geschreven, is uit de eerste tekstuitgave niet direct aanwijsbaar. Maar de geboorte van zijn zoon Tjeerd Pieter in de kerstnacht 1971 moet voor hem bij het schrijven van dit lied op zijn netvlies hebben gestaan. De reactie van Oosterhuis op de geboorte van zijn eerste kind spreekt boekdelen: ‘Nu weet ik hoe het voelt om God te zijn. Ik heb een zoon gekregen in de kerstnacht’ (zie: Marc van Dijk, De paus van Amsterdam. Biografie van Huub Oosterhuis. (Amsterdam 2013, blz. 218)). Het kan niet anders dan dat hij bij die uitzinnige religieuze uitspraak de introïtus van de kerstnacht in gedachte had, waarvan de tekst luidt: ’Hij sprak tot mij: Jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt’ (Psalm 2,7b,c).

Vervolgens komt de oproep ‘Gedenk de mens, die…’. God of Jezus worden niet bij name genoemd, maar het is duidelijk dat met deze ‘mens’ Jezus van Nazaret is bedoeld. Er wordt gevraagd om deze mens te gedenken ‘die wordt genoemd uw kind, / uw koninkrijk, / uw licht’.
Opmerkelijk is dat het kind geen koning wordt genoemd, maar ‘koninkrijk’. Het kind is koningszoon, de Messias is koning, maar het betreft geen koningschap van de wereld. Hier wordt de zoon gepersonifieerd als het koninkrijk. We kunnen deze titel in het licht van het voorgaande zien als een allusie op Psalm 2: het lied voor het inhuldigingsfeest van de koning in Jeruzalem. In deze psalm wordt bezongen dat na de ballingschap het verlangen groeit naar de rechtvaardige koning. Hij, de lachende die in de hemel troont, spot met de wereldse koningen, barst vervolgens in woede uit en verklaart dat Hijzelf zijn koning heeft gezalfd. Dan volgt bovengenoemde versregel: ’Jij bent mijn zoon’.
Het pasgeboren kind is het Licht van de wereld. Hier komen we weer uit bij het Johannesevangelie. Het onstuitbare licht breekt door: het is niet overmeesterd en zal nooit worden overwonnen door de duisternis.

In tweede instantie wordt gevraagd om onszelf te gedenken.
‘Ons’: dat zijn wijzelf, die net zoals zijn zoon geboren zijn, eens en voorgoed. De geboorte van de mensheid duurt onophoudelijk.
‘Ons’: dat zijn wijzelf die uit de mond van de Messias zijn Godsnaam hebben gehoord. Door Jezus weten wij immers van Hem en kennen wij Hem, die genoemd is in de Naam: JHWH, die er zal zijn voor ons (vergelijk Exodus 3,14 (en 33,19 en 34,5-7).
‘Ons’: dat zijn wijzelf die in het concrete bestaan van alledag ‘moeten leven in de schaduw van de dood’. Geen leven zonder dood, geen leven zonder toch de schaduw, de duisternis. Het leven omvat begin en einde, geboorte en dood.

In de context van Kerstmis klinkt hier de profetie van Jesaja 9 door, de eerste lezing van de kerstnacht: ‘Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen. (…). Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven, de heerschappij rust op zijn schouders’ (Jesaja 9,1.5). Vanuit die duisternis wordt de gemeenschap opgeroepen hem, de Messias, na te volgen, Hij die is het Licht, het geboren kind, de nieuwe koning op de troon van David. Hem navolgen betekent ingaan in zijn rijk van vrede en gerechtigheid.

In de compositie van Huijbers wordt de oproep ‘Hem achterna’ (waarin ook de roepingsverhalen van de leerlingen resoneren) achtmaal herhaald, een ingreep om de compositie met een extra strofe in een climax tot een goede afronding te brengen. Acht is een symbolisch getal, cijfer van de volheid, de eerste dag na de zeven scheppingsdagen, het nieuwe begin, ook wel gezien als dag van de verlossing. Het is de vraag of Huijbers de zevenvoudige herhaling vanwege deze symboliek heeft ingevoegd; meer waarschijnlijk is dat hij in deze muzikale structuur de navolging louter wilde accentueren en ritualiseren.

Liturgisch gebruik

Het Liedboek heeft terecht het lied geplaatst in de kersttijd, hoewel de bovenbeschreven bijbelse verwijzingen niet direct herkenbaar zijn voor de gemeenschap. Zowel in de viering van de kerstnacht (bijvoorbeeld aansluitend aan de Jesajalezing) als in de morgendienst past dit lied uitstekend.
Maar het lied is breder inzetbaar: daar waar in een viering de thematiek van het licht een rol speelt (een lichtritus); ofwel bij een parenetische verkondiging, waarin het ethisch appel centraal staat als consequentie van de navolging van Jezus, zoals in vieringen waarin roepingsverhalen uit het Evangelie worden gelezen.
Jan van Kilsdonk verhaalt in een van zijn boeken over een uitvaartdienst van een jongen, omgekomen door zelfdoding, waarbij dit lied heel passend werd gezongen bij het uitdragen van de kist als een ritueel ‘In Paradisum’. Die breedte in het liturgisch gebruik biedt dit lied zeker.

Auteur: Jeroen de Wit


Melodie

De eerste uitgave van ‘Soms breekt uw licht’, een gezang voor de kerstnacht of kerstmorgen, dateert van 1976. Het werd door componist Bernard Huijbers (1922-2003) naar eigen zeggen gemaakt ‘dicht bij ‘Gij die niemand naar de ogen ziet’. Zie voor dit gezang de liedbundel Liturgische Gezangen I van de Amsterdamse Werkgroep voor Volkstaalliturgie nr. 213. Bedoeld is een nauwe relatie tussen de tekst van beide gezangen.

Vorm

‘Soms breekt uw licht’ is geen gewoon refreinlied, maar een motet voor eenstemmig koor met deelname van de gemeenschap. Dit betekent vooreerst dat het laatste gedeelte, dat met melodie in Liedboek staat weergegeven, niet een door de gemeenschap gezongen losstaand refrein is, te zingen in afwisseling/contrast met de voorgezongen coupletten, maar het laatste gedeelte van een doorlopend gezongen motet (= meerstemmig muzikaal gedicht) voor koorzang met deelname van allen. Merk bijvoorbeeld op dat de ‘verzen’ niet genummerd werden. Vervolgens is de melodie van de laatste vier regels de gemeenschap bepaald niet op de huid geschreven en met die lange aangehouden noten niet gemakkelijk uitvoerbaar. We hebben immers van doen met koorzang, waar de gemeenschap zich op het hoogtepunt bij aansluit. Zowel de tekst als de melodie met haar bijzondere begeleiding staan inhoudelijk gericht op de laatste ‘strofe’. In de partituur is de titel dan ook veelbetekenend ‘Soms breekt uw licht (hem achterna)’.

Deze opzet wordt bevestigd door de oorspronkelijke rolverdeling van het gezang. In de liedboekversie werd gekozen voor voorzang met enkel een herhaling van het laatste gedeelte door ‘allen’. Gezien de aangestipte moeilijkheidsgraad kan aan deze keuze enige wijsheid niet ontzegd worden. In de partituur echter, waarin de strofes wél genummerd werden, is de eerste strofe (‘Soms breekt uw licht…’) voor ‘koor of allen’ en de tweede (‘Gedenk de mens…’) voor allen, zoals ook de vierde (‘Gedenk ons…’) en de zesde (‘hem achterna…’). Deze hebben alle de melodie zoals genoteerd in Liedboek. Enkel de strofes 3 (‘Geen duisternis…’) en 5 (‘die moeten leven…’) zijn voor koor alleen. Door de eigen melodie van deze laatste twee doen de eerstgenoemde – dus enkel melodisch – aan een refrein denken. Deze oorspronkelijke opzet, rolverdeling en ook de moeilijkheidsgraad van de melodie staan ongetwijfeld in verband met het feit dat Huijbers na de eerste beginperiode bijna al zijn werken schreef voor de gemeenschap van de Amsterdamse Dominicuskerk, die vaak in haar geheel ‘koor’ is en bijna semi-voorganger, bovendien zangtechnisch tot veel in staat. Het voorbeeld toont de vierde en vijfde strofe:

 Liturgische Gezangen I nr. 213

Analyse

De melodie is eigenlijk een versierd recitatief. Dit betekent dat zij steunt op maar enkele vaak herhaalde hoofdnoten. Deze functioneren als een soort kapstok voor de andere noten. Zie in de de laatste strofe de lang aangehouden hoofdtonen a’ en e’.

Heel bijzonder is de grote inbreng van de melodie als component van de taal in brede zin. De lange noten en het ‘hikkende’ ritme (zie bijvoorbeeld de melodie van ‘hem achterna’) zijn belangrijke elementen van wat het lied heeft te zeggen. Lang aangehouden noten zijn eigenlijk zeer ongewoon voor componist Huijbers. Wilde hij misschien enerzijds een nieuwe vorm van recitatief presenteren, en anderzijds het meditatieve en aarzelend biddende van de tekst verklanken? Wilde hij puur technisch gezien een eigentijdse vorm geven aan het klassieke motet met zijn grote nadruk op melodie en gepunteerd ritme? Last but not least heeft hij in het gebruik van lange noten wellicht een mogelijkheid gezien om melodisch body te geven aan de bijzonder korte tekstregels van dit gedicht van Huub Oosterhuis.

Let in dit verband ook op de tekstherhalingen in de derde, vijfde en zesde strofe, een procedé, dat we kennen uit het klassieke motet. De zinnen ‘Geen duisternis / heeft ooit hem overmeesterd’ en ‘Die moeten leven / in de schaduw van de dood’ werden niet door de tekstdichter, maar door de componist verdubbeld. Ze waren nodig in de opbouw van de melodie, die op dat punt een grootse aanloop begint naar het hoogtepunt ‘hem achterna’. Deze aanloop doet zich tweemaal voor: vanaf ‘Geen duisternis…’ en ‘die moeten leven’. Ook bijzonder: de opbouw van de spanning naar het bevrijdende en eventueel meermaals herhaalde ‘hem achterna’ wordt vooral gerealiseerd in de hymnische en plechtig voortschrijdende pianobegeleiding, die onder ‘hem achterna’ de akkoorden van ‘Soms breekt uw licht’ herhaalt:

openingsmaten:

begin begeleiding bij ‘hem achterna’:

Huijbers sprak in verband met dit lied van een ‘dramatische melodie’ in de zin van het klassieke Griekse drama (δραώ = doen), waarin voor uitvoerders en toehoorders het gebeuren zich op het moment zelf en onder eigen verantwoording voltrekt.      

Uitvoering

In de partituur staat als tempo aangetekend largo nobile – non forte. ‘Largo’ is Italiaans voor ‘breed’, ‘nobile’ voor ‘edel’, ‘non forte’ voor ‘niet sterk’. De metronoomaanduiding is ±120. Deze aanwijzingen zijn tezamen oproepen om plechtig, tekstbetrokken en eigenlijk langzaam te zingen, vooral ook niet te hard. Een begeleidingsinstrument staat in de partituur niet voorgeschreven, uiteraard vooral omdat dit alleen maar de piano kan zijn. Op een orgel komt de compacte begeleiding niet tot zijn recht. Het moge ook duidelijk geworden zijn dat de barokke begeleiding van Huijbers een wezenlijke rol speelt in het geheel en daarom vanwege een vermeende (te) hoge moeilijkheidsgraad niet door de pianist voor het gemak vereenvoudigd kan worden of – erger nog – vervangen door een eigen maaksel, of – nog erger – geïmproviseerd. Enige oefening lijkt aanbevolen.

Auteur: Anton Vernooij


Media

Uitvoerenden: koor van de Amsterdamse Studentenekklesia en/of koor voor Nieuwe religieuze muziek