Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

508 - Klaarlichte nacht


Een eerste kennismaking

Ria Borkent schreef de tekst van dit lied bij het tweede gedeelte van het kerstevangelie volgens Lucas, Lucas 2,8-15. De herders zien in de nacht een licht en het licht is meer dan dat: het brengt verheldering, inzicht wat deze nacht betekent: de komst van de Messias is bevrijding van de dood. In die betekenis wordt het laatste couplet de kern: het licht doet de aarde ontwaken en schept vrede en vreugde. Het beeld daarvan is de steppe die grazige weide wordt (laatste regel couplet 4; Jesaja 35,2) en dat is een mooi beeld in een lied over herders.
Willem Vogel schreef een soepele melodie, die de doorgaande beweging tussen de verschillende regels goed opvangt. De melodie benadrukt de laatste regel: elke slotregel van een couplet is een samenvatting van wat daarvoor werd gezegd.

Auteur: Pieter Endedijk


Ria Borkent
Willem Vogel

Tekst

Ontstaan

Dit lied is eerder gepubliceerd in de liedbundel van de auteur: 'Zing met de hemelboden' (Zoetermeer 2003).

De inhoud

Het lied is geschreven bij Lucas 2,8-13. In deze perikoop gaat het over de herders die 'door het stralende licht van de Heer' worden omgeven als een engel hun de blijde boodschap brengt van de geboorte van de Messias.
Elke strofe begint met dezelfde regel, die tegelijk ook de titel van het lied is. De elliptische zin heeft iets overrompelends en geeft het verrassende weer van het mysterie dat in regel 2 en 3 een nadere invulling krijgt. De nacht is hier niet stikdonker, maar 'klaarlicht'.

Strofe 1

In strofe 1 laat het woord 'heerlijkheid' en de naam David de verbondenheid zien met oudtestamentische noties zoals deze ook in het kerstverhaal naar voren komen. Het stralende licht van de Heer (Lucas 2,9) luidde in de vertaling van 1951: 'de heerlijkheid des Heren'. We worden door dit woord 'heerlijkheid' onder andere herinnerd aan de indrukwekkende verschijning van de Heer in wolkkolom en vuurzuil in de woestijn. Het woord 'heerlijkheid' laat het volle gewicht vallen op de majesteit van God. Kerst gaat over een kind, maar in dit kind gaat het om het stralende licht, de heerlijkheid van God.
Dit stralende licht lacht ons toe in de velden van David, een zinspeling op de grote koning van Israël die geroepen werd van achter de schapen.  
Het woord 'plotseling' in regel 4 duidt op het onverwachte van de komst van de engel. Zonder dat het woord 'engel' als zodanig klinkt, wordt dit ongrijpbare wezen als een schitterend figuur in de opeenvolgende i-klanken in de gedachten opgeroepen. De open a-klanken van 'waken en slapen' schilderen het wonder van de open hemel. De woorden zelf suggereren een vechten tegen de slaap. Dit correspondeert met de oproep aan de aarde om te ontwaken als dit licht ons raakt (strofe 4).

Strofe 2

In strofe 2 wordt het licht niet alleen gezien, maar gaat het zelfs klinken. Het wordt voertuig van een blij bericht. Op wieken van licht doet het verhaal voor wakende herders juichend de ronde: vannacht is uw redder geboren (Lucas 2,11).    

Strofe 3

Strofe 3 laat zien wat dit stralende licht teweeg brengt. Het is alsof het blijde bericht van de ene engel de hele engelenmacht aan het zingen brengt. God in de hoge (in excelsis) wordt glorie, hulde en eer gebracht.
De twee laatste regels roepen Psalm 19,3 in gedachten: de dag zegt Gods majesteit voort aan de dag die komt en de nacht vertelt het door aan de volgende nacht. In het lied is de volgorde omgekeerd en klinkt de glorie van God voor het eerst in de nacht uit de mond van een engel. Dat maakt de nacht tot een ‘klaarlichte nacht’.

Strofe 4

In strofe 4 reikt de blik verder dan Kerst. Pasen komt al wat om de hoek kijken (Matteüs 28,3), of liever gezegd: de boodschap van kerst is voluit een paasboodschap. Zelfs de toekomst van het vrederijk komt in zicht (Jesaja 35). De 'grazige weide' brengt ons in de herderlijke sfeer van Psalm 23.
De aarde wordt daarom opgeroepen om te ontwaken. Want de geboren redder opent de toekomst van vrede en vreugde. De woestijn wordt een plek waar het goed toeven is, dankzij de redder die in de nacht geboren is.

Liturgische functie

Het lied is primair bestemd voor de kerstnacht en zal vooral tot zijn recht komen als Lucas 2,8-13 aan de orde komt. De perspectieven in het lied zijn wel ruimer dan de kersttijd. Pasen en de toekomst van het vrederijk komen in zicht.

Auteur: Jan Groenleer


Melodie

Deze melodie van Willem Vogel valt in dezelfde categorie als de liederen 188 (zie ook daar) een 554: rond 2002 geschreven op teksten van Ria Borkent.

In deze melodie betoont Willem Vogel zich – weer – de componist in de ware zin van het woord: hij die de motieven bijeen zet. Maar ook is hij de architect die met een beperkt aantal bouwstenen een aantrekkelijk bouwwerk neerzet: goed geconstrueerd, inventief én aangenaam om in te verblijven.

In onderstaand notenvoorbeeld heb ik met het oog op de overzichtelijkheid in de zevenregelige melodie de korte regels 1-2 en 4-5 genoteerd als samengevoegde langere regels (de eerste en de derde notenbalk in het Liedboek).
In de grote vorm valt op dat de tekstueel op elkaar rijmende lange regels (notenbalk 2, 4 en 5) metrisch identiek zijn. De korte regelparen (notenbalk 1 en 3) lijken metrisch sterk op elkaar, maar zijn op verschillende wijze met elkaar verbonden. Heeft de versnelling in de derde notenbalk –‘Plotseling staat / in blinkend gewaad’ – soms een directe relatie met de tekst? In de strofen 2, 3 en 4 begint op het zelfde punt in de melodie een nieuwe regel die de tekst meer dynamiek verleent. Een regel die daarom gebaat is bij deze ‘gehaaste’ verbinding. In de grote lijn is verder de zeer consequente beperking die de componist zichzelf heeft opgelegd ten aanzien van het ritme opvallend. Het gebruik van slechts halve noten en kwartnoten kan min of meer als een van de handelskenmerken van Vogel gezien worden, maar in deze melodie doorbreekt hij daarnaast nergens het tweedelig metrum en speelt de figura corta (hier: lang-kort-kort) een zeer bepalende rol.

Alle dalende melodielijnen bestaan vrijwel alleen uit secundeschreden. De twee dalende kleine tertsen in de laatste regels (f’-d’ in de overgang van de derde naar de vierde melodieregel en c”-a’ in de laatste melodieregel) komen logischerwijs voort uit de pentatoniek die het slot van de melodie kenmerkt. Naast stijgende secunden heeft Vogel gekozen voor het gebruik van slechts een klein aantal stijgende intervallen: twee kleine tertsen, twee kwinten en een octaafsprong. In der Beschränkung zeigt sich der Meister.

De kiem van een groot gedeelte van de melodie ligt besloten in de eerste drie noten (A). Al snel wordt dit motief uitgebreid. Het veelvuldig terugkeren van dit dalende motief bepaalt in hoge mate het karakter van deze wijs. Af en toe wordt tijdens het verloop van de melodie de bal weer in de lucht gegooid, maar de invloed van de zwaartekracht blijkt onafwendbaar.

Opvallend is dat meteen na het openingsmotief en volgend op een stijgende kwintsprong de twee repeterende halve noten klinken (B). Deze kondigen de afsluitingen van de voorlaatste en laatste regel aan, maar nog meer het hoogtepunt van de melodie aan de kop van de laatste regel. Ook daar is de stijgende kwint het attentiesignaal. In het tweede en vierde systeem van bovenstaand notenvoorbeeld is motief C interessant. De kleine mutatie die het motief ondergaat, wekt meteen een geheel andere muzikale verwachting op. De enige – genoteerde – rust in de melodie gaat aan de laatste regel vooraf als een laatste rustpauze voor de slotetappe.

In koorboek en begeleidingsbundel bij het Liedboek is de melodie afgedrukt met dezelfde meerstemmige zetting van de componist zelf. Deze zetting heeft een beweging in halve noten en ondersteunt met milde en op klassieke leest geschoeide akkoorden de melodie. Een vlot tempo van ongeveer 72 halve noten per minuut lijkt voor deze melodie het meest geëigend.

Auteur: Christiaan Winter