Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

519 - Gij die de ster van David zijt


Van de zoon der wet die in de dingen des Vaders wou zijn

Willem Barnard
Johannes Eccard 1597 /Königsberg 1602/Leipzig 1625
O Jesu Christ, meins Lebens Licht

Tekst

Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor dit compendium. 

Na de kersttijd lezen wij van de twaalfjarige in de tempel. Jezus wordt bar-mitswo, zoon der wet, of, zoals men tegenwoordig zegt: zoon van de opdracht. Het staat in Lucas 2,42-52 te lezen. Het is niet een bericht over een alwetend wonderkind, maar het is een bericht over een zoon van Abraham die zijn weg moet leren gaan, geleerd door de Tora (wet) en de Profeten. De tegenstelling nu tussen wat Jezus voor het geloof is (ster van David, Heer, Geest, zin der Schriften, Zoon van God) en wat hij voor ons werd (een gelover, een zoeker, een lezer, één die gehoorzaamheid moest leren) vormt het thema van dit lied. De trits geloof-hoop-liefde speelt door de laatste twee strofen heen.
Het lied stond in De Tale Kanaäns (Hilversum 1963, blz. 144), bij de eerste zondag na Epifanie met het opschrift ‘Van de twaalfjarige in de tempel’.

Auteur: Willem Barnard


Melodie

In de eerste publicatie van dit lied met melodie, het deeltje ‘Kerstkring’ van De adem van het jaar (1962, blz. 174) gaat de tekst gepaard met de leenmelodie van Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort (Wittenberg 1543, zie Liedboek 721). Deze keuze is later door enkele rooms-katholieke bundels overgenomen.
Voor het Liedboek voor de kerken (1973, gezang 164) schreef Gerrit de Marez Oyens (1922-2013) een eigen melodie. Hoewel die melodie zeker niet moeilijk is, is het lied in de veertig jaar van het bestaan van het Liedboek voor de kerken (1973) weinig gezongen. Mogelijk zal een meer karakteristieke melodie daar verandering in kunnen brengen. Daarom is in het Liedboek (2013) gekozen voor de melodie van ‘O Jesu Christ, meins Lebens Licht’. Die melodie was in het Liedboek voor de kerken verbonden met ‘Heer Jezus, Gij die als een kind’ (gezang 332). Maar dit lied werd niet in het Liedboek opgenomen. De redactie wilde de melodie echter wel bewaren.

Over het ontstaan van deze melodie is weinig met zekerheid te zeggen. Zij gaat mogelijk terug op het volkslied ‘Ich fahr dahin, wenn es muss sein’ (Nürnberg 1452). De eerste uitgave waarin een variant van de melodie voorkomt is Das Erste Theil Geistliche Lieder van Johann Eccard (1533-1611), verschenen in Königsberg in 1597. Met enkele wijzigingen vinden we de melodie in As hymnodus sacer, Leipzig 1625. Vanaf het einde van de zestiende eeuw tot in de achttiende eeuw is de melodie nog met allerlei varianten verschenen. Dit maakt het lastig om de precieze herkomst te achterhalen; ook de toeschrijving aan Eccard staat niet vast.

De melodie met een ternaire maatsoort en in elke regel hetzelfde ritme heeft een klassieke opbouw. Elke melodieregel richt zich op de slottoon van die regel. Vanuit de herhaalde tonica g’ eindigt de eerste regel op de e’. De melodie eindigt halverwege op de dominant d’. Via de a’, slottoon van de derde regel en kwint van de dominant, wordt in de slotregel de toonsoort G-groot bevestigd. Door de herhaalde beginnoten vertoont de slotregel enige melodische verwantschap met de eerste, de derde regel met de tweede, zodat de melodievorm A-B-B’-A’ ontstaat.

Auteur: Pieter Endedijk