Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

539 - Jezus, diep in de woestijn


Een eerste kennismaking

Op de eerste zondag van de veertigdagentijd wordt uit het evangelie gelezen over de verzoeking in de woestijn (Matteüs 4,1-11 en parallelle perikopen). Het lied ‘Jezus, diep in de woestijn’ is afkomstig uit het derde deeltje Alles wordt nieuw, de bekende verzameling kinderliederen van Hanna Lam en Wim ter Burg. Later werd dit lied ook in andere liedbundels opgenomen. De kwaliteit van deze liederen wordt alom erkend. Die toont zich in het trouw volgen van de bijbeltekst en de taal die nooit kinderachtig is. Zo zijn het duurzame liederen voor de hele gemeente. Opvallend is dat in deze liedtekst het woord ‘duivel’ niet wordt gebruikt, maar omschreven als ‘tegenspreker’ en ‘tegenstander’. Het eerste couplet kan als een inleiding worden verstaan (vergelijk Matteüs 4,1-2). In het tweede couplet komt de broodvraag aan de orde (4,3-4), in het derde en vierde couplet vervolgens de twee andere verzoekingen (4,5-7 en 4,8-10). Jezus bezwijkt niet voor deze verzoekingen en dat wordt weer mooi verwoord met: ‘Hij bleef het met Gods woorden wagen’ (strofe 5).
De tekst wordt ondersteund door een eenvoudige melodie van Wim ter Burg.

Auteur: Pieter Endedijk


Hanna Lam
Wim ter Burg

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Hanna Lam schreef dit lied bij Matteüs 4,1-11, de geschiedenis van de verzoeking in de woestijn. Het was opgenomen in deel 3 van Alles wordt nieuw (1974, nr. 7). Vervolgens verscheen het ook in Zingend Geloven 1 (Amsterdam 1981, nr. 15), het Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 529), Tussentijds (2005, nr. 58) en Zingt Jubilate (2006, nr. 331).

De eerste regel van couplet 2 wijzigde bij opname in Zingend Geloven van ‘Stenen nam Hij niet voor brood’ in ‘Veertig dagen zonder brood’. In heruitgaven van Alles wordt nieuw bleef de oorspronkelijke zin staan; ook in de Vlaamse bundel Zingt Jubilate werd deze versie overgenomen. Tussentijds en het Liedboek handhaafden de versie uit Zingend Geloven.

Inhoud

Het eerste couplet schetst de situatie. Deze situatieschets wordt bepaald door een aantal kernwoorden: ‘woestijn’, ‘eenzaam’, ‘veertig dagen’, ‘een zware strijd’. Twee woorden ontbreken hier: ‘Geest’ en ‘duivel’. De Geest wordt ook verder in het lied niet genoemd; de duivel komt in het tweede couplet in beeld als Jezus’ ‘tegenspreker’.

Na de situatieschets van couplet 1 vertellen de volgende coupletten wat de ‘zware strijd’ uit het eerste couplet inhield. Hier komt de tweede hoofdrolspeler in beeld, de ‘tegenspreker’ (couplet 2) of ‘tegenstander’ (couplet 3). Couplet 2 gaat over de honger na veertig dagen vasten en de vraag waarom Jezus zichzelf niet van brood voorziet (Matteüs 4,2-4). Couplet 3 richt zich op het voorstel van de duivel om voor hem te knielen, waarna hij Jezus de wereldmacht zal schenken (Matteüs 4,8-9). Couplet 4 voert Jezus sprekend op, in reactie op de suggestie van de tegenspreker ‘Er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen hem”’ (Matteüs 4,10).

Het laatste couplet grijpt terug op het eerste. Deels zijn de zinnen gelijk, het woordgebruik komt overeen, en de rijmwoorden/-klanken zijn hetzelfde. Zoals het eerste couplet de situatie schetst, zo vat het laatste de gebeurtenis samen: Jezus bleef het in de zware strijd met Gods woorden wagen. Dat verwijst naar de gelijke inzet van Jezus’ antwoorden op de duivelse voorstellen: ‘Er staat geschreven…’ (Matteüs 4,4.7.10).

Leg je lied en bijbeltekst naast elkaar, dan valt op dat de tweede verzoeking ontbreekt, die waarin de duivel voorstelt dat Jezus van het hoogste punt van de tempel afspringt waarop de engelen hem, naar Psalm 91, voor de val zullen behoeden (Matteüs 4,6-7). De focus van het lied ligt op de grote lijn: Jezus bezwijkt niet voor de tegenspreker, ondanks de honger (couplet 2). Alle rijkdom en macht lagen ogenschijnlijk binnen handbereik mits hij een knieval zou maken voor de tegenstander (couplet 3). Het vierde couplet citeert de woorden die Jezus spreekt na de derde verzoeking. Ze staan hier echter niet zozeer als reactie op die derde verzoeking, maar als pars pro toto voor al Jezus’ reacties.

Structuur

Hanna Lam gaf het lied een eenvoudige strofenvorm: vier regels van afwisselend zeven en zes syllaben en met een verspringend rijmschema (A-b-A-b). Bij het rijmschema wisselen staand (A) en slepend rijm (b) elkaar af, met de bijbehorende gevolgen voor het metrum. Er is sprake van halfrijm: in couplet 1 en 5 woes-tijn en strijd, in 2 be-zweken en tegen-spreker, in 3


Melodie

Wim ter Burg sluit met zijn melodie op een vanzelfsprekende manier bij deze structuur aan. Hij benadrukt het metrische effect van de afwisseling tussen staand en slepend rijm; de regels 1 en 3 eindigen gelijk, in de regels 2 en 4 komt de eerste van de twee halve noten al op de vijfde lettergreep (da-gen / vra-gen).

Wim ter Burg schreef een melodie waarbij hij met eenvoudige middelen grote zeggingskracht bereikt. De melodie staat in in e-klein. De omvang is d’-c”. Elk van de regels blijft binnen de omvang van een kwint: in regel 1 is dat e’-b’, in regel 2 fis’-c” (een toon hoger), in regel 3 opnieuw e’-b’ en in regel 4 d’-a’ (een toon lager). Alle regels zetten met een dalende lijn in: een opgevulde dalende terts, in 1 en 3 gevolgd door een dalende kleine tertssprong.

Die dalende lijn brengt een relatieve ‘hoge’ inzet met zich mee: in regel 1 op de kwint, regel 2 de sext, regel 3 de terts en regel 4 de kwart. Regel 2 trekt daarbij de aandacht. De inzet is hier op de kleine sext, een weke klank. Dat wordt hier versterkt doordat deze inzet een halve secunde hoger ligt dan het slot van de voorgaande regel. Verder gaat het bij de kwintomvang van deze regel niet om een reine maar een verminderde kwint. De eerste en de laatste noot van deze regel vormen samen die wrange klank, benadrukt door de herhaling van de fis’. In de eerste strofe krijgt de zin ‘eenzaam en vol vragen’ zo een schrijnende uitstraling. Het gepunteerde ritme, hier voor het eerst in de melodie, benadrukt het woord ‘eenzaam’ extra. Er zijn nog enkele elementen die de melodie door hun herhaling typeren: het al genoemde gepunteerde ritme dat behalve in regel 2 ook in 3 en 4 klinkt, de stijgende lijn g’-a’-b’ in de tweede maat van de regels 1 en 3, en de twee herhaalde halve noten in de tweede maat van de regels 2 en 4.

In het totaal van de melodie wordt de tonica in de regels 1 en 3 alleen zijdelings aangestipt; de bevestiging komt pas in de laatste regel, met een modale sluiting d’-e’-e’.


Liturgische bruikbaarheid

Het lied laat zich goed gebruiken in de veertigdagentijd, met name op de eerste zondag daarvan, waarvoor het Gemeenschappelijk Leesrooster steeds een versie van het verhaal van de verzoeking aanreikt (voor jaar A: Matteüs 4,1-11, jaar B: Marcus 1,12-15 en jaar C: Lucas 4,1-13).

Auteur: Anje de Heer


Media

Uitvoerenden: Magister Cantat Schiedam o.l.v. Arie Eikelboom; Ben Feij, orgel (bron: KRO-NCRV)