Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

544 - Christus naar wie wij heten


Een eerste kennismaking

Het evangelie van de verheerlijking op de berg heeft een vaste plaats op de tweede zondag van de veertigdagentijd. Hoewel zowel Matteüs, Marcus als Lucas dit verhaal kennen, staat het lied toch het dichtst bij de versie van Lucas, omdat daar staat: ‘En zie, twee mannen hebben met hem gesproken, Mozes en Elia, die verschijnend in heerlijkheid, hem zijn uittocht hebben aangezegd die hij moest volbrengen in Jeruzalem’ (Lucas 9,30-31, Naardense Bijbel). Deze zin komen we aan het slot van de eerste strofe nagenoeg letterlijk tegen. ‘Maar ons is aangezegd, / tot aan het eind der dingen / de uitgang te volbrengen, / de lange lijdensweg.’ In het aangehaalde bijbelvers wordt het woord ‘exodus’ gebruikt. Ons is aangezegd ook deze exodus te volbrengen, om met Hem op te staan, te kiemen uit het graf (strofe 3). Dit beeld van de opstanding heeft de dichter ontleend aan 1 Tessalonicenzen 4,15-17, het klassieke epistel voor die betreffende zondag. Ook het begin van strofe 5 verwijst naar deze tekst.
Jaap Geraedts schreef bij deze tekst een melodie met ruime omvang: een dalende melodische lijn voor de eerste helft van de tekst en een stijgende melodische lijn voor de tweede helft. Zo is de melodie een uitbeelding van de exodus: een gang door de diepte, ‘de nacht uit in de dag’ (strofe 3).

Auteur: Pieter Endedijk


Van het geduld

Willem Barnard
Jaap Geraedts

Tekst

Deze toelichting bij de tekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichtiung bij de melodie is nieuw geschreven voor deze website.

De sleutel tot dit lied is gelegen in de zevende regel van strofe één! Daar staat dat ons is aangezegd ‘de uitgang te volbrengen’. Voor wie een weinig bijbels Grieks kent is het duidelijk, dat hier bedoeld zal zijn de ‘exodus’. In het verhaal van de verheerlijking op de berg zoals Lucas dat vertelt (Lucas 9,28-39) staat de eigenaardige uitdrukking ‘de exodus die hij volbrengen zou te Jeruzalem’ (9,31). En dit lied heb ik geschreven, na lezing van 1 Tessalonicenzen 4,1-12, voor de liturgie van de zondag waarop dat epistel gelezen pleegt te worden naast het verhaal van de verheerlijking op de berg (zij het dan dat eigenlijk de versie van Matteüs 17,1-9 traditie is).

Het is dus ten minste evenzeer dat evangelieverhaal geweest waaraan het lied zijn ontstaan dankt als het epistel! Dat blijkt uit allerlei kleinigheden. In het evangelie is sprake van Mozes en Elia, in het lied van Wet en Profeten. In het evangelie wordt verteld van een verschietend licht in de nacht die zich daarna weer sluit, in het lied staat (tweede strofe): ‘geen licht is ons gebleven / er is geen God te zien’. Geen God, zover de tijd strekt en de geboden gelden, dan ‘deze ene naam’. Het is in Christus’ naam, dat we moed hebben op de goede uitkomst, een goede ‘exodus’!

Allen die geloven en door dat ‘innerlijk geheim’ worden bemoedigd, weten dat ze deel hebben aan het lijden, maar óók aan de toekomst. Het is de pascha-gang, het is inderdaad de exodus, de nacht door naar de dag, de diepte door het licht tegemoet. En hier wordt de stem van de apostel weer hoorbaar. Want in het aangegeven epistel spreekt Paulus eerst van de levenswandel die messiaanse mensen past om vervolgens (het besluit van dat hoofdstuk 1 Tessalonicenzen 4!) van levensverwachting te getuigen, van de ‘toekomst des Heren’, over de dood héén zelfs.

Het is op de zondag, vijf weken voor Pasen, de tweede van de voorbereidingstijd, Reminiscere geheten, dat de traditie dit evangelie en dit epistel bij elkaar zet. Ook in De Tale Kanaäns (Hilversum 1973, blz. 30), waar het lied de titel draagt: ‘Van het geduld’, is het aangegeven voor deze zondag.

Auteur: Willem Barnard


Melodie

De melodie van Liedboek 544 werd in het Liedboek ook als zangwijs opgenomen bij het dooplied ‘In U zijn wij begrepen’ (Liedboek 351). Willem Barnard, de dichter van beide teksten, gaf aan dat hij het laatstgenoemde lied ‘hoorde’ op de melodie van het eerstgenoemde. Het is dus geheel terecht dat de liedboekredactie tekst en melodie bijeenbracht en niet koos voor de wijs van – het ritmisch identieke – Von Gott will ich nicht lassen. Op die melodie werd ‘In U zijn wij begrepen’ immers in diverse andere bundels opgenomen, zoals Zingend Geloven 2 (1983, nr. 118), Oud-Katholiek Gezangboek (1990, nr. 738) en Tussentijds (2005, nr. 164).

Overigens werd de tekst ‘Christus naar wie wij heten’ in verschillende liedbundels niet aan de hier besproken melodie van Jaap Geraedts gekoppeld. Deze combinatie vindt men slechts in de liedboeken van 1973 en 2013 en in Laus Deo, de liedbundel van het rooms-katholieke Bisdom Roermond (2000, blz. 798).

Het exodusmotief, dat de tekst van zowel Liedboek 544 als 351 kenmerkt, heeft Jaap Geraedts fraai vormgegeven in de melodiecurve die zijn hoogtepunten heeft aan het begin en einde en zijn dieptepunt halverwege. De wijs heeft door de beperking in het melodisch materiaal een enorm sterk karakter. Binnen de melodieregels vindt men namelijk – met uitzondering van één kleine terts in de slotregel – slechts secundeschreden. Daarnaast zijn – met uitzondering van de tweede regel – alle afsluitingen gelijkluidend: een halve noot (of twee repeterende kwartnoten), gevolgd door een dalende secunde.

De eerste regel keert een terts lager terug als regel 3. De tweede regel – als vierde regel een terts lager herhaald – keert in de omkering terug als regel 5. Met deze ‘heuvelvormige’ regel zet de tweede helft in, die slechts bestaat uit varianten op die vijfde regel, resulterend in een afwisselend heuvellandschap.

Geraedts is op inventieve wijze omgegaan met de melodische zwaartekracht. In de eerste helft van de melodie, waar de richting neerwaarts is, begint de componist elke nieuwe regel met een hogere toon, opdat de afdaling niet te snel verloopt. De tweede helft lijkt meer op ‘tegen de helling op voetballen’. Steeds krijgt de melodie een zetje omhoog, maar zakt deze ook weer een of enkele tonen omlaag. Vanaf de daar bereikte hoogte krijgt de melodie in de volgende regel weer een nieuwe duw omhoog. Pas in de laatste regel gaat de melodie over the top om dan op de grondtoon b’ tot rust te komen. De zo verkregen zachte glooiingen geven het totaal van de melodie een weids karakter. Jaap Geraedts heeft in deze melodie zijn grote vakmanschap laten zien: met minimale middelen brengt hij het maximale teweeg. De noten doen wat de componist wil.

Het lied moet niet te snel gezongen worden, 54 halve noten per minuut lijkt het maximum tempo. In dat tempo komen de soms kruidige samenklanken in de koorzetting van Geraedts goed tot hun recht (zie de kooruitgave van het Liedboek).

Auteur: Christiaan Winter


Media

Uitvoerenden: Johannette Zomer, sopraan; Ineke Geleijns, piano; Tjakina Oosting, cello