Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

545 - Christus staat in majesteit


Een eerste kennismaking

Bij het evangelie over de verheerlijking op de berg schreef de Amerikaanse theoloog Brian A. Wren in 1962 dit lied, door Jan Willem Schulte Nordholt op een uitstekende manier vertaald. Het bijbelverhaal wordt gevolgd: Christus verschijnt in heerlijkheid (strofe 1), Mozes en Elia getuigen daarvan, de lange lijn van wet en profeten wordt voltooid (strofe 2). De evangelist Lucas weet te melden dat zij spraken over zijn ‘exodus’, zijn uitgang te Jeruzalem (Lucas 9,31, strofe 3). Dan klinkt een hemelse stem: ‘Deze is mijn Zoon; op Hem / rust mijn eeuwig welbehagen’ (strofe 4).
Elke strofe wordt besloten met een ‘Halleluja’. Misschien voor ons minder passend voor de veertigdagentijd, maar in de lutherse en anglicaanse traditie klinkt dit bijbelgedeelte in de epifaniëntijd. En met de strekking van de laatste strofe is een ‘Halleluja’ meer dan passend.
Dit lied van Wren komt in diverse liedbundels in Engeland en de Verenigde Staten voor, met evenzoveel verschillende melodieën. De redactie van het Liedboek koos voor de welluidende melodie MOWSLEY van Cyril Vincent Taylor, die even stralend is als de liedtekst.

Auteur: Pieter Endedijk


Christ upon the mountain peak

Tune: MOWSLEY

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit is het tweede lied dat Brian A. Wren schreef en het dateert uit 1962. Het werd gepubliceerd in English Praise (1975, nr. 52), een supplement bij The English Hymnal (1906) en More Hymns for Today (1980), het tweede supplement bij Hymns Ancient & Modern (editie 1950). Vervolgens verscheen het lied in verschillende liedbundels in Engeland en de Verenigde Staten met diverse melodieën. De vertaling van Jan Willem Schulte Nordholt is als nr. 14 opgenomen in Zingend Geloven 4 (1991) met de melodie SHILLINGFORD van Peter Cutts (*1937). Voor het Liedboek werd de melodie MOWSLEY gekozen die Cyril Vincent Taylor bij de tekst schreef.

Inhoud

‘Kun je wel ‘halleluja’ zingen op de tweede zondag in de veertigdagentijd?’ Deze vraag werd gesteld door leden van de liedboekredactie toen dit lied ter bespreking op tafel lag in de vergadering van 9 juni 2011. Het verhaal van de transfiguratie, de verheerlijking op de berg (Matteüs 17,1-9; Marcus 9,2-10 en Lucas 9,28-36) staat als evangelie genoteerd op die zondag in de liturgische periode van inkeer wanneer het ‘halleluja’ zwijgt. Maar in het klassieke eenjarige leesrooster (zie Dienstboek I, blz. 71) heeft Matteüs 17,1-9 een plaats op de laatste zondag in de epifaniëntijd, dan klinkt het ‘halleluja’ nog wel. Ook de Engelse variant van het Common Lectionary, het driejarige leesrooster, heeft het evangelie over de verheerlijking behouden op deze ‘Sunday next before Lent’ (zie Common Worship 2000, blz. 550). Tevens zal in de tradities waar het feest van de Transfiguratie op 6 augustus wordt gevierd het ‘halleluja’ klinken. De dichter schreef zijn lied voor dit feest in 1962.

Brian A. Wren beschrijft in het lied het evangelieverhaal in vier strofen. Jan Willem Schulte Nordholt voegde er in zijn vertaling een vijfde aan toe.

De oorspronkelijke Engelse tekst luidt:

1
Christ upon the mountain peak
stands alone in glory blazing;
let us, if we dare to speak,
with the saints and angels praise Him.
Alleluia!

2
Trembling at his feet we saw
Moses and Elijah speaking.
All the prophets and the Law
shout through them their joyful greeting.
Alleluia!

3
Swift the cloud of glory came.
God proclaiming in its thunder
Jesus as his Son by name!
Nations cry aloud in wonder.
Alleluia!

4
This is God's beloved Son!
Law and prophets fade before him;
first and last and only One,
let creation now adore him.
Alleluia!

Later zocht Wren naar meer inclusieve taal in lied en liturgie. Hij publiceerde enkele belangwekkende boeken op dit gebied, waaronder What Language Shall I Borrow? A Male Response to Feminist Theology (1989). Door zijn opgedane inzichten paste hij een vijftal regels in het lied aan, waarbij ook enkele theologische nuanceringen werden aangebracht:

  • strofe 1, regel 1: ‘Christ upon the mountain peak’ wijzigde hij in ‘Jesus on the mountain peak’;
  • strofe 1, regel 4: ‘with the saints and angels praise Him’ werd ‘join the saints and angels praising’;
  • strofe 3, regel 3: ‘Jesus as his Son by name’ wijzigde hij in ‘Jesus as the Son by name’
  • strofe 4, regel 2: ‘Law and prophets fade before him’ werd ‘Law and prophets sing before him’;
  • strofe 4, regel 4: ‘let creation now adore him’ wijzigde hij in ‘all creation shall adore him’.

In de Nederlandse tekst zien we dat de vertaler vaak een extra dimensie aan de woorden heeft gegeven en zo het lied feitelijk sterker maakt. Dat kan een voordeel zijn van een vertaling boven de oorspronkelijke tekst.

Strofe 1

Het evangelieverhaal wordt genoemd ‘De verheerlijking op de berg’, de dichter spreekt over ‘de berg der heerlijkheid’ (regel 3). Deze strofe beschrijft hoe Jezus in heerlijkheid verschijnt op de berg. Het evangelie zegt: ‘Voor hun ogen veranderde Hij van gedaante, zijn gezicht straalde als de zon en zijn kleren werden wit als licht’ (Matteüs 17,2). Die verschijning in licht verleidt de vertaler ertoe om in de vierde regel aan een notie uit de geloofsbelijdenis van Nicea te refereren, waar over Christus wordt gesproken: ‘licht uit licht’.
De drie kroongetuigen onder de discipelen die dit alles aanschouwen, Petrus, Jakobus en Johannes, worden in het lied niet bij name genoemd. In de Engelse tekst komen ze even terloops in regel 3 ter sprake in het woordje ‘we’: ‘let us, if we dare to speak, / with the saints and angels praise Him.’ De vertaler legt vooral alle accenten op de verheerlijking zelf en de betekenis daarvan.

Strofe 2

Ook in deze strofe gebruikt de dichter hetzelfde woordje ‘we’ om de positie van de discipelen aan te geven: ‘Trembling at his feet we saw / Moses and Elijah speaking.’ De drie volgelingen van Jezus zien Mozes en Elia verschijnen als personificaties van wet en profeten, die met Jezus in gesprek zijn (Matteüs 17,3). Brian A. Wren beschrijft dat zo wet en profeten de Christus vreugdevol begroeten. De vertaler formuleert het theologisch scherper, voert in de eerste regel Mozes en Elia op als getuigen om iets over Jezus te betuigen: ‘… want zij weten: / Hij voltooit de lange lijn / van de wet en profeten’.

Strofe 3

Hier voegt de vertaler een strofe in ten opzichte van het origineel. Waarover spraken Mozes en Elia met Jezus? De evangelist Lucas is de enige die daarover schrijft: ‘Ze spraken over zijn heengaan, de weg die Hij in Jeruzalem zou voltooien’ (Lucas 9,31). De evangelist gebruikt het woord ‘exodus’, uittocht. Mooi dat de dichter het woord ‘uitgang’ vond, waarin – anders dan in ‘heengaan’ (NBV) – het motief van de uittocht blijft meeklinken. De Naardense Bijbel vertaalt: ‘het zijn Mozes en Elia geweest, die, te zien in glorie, hem zijn uittocht hebben aangezegd’. Hier berijmt Schulte Nordholt dit Bijbelvers uit Lucas: ‘Daarom spreken zij met Hem / van zijn uitgang en zijn lijden / later te Jeruzalem…’

Strofe 4

Deze strofe brengt de de stem uit de hemel ter sprake, zoals alle drie de evangelisten dit melden (Matteüs 17,5; Marcus 9,2 en Lucas 9,35): ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in Hem vind Ik vreugde.’ Wren meent dat het zelfs een stem uit het onweer moet zijn geweest, maar de evangelisten spreken over een stem uit de wolk. De wat weinig zeggende vierde regel in de oorspronkelijke tekst (‘Nations cry aloud in wonder’) laat de vertaler met rust. Hij neemt de ruimte om de Bijbel te citeren zoals de NBG-vertaling 1951 het verwoordt: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb’ (Matteüs 17,5): ‘Deze is mijn Zoon; op Hem / rust mijn eeuwig welbehagen’.

Strofe 5

De ‘geliefde Zoon’ (Matteüs 17,5), noemt Wren in de eerste regel van de laatste strofe. Om over Christus te spreken verwijst hij in de derde regel van die slotstrofe naar Openbaring 1,8: ‘first and last and only One’. Jan Willem Schulte Nordholt maakt een andere keuze (misschien in aansluiting bij de vierde regel van die strofe, ‘let creation now adore hum’): hij legt een verbinding met Psalm 22,4: ‘U bent de Heilige, die op Israëls lofzangen troont’. Maar eerst maakt hij in de eerste regels een fraaie beweging: de verheerlijkte Christus is een glans van de Eeuwige (‘het licht van ons verlangen’). In het evangelie wil Petrus drie tenten maken, waar Mozes, Elia en Jezus kunnen wonen. Maar de Eeuwige ‘woont niet in een aardse tent, / maar op onze lofgezangen’. Het citaat uit Psalm 22 moet voor Schulte Nordholt van veel betekenis zijn geweest. In de dichtbundel Het Landvolk (Amsterdam 1958, blz. 58), een bloemlezing gedichten van de dichters die aan de psalmberijming werkten, opent Schulte Nordholt zijn gedicht ‘De Allerhoogste troont’ met dit citaat uit Psalm 22:

De Allerheiligste troont

De Allerheiligste troont
op de lofzangen Israëls.
Ik kijk van de heuvel omhoog
of de hemel ook open is.

Gestenigde Stefanus,
ik zie niet wat gij hebt gezien:
de Zoon des Mensen gezeten
ter rechterhand van de Heer.

Twee wolken slechts trekken er traag
boven de bomen voorbij,
dat konden zijn voeten zijn
schrijdend door het heelal.

Hoe zou ik Hem kunnen zien!
De rook van mijn woorden stijgt
omhoog en verhult Hem. Hij is
verborgen boven mijn stem.

Maar alleen maar mijn zingen
geeft mij de zekerheid dat Hij er is.

Hoewel het in dit gedicht niet om de verheerlijkte Christus uit dit Bijbelverhaal gaat, maar de gekroonde Christus die zetelt ter rechterhand Gods (zoals het Apostolicum dit verwoordt), zijn er overeenkomstige beelden met het evangelieverhaal, zoals de wolken: in het transfiguratieverhaal schuift de wolk voor het visioen en onttrekt deze aan het zicht. Aan het einde van het gedicht (‘Hij is / verborgen boven mijn stem. // Maar alleen maar mijn zingen / geeft mij de zekerheid dat Hij er is.’) beschrijft de dichter hoe hij Psalm 22,4, waarmee het gedicht wordt geopend, interpreteert. Een mooi beeld voor zangers, alsof zangers met en in hun lied de verborgen realiteit bewaren en verder dragen.


Melodie

Het is niet bekend of Brian A. Wren aan een bepaalde melodie dacht toen hij zijn tekst schreef. In de eerste publicatie, English Praise staan de woorden bij de melodie ‘Christ ist erstanden’ (vergelijk Liedboek 613 en 616, maar daar ritmisch iets aangepast). Daarmee krijgt het lied een duidelijke paasklank en dat kan op de tweede zondag van de veertigdagentijd enige bevreemding wekken, hoewel het betreffende evangelie ook paasmotieven bevat (zie bijvoorbeeld hoe Willem Barnard het evangelie over de verheerlijking uitwerkte in het lied ‘Christus naar wie wij heten’, Liedboek 544). Ook The New English Hymnal (1986, nr. 177) koos voor de melodie van het paaslied.
In Zingend Geloven 4 vinden we bij deze tekst de melodie SHILLINGFORD van Peter Cutts (*1937). Cutts verbleef enige tijd in de Verenigde Staten. We vinden zijn melodie uit 1977 bij de tekst van Wren in enkele Amerikaanse liedbundels, waaronder The Hymnal 1982 (nr. 130) van de anglicaanse Episcopal Church.
De liedboekredactie was er niet van overtuigd of deze melodie met ambivalente tonaliteit, waarbij zelfs het idee van dodecafonie ontstaat, in een gemeente zingbaar is en beklijft. In het Commentaar bij Zingend Geloven 4 is de scribent ronduit negatief: ‘… een ergerlijk gebrek aan samenhang tussen romantiek en gezocht modernisme’.
De muziekredactie zocht naar een andere melodie bij deze tekst en vond die ook in The Hymnal 1982, waarin bij de tekst van Wren twee melodieën worden aangeboden: naast die van Peter Cutts ook de melodie met de tune-name MOWSLEY van Cyril Vincent Taylor (nr. 129), eveneens uit 1977.

Wie de melodie van Taylor zingt, zal zeggen: hoe Engels wil je het hebben? Met brede penseelstreken tekent de componist melodische lijnen met grote intervallen. Al in de eerste maat opent hij met een grote sprong, de sext d’-b’. De eerste regel wordt melodisch met de tweede verbonden door de doorgaande secundenbeweging d’-e’-fis’-g’-a’-b’, bereikt daarna de hoge d” (hier in het Nederlands in de eerste strofe fraai samengaand met het woord ‘stralenkrans’) om op de lage d’, de dominant van de toonsoort G-groot, deze regel te besluiten. De derde regel is een getransponeerde herhaling van de eerste, nu een toon hoger, maar blijvend binnen de toonsoort G-groot. Het slotmelisme van de regel is niet een secunde zoals in regel 1, maar een terts: fis’-a’. Daarbij kan de componist zijn melodische lijn voortzetten op de terts van de toonsoort (b’) in regel 4. Opnieuw gebruikt hij binnen het bestek van één regel een ruime ambitus, nu een septiem (fis’-e”). Ook de vierde en vijfde regel zijn melodisch met elkaar verbonden, vooral door de achtste noten in regel 5 (‘Halleluja’) die als vanzelf uit de voorgaande regel voortkomen.
Een breed tempo waarin de achtste noten voldoende ruimte hebben ligt voor de hand: MM = 80 voor de kwartnoot.


Liturgische bruikbaarheid

Dit lied kan gezongen worden als het evangelie over de verheerlijking op de berg aan de orde is, de tweede zondag van de veertigdagentijd, waarbij toepassing in het C-jaar het meest vanzelfsprekend is, omdat de vertaler een notie uit het Lucasevangelie verwerkt (zie toelichting bij strofe 3) die niet in het Matteüs- en Marcusevangelie voorkomt. Maar ook in het A- en het B-jaar is het lied goed bruikbaar, evenals natuurlijk in de tradities waar het evangelie over de verheerlijking wordt gelezen op de laatste zondag in de epifaniëntijd of het feest van de Transfiguratie, 6 augustus.

Auteur: Pieter Endedijk


Media

Uitvoerenden: Apeldoorns Kerkmuziekensemble o.l.v. Thea Endedijk-Griffioen; Wilbert Berendsen, orgel