Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

549 - De ezelruiter! Kijk, die ezelruiter


Der Eselreiter


Tekst

Oorsprong en verspreiding

Dit lied is een van de liederen die de filoloog Kurt Rose (1908-1999) samen met kerkmusicus Rolf Schweizer (1936-2016) maakte. Het werd gepubliceerd in het bundeltje Da war die Nacht, da kam das Licht (München 1987, nr. 3) met liederen van deze dichter en vond vandaar zijn weg naar ons land. Ook Liedboek 579 en 945 zijn afkomstig uit Da war die Nacht, da kam das Licht. Een eerste vertaling van de hand van Sytze de Vries werd afgedrukt in Zingend Geloven 6 (1998, nr. 7). Op verzoek van de redactie maakte Rien van den Berg voor het Liedboek een nieuwe vertaling.

Inhoud

‘De ezelruiter! Kijk die ezelruiter…’ is een bijzonder lied. Vol verbazing betrekt de dichter ons bij een scène die zich voor zijn ogen voltrekt. Kijk daar nou! Kijk die ezelruiter! Wat is hier aan de hand?! Als in bibliodrama horen we de stem van een verslaggever die voor de camera Jezus’ intocht in Jeruzalem verslaat (zie Marcus 11,1-11; Matteüs 21,1-11; Lucas 19,29-40; Johannes 12,12-19). De reporter vertelt ons wat hij ziet en plaatst er enkele kanttekeningen bij. Zijn verbazing gaat met de nodige ironie gepaard. Is dit de intocht van een vorst? Nou, dan kunnen de rijken hun borst nat maken. Een wonderdokter zou hij zijn, een vredeskoning, en kijk eens naar dat volk…, het is de wereld omgekeerd! Maar naast ironie klinkt ook verwondering over deze ezelruiter en zijn missie. Het laatste woord is aan de hoop.

Couplet 1

Met het woord ‘ezelruiter’ is meteen het hele spanningsveld van Jezus’ intocht in Jeruzalem getekend. Wie hoort dat er een ruiter aankomt, verwacht iemand op een paard. Ruiters zijn voorname mensen of krijgslieden. Zij zitten ‘hoog te paard’. De ezel is voor het gewone volk en het is vaker een lastdier dan een rijdier. Deze man zit op een ezeltje, maar zo te zien wordt hij als een koning ingehaald. Het eerste commentaar van onze verslaggever is dan ook een vraag: ‘Is dit de intocht van een vorst?’ Als de nadruk op het woordje ‘dit’ ligt, dan klinkt dat nogal ironisch. Dit zootje ongeregeld?! Maar de reporter heeft wel zijn huiswerk gemaakt, want hij schakelt onmiddellijk over naar de verwachtingen over de komst van de messiaanse koning, die in zijn tijd breed in omloop zijn. (Zo ja) ‘Dan mag je meer van hem verwachten!’ Heeft Zacharia niet gezegd dat Jeruzalem zal juichen als haar koning in aantocht is, bekleed met gerechtigheid en zege? Nederig zal hij komen aanrijden op een ezel, om precies te zijn op het jong van een ezelin. De strijdwagens uit Efraïm en de paarden van Jeruzalem worden verjaagd. Paarden behoren tot het wapentuig van machthebbers (vergelijk Exodus 14,9, Jesaja 31,1). Deze vorst komt om vrede te stichten tussen de volken (Zacharia 9,9-10). Wat dit betekent zullen de rijken en de armen als eersten ervaren. Het woord ‘ezelruiter’ klinkt als een contradictio in terminis, maar in deze context is het een messiaanse titel. Als met een klaroenstoot wordt hij tweemaal uitgeroepen.

Couplet 2

Ook het tweede en derde couplet beginnen met een dubbele uitroep van messiaanse titels. Wie thuis is in de Schriften denkt onmiddellijk aan de profetieën van Jesaja, in het bijzonder aan Jesaja 9,5-6: ‘Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst.’
‘De wonderdokter! Kijk die wonderdokter.’ In korte, staccato zinnetjes vertelt onze reporter over wat het volk nog meer van deze koning verwacht. Alle zieken worden op slag gezond en het land zal veranderen in een paradijs. Het klinkt te mooi voor woorden, maar stel je voor dat het waar is?! De verhalen over alle mensen die Jezus op zijn weg naar Jeruzalem heeft genezen zijn Hem vooruit gereisd. Voorzichtig beginnen de mensen het woord ‘hosanna’ (verlos ons, red ons!) te fluisteren. Het hart begint te hopen en waar het hart vol van is…

Couplet 3

Naast Jesaja 9 horen we ook een echo van Jesaja 11,1-10 en 61,1-2 (de passage die Jezus in Nazaret in de synagoge voorleest en op zichzelf betrekt, Lucas 4,18-21). De vrede die Jezus brengt, wordt niet met wapens, maar ‘gewoon met woorden’ tot stand gebracht. Verre van gewoon dus. Inmiddels overstemt het hosanna, dat zo voorzichtig werd ingezet, alle andere geluiden. ‘Es siegt der Hosiannaruf’ staat er in het Duits. Dat klinkt niet alleen maar positief. Maar onze reporter meldt: ‘Nu glanst de hemel, bloeit het land’. Twijfelt hij niet langer?

Couplet 4

Bij dit couplet komt de vertaling erop aan. In het Duits staat er:

Der Eselreiter! Seht, der Eselreiter!
Der Tross auf hohem Rosse lacht –
das Volk, die Palmenzweige schwingend,
schreit lauter Hosianna, schreit:
Heut ist die Hoffnung an der Macht!

In het Duitse lied trekt een lachende ‘tros op hoge rossen’ voorbij. Als we de militaire betekenis van ‘tros’ aanhouden, dan is dat de bonte groep die een leger volgt op weg naar een strijdtoneel. Deze tros zit als het ware hoog te paard en lacht. Lees: hun nederigheid is ver te zoeken, ze begeleiden hun koning, de nieuwe machthebber, bij zijn intocht in de stad! En dan is er het volk langs de weg dat met palmtakken zwaait en schreeuwt (tweemaal ‘schreit’): ‘Hosanna!Vandaag is de hoop aan de macht!’
Welke beelden zal Kurt Rose hierbij hebben gehad? Rose werd geboren in 1908 en in 1940 opgeroepen voor het Duitse leger. Tot 1945 was hij in militaire dienst, eerst bij de Wehrmacht, later bij de Kriegsmarine. Het kan haast niet anders dan dat hij bij de intocht in Jeruzalem hele specifieke beelden voor zich zag. Een leider die als een vorst wordt ingehaald, de schreeuwende menigte, schone beloften van Heil… ‘Heut ist die Hoffnung an der Macht!’ Er klopt iets niet aan deze combinatie van (uitgeschreeuwde!) hoop en macht.
In de Nederlandse vertaling wordt de ‘tros’ een ‘meute’. Dat woord heeft een negatieve connotatie. Een ‘meute ’is een bende, een zootje ongeregeld. Dat past niet helemaal bij de groep die lachend hoog te paard zit, maar ook niet bij het volk dat alleen maar ‘hosanna’ schreeuwt als Jezus voorbijtrekt. Die twee vallen in deze vertaling samen. Dat de meute niet met palmtakken zwaait, maar een loper van jassen op de grond maakt, is een keuze. Beide handelingen zijn in de evangeliën te vinden.

Het lied eindigt met een dubbele uitroep:

Hosanna! Zing en dans en lach!
Hosanna! Hoop is aan de macht!’

Klinkt hier dan alleen maar verwondering en vreugde, of horen we op de achtergrond het ‘heden hosanna, morgen kruisig Hem’? (Liedboek 556: 5) Het moet eerst nog Pasen worden.

Liturgische bruikbaarheid

Dit lied is voor de Palmzondag geschreven en daar zou ik het voor willen bewaren. Het is geen gemakkelijke melodie, zeker niet als die maar eenmaal per jaar voorbijkomt. Om het dramatische element aan te houden zou het lied door een solist gezongen kunnen worden die de rol van reporter vertolkt, waarna de voorganger een uitleg geeft over de verschillende stemmen die hier klinken. Dat zou ook een goede opmaat zijn voor een eerste lezing uit het passieverhaal kunnen zijn.

Auteur: Corja Bekius


Melodie

Rolf Schweitzer voorzag de tekst van Kurt Rose van een meerdere opzichten eigenzinnige melodie. Allereerst is er de tonaliteit. De melodie met finalis b’ en de voortekening van één kruis lijkt in de frygische toonsoort te staan, maar door het gebruik van de cis” in de laatste regel kun je niet spreken van een frygische melodie. Daarom lijkt het beter de melodie de verklaren vanuit de toonsoort e-klein, waarbij het tooncentrum wat ambigu is door het gemis aan verhoogde leidtonen (consequent een d’), een klassieke cadensvorming en de toevoeging van de cis” in regel 5.

In de eerste drie regels is het tooncentrum duidelijk de e’, waarbij de allereerste regel, gelet op de tekstaccenten, neigt naar a-klein. Het motief g’-fis’-e’ in de tweede regel bevestigt dan het tooncentrum en de toonsoort e, het is een soort opvulling van de kwart e’-a’. In de derde regel wordt de dominanttoonsoort b-klein bereikt op de melodienoot fis’ (hoewel die in Da war die Nacht wordt geharmoniseerd in de paralleltoonsoort D-groot). De laatste twee regels cirkelen rond het tooncentrum b’ en vullen eveneens het interval van een kwart op (a’-d”): het motief d”-cis”-b’ in de vijfde regel ‘rijmt’ wat dat aangaat op het g’-fis’-e’ in de tweedee regel. De bereikte hoge d” in regel 5 spiegelt aan de lage d’ aan het einde van de regel 2, waarmee de melodie in haar geheel een octaaf omspant. In de afbeelding hieronder staan de gitaarakkoorden uit Da war die Nacht, da kam das Licht:
Naast het tonale aspect is ook het ritmische aspect zeer eigenzinnig. Schweizer volgt het ritme van de tekst, dat bijna geheel uit gescandeerde uitroepen lijkt te bestaan. Fraai is de ritmische herhaling – overeenkomstig die in de tekst – van maat 2 in maat 4 en de opbouw van regel 2 naar 4 (in combinatie met de gebruikte intervallen): de derde regel is door de kwartnoten aan het slot een verlenging van de tweede, de vierde regel loopt met de achtste beweging door in de vijfde waarbij de kwartnoten b’-a’ (na de topnoot d”) werken als een slot met een uitroepteken.

De grilligheid in de ritmiek en ambiguïteit wat de toonsoort betreft maken het lied tot een markant geheel. Enigszins onconventioneel ook. Alsof de ezel waarop Jezus rijdt toch een huppelend paard is…

Auteur: Cees-Willem van Vliet


Media

Video: Liedboek 549 (strofen 1, 3, 4) door Els Beelen, zang, en Vincent van Laar, orgel (Dorpskerk Eelde)