Een eerste kennismaking
De liturgie van de ‘Palm- en Passiezondag’, zoals de volledige naam van de zesde zondag in de veertigdagentijd luidt, heeft twee aspecten, twee kleuren: de feestelijke intocht met lezing van het intochtsverhaal en het passiegedeelte met de lezing van (een gedeelte van) het lijdensevangelie. Dit lied kan in het eerste gedeelte een plaats krijgen, bijvoorbeeld als intochtslied waarbij de kinderen met hun palmpaasstok de kerk binnenkomen.
De tekst heeft Zacharia 9,9-10 als uitgangspunt, waarvan een citaat is opgenomen in Matteüs 21. De woorden geven een fel contrast tussen de zachtmoedigheid waarmee deze koning de stad betreedt (strofe 1), en de wapens en krijgszuchtige plannen (strofe 2) die voor aardse heersers zo kenmerkend zijn. Deze koning rijdt dan ook niet op een paard, maar op een ezel. De laatste twee regels van het lied vatten alles samen: ‘Hij rijdt op een ezel. Hij lijdt als een knecht, / zo brengt Hij het leven terecht.’ En deze ‘terecht-brenging’ correspondeert met de laatste regels van de vorige strofen: ‘... de Heer heeft het heden gezegd’ (strofe 1) en ‘het is van te voren voorzegd’ (strofe 2).
De melodie van Gerrit de Marez Oyens heeft een feestelijk karakter. Het tempo moet echter niet te hoog worden genomen, anders is er tussen de regels geen tijd meer om adem te halen.
Auteur: Pieter Endedijk
Dochter van Sion | |||
Willem Barnard | |||
Gerrit de Marez Oyens |
Tekst
Deze toelichting bij de liedtekst is overgenomen uit ‘Een Compendium van achtergrondinformatie bij de 491 gezangen uit het Liedboek voor de kerken’ (Amsterdam 1977) en wordt tijdelijk op deze site geplaatst. Deze tekst wordt vervangen als er een definitieve toelichting beschikbaar is. De toelichting bij de melodie is nieuw geschreven voor deze website.
De profetie waarover dit gezang gaat is vooral indirect bekend geworden, namelijk via het verhaal van Jezus’ intocht in Jeruzalem dat wordt verteld met verwijzing naar Zacharia 9,9-10 door Matteüs (21,5) en Johannes (12,15). Natuurlijk heeft dat evangelieperspectief de berijming van deze profetentekst beïnvloed. Men denke zich de toepassing van het lied vooral op de Palmzondag of op de eerste zondag van Advent, als de lutherse en anglicaanse traditie lezing van Matteüs 21 aanraden!
Het lied stond ook in De Tale Kanaäns (Hilversum 1963, blz. 129) aangegeven voor de eerste adventszondag; verder kwam het reeds voor in de proefbundel 102 Gezangen (1964) als nr. 9.
Auteur: Willem Barnard
Melodie
Bekend is dat de dichters die een belangrijk aandeel hadden in de samenstelling van het Liedboek voor de kerken (1973) regelmatig bijeenkwamen op conferentieoord ‘De Pietersberg’ te Oosterbeek. Maar ook componisten hielden daar met enige regelmaat werkbijeenkomsten. Tijdens een van die sessies schreef Gerrit de Marez Oyens (1922-2013) in een kort tijdsbestek de melodie bij deze tekst van Barnard. Daarover schreef de componist in Een Compendium… (k. 223): ‘De inhoud van de tekst leidde tot het feestelijke karakter van de melodie in 6/4- (eventueel 6/8-) maat, die weinig tijd laat voor frasering, zodat de ademhaling tussen de regels snel en beheerst, maar onopvallend moet geschieden’.
De melodie heeft de nodige schwung en komt in het geheel niet geconstrueerd, maar als vanzelfsprekend over. Reeds vanaf de introductie van het Liedboek voor de kerken (1973) is deze melodie geliefd geworden.
De melodie is om praktische reden in het Liedboek in zeven regels genoteerd, maar de tekst bestaat uit strofen van tien regels. De melodieregels 3, 4 en 5 moeten eigenlijk gesplitst worden. Het Liedboek voor de kerken (gezang 42) laat de melodienotatie in tien regels zien:
Bij de melodiebeschrijving wordt nu verder uitgegaan van strofen van tien regels.
De eerste twee regels van de melodie in D-groot gebruiken het gehele octaaf van d’ tot d”. Het melisme op ‘juich!’ (het laatste woord van de tweede regel in elke strofe) beeldt dit woord fraai uit. De regels 3 en 4 hebben hetzelfde dalende motief, in regel 4 een toon hoger dan in regel 3. Dit geldt ook voor de regels 5 en 6, maar nu is het een stijgend motief. De opsomming in de tekst in de regels 7 en 8 levert twee identieke regels op die elk weer uit twee dezelfde korte motieven bestaan: b’-d”-cis” (de eerste noot in regel 7 is een a’). Dit circulatio-motief lijkt de tekst helemaal te ondersteunen, dan wel erdoor geïnspireerd te zijn. Regel 8 gaat zonder onderbreking over in regel 9 en loopt zo een dalend octaaf door van d” tot d’ om daarna weer tot de b’ te stijgen, waar de melodie even tot rust komt met een halve noot. De slotregel sluit de melodie af op de tonica: vanaf de genoemde b’ dalend met twee identieke motieven bestaande uit secundeschreden (b’-a’-b’ en g’-fis’-g’).
Auteur: Pieter Endedijk
Media
Uitvoerenden: Magister Cantat Schiedam o.l.v. Arie Eikelboom; Ben Feij, orgel (bron: KRO-NCRV)