Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

563 - De geur van mirre hangt


Gij zijt voorbijgegaan

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Bij de voorbereiding van een kerkdienst rond Johannes 12,1-11, waarin de zalving van Jezus beschreven staat, ontdekte de dichter Sytze de Vries dat mirre op verschillende plaatsen in de Bijbel voorkomt. Het inspireerde hem tot het schrijven van het lied ‘De geur van mirre’ op 27 maart 2007, aldus de vermelding in het boek van Sytze de Vries en Erick Versloot: Het lied op andere lippen. Een leven in liederen (Zoetermeer 2015, blz. 62-66, voor deze opmerking blz. 63). Het lied is geschreven op de melodie die Bernard Smilde componeerde op de tekst van ‘Gij zijt voorbijgegaan’ (Liedboek 607). De dichter koos voor deze bekende melodie, omdat dit lied hooguit eenmaal per jaar gezongen zou worden. Bovendien was hij erg gecharmeerd van deze melodie, die zijns inziens te weinig werd gezongen. Aldus werd het lied gepubliceerd in zijn boek Jij, mijn adem. Verzamelde liederen (Zoetermeer 2009, nr. 127).  De redactie van het Liedboek nam de suggestie voor deze melodie over. De componist Bernard Smilde was hier ‘minder tevreden’ over en bood een nieuwe melodie aan, maar de redactie volhardde in de keuze voor de melodie van nr. 607 (voor deze informatie zie genoemd boek Het lied op andere lippen, blz. 66).

Vorm

Het lied bestaat uit vier strofen van acht regels en is geschreven in de jambe. De even regels rijmen in het schema AA-BB; ook komt eindrijm voor in de derde strofe in de regels 5 en 7.
Opmerkelijke alliteratie zien we in de eerste strofe: mirre-milde, bouwt-bloemen, geldt-gaf. Daarnaast wordt het eindrijm versterkt door het binnenrijm met de klinker ‘aa’ (regel 2-3-4) en ‘af’ (regel 6-7-8). In de derde strofe is de herhaling van de medeklinker ‘l’ opvallend. Door het gehele lied, met name in de derde en vierde strofe, wordt de klank ‘ij’ veelvuldig herhaald.
Kernwoorden die worden herhaald zijn: ‘mirre’ (3x), ‘geur’ (3x), ‘liefde’ (3x) en ‘dood’ (2x).

Inhoud

Mirre

De dichter schreef de liedtekst naar aanleiding van het verhaal in het huis van Lazarus te Betanië, waar Maria, de zus van Lazarus, Jezus zalft met kostbare olie (Johannes 12,1-11). In Nederlandse Bijbelvertalingen wordt het type olie verschillend vertaald. De vertalingen van de NBG (1951) en de Naardense Bijbel (2004) noemen de olie, vanuit de Griekse grondtekst, ‘nardusmirre’, dus een mengsel van mirre met nardusolie. De NBV (2004 en 2021) spreekt alleen over ‘nardusolie’ en noemt de mirre niet; zo ook in de andere evangeliën bij de zalving van Jezus door de naamloze vrouw (bij Lucas een ‘zondares’).

Mirre is een bitter gomhars dat wordt gewonnen uit de mirreboom. Het verspreidt een zware, aangenaam ruikende, zoetige geur en wordt verwerkt in (parfum-)olie of balsem; ook kan er wijn mee worden gekruid – in het Marcusevangelie wordt Jezus aan het kruis ‘met mirre gemengde wijn’ aangeboden (Marcus 15,23).
Mirre is zeer kostbaar: voor één liter olie is maar liefst 16 kilogram hars nodig. De olie wordt druppelgewijs opgevangen en werd eertijds bewaard in een albasten flaconnetje met nauwe hals dat goed afsluitbaar is.
De welriekende geur zou een erotiserende werking hebben. In Psalm 45,8-10 wordt de koning op zijn bruiloft door God gezalfd met vreugdeolie, een samenstel van mirre, aloë en kaneel. Deze samenstelling treffen we ook aan in de scène waarin een vrouw een jongen verleidt tot het liefdesspel en met deze olie haar bed besprenkelt (Spreuken 7,17).
In het Hooglied wordt mirre op verschillende manieren genoemd. Allereerst mirre in een ‘bundel’: ‘Mijn lief is mij een bundel mirre’ (1,13). Moeten we ons dat voorstellen als takjes van de mirreboom…? Daarnaast mirre als geur: ‘Wie is zij, die daar komt (…) in een wolk van wierook en mirre’ (3,6). Verderop in dit Bijbelboek wordt mirre in de ‘gesloten tuin’ genoemd, waarschijnlijk dus een mirreboom (4,14); de jongen ‘plukt’ deze mirre (5,1) en daardoor ‘dropen’ de handen en ‘vloeiden’ de vingers van het meisje van de mirre (5,5).
In Johannes 12,1-11, dat als uitgangspunt voor dit lied geldt, zalft Maria Jezus met ‘kostbare, zuivere’ olie. In het lied suggereert de dichter dat Maria deze olie voor haar eigen uitvaart levenslang had uitgespaard en nu gebruikt om Jezus te zalven.  
Meest bekend is natuurlijk de mirre die de magiërs naast goud en wierook schonken aan de pasgeboren Jezus (Matteüs 2,11). Bij de begrafenis van Jezus keert de mirre weer terug. Nikodemus had een ‘mengsel van mirre en aloë’ bij zich om het lichaam te balsemen (Johannes 19,39).
In het opstandingsverhaal nemen de vrouwen die naar het graf van Jezus gaan, geurige olie mee. Opmerkelijk is dat Marcus vertelt dat de olie is gekocht; bij Lucas hebben de vrouwen de olie zelf bereid.

Strofe 1

De dichter associeert de walm van mirre met de liefde. De mirregeur ‘hangt’ in ‘milde overdaad’,  maar niet duidelijk is waar we deze reuk moeten lokaliseren. In drie metaforen wordt dan een actief handelen van de geur zelf voorgesteld: hij ‘schrijft’ met een ‘groots gebaar’ – wellicht omdat de geur de hele ruimte vult – als een uiting van liefde. Dit wordt geëxpliciteerd in twee andere handelingen. Ten eerste ‘bouwt’ de geur ‘een monument’, met andere woorden: door de geur wordt eerbetoon bewezen zoals opstijgende wierook dat ook doet in de katholieke en oosterse traditie. Ten tweede ‘legt’ de geur ‘bloemen op een graf’, ook hier dus een eerbetoon en wel aan een gestorven persoon.
Na deze beschrijving van de liefdevolle eigenschappen van de mirregeur verandert het perspectief naar een ik-figuur. Met de mirre geeft zij zelf eerbetoon aan het afscheid dat zij neemt van de mens die alles heeft gegeven. Deze ik-figuur is Maria te Betanië, de zus van Lazarus, die dankzij Jezus’ optreden was opgestaan uit de dood. Het is nu Maria die eer bewijst aan Jezus (Johannes 12,3). Zij zalft Jezus: Hij die de Gezalfde Gods genoemd zal gaan worden, de Messias, die als Koning van de Joden geëxecuteerd zal worden en zelf zal opstaan uit de dood.

Strofe 2

De strofe begint met een ‘apostrof’, een stijlfiguur waarbij een retorische vraag wordt gesteld aan een onbekende persoon; je zou ook kunnen zeggen dat deze strofe een ‘historisch’ intermezzo is, gesteld door een commentator. De mirregeur die door de zalving van Jezus zich verspreidt in de ruimte, het huis van Lazarus, herinnert aan de mirregeur bij de geboorte van Jezus, toen de magiërs (wijzen) mirre aanboden en de geur zich in een ‘wolk’ in zijn kribbe verspreidde. De mirre reikte een ‘wijze’ aan bij zijn geboorte als vooruitwijzing naar het rouwbetoon in de balseming van zijn dode lichaam.

Strofe 3

De ik-figuur neemt de gedachtelijn weer over. Zij spaarde haar leven lang de mirreolie, gedruppeld van de hars van de mirreboom, voor de ‘laatste zorg’, het traditionele eerbetoon in de zalving bij het levenseinde. Gesuggereerd wordt dat zij de mirre, die zij had opgespaard voor haar eigen begrafenis, opoffert voor diegene die haar al zijn liefde gaf, Jezus. Daardoor heeft de dood afgedaan: het leven met de dood voor ogen is afgelopen. Zijn liefde heeft de dood immers overwonnen. Door zijn sterven krijgt de ik-figuur de vrijheid: de strofe eindigt met de op zichzelf raadselachtige eenregelige zin ‘Zijn sterven maakt mij vrij’, de kern van het gehele lied.  

Strofe 4

De ik-figuur blikt vooruit op haar eigen sterven. Zij beseft dat Hij gestorven is en vraagt zich af wie er nu voor haar de laatste plichtplegingen zal verrichten bij haar eigen dood: wie zal op zijn beurt háár zalven met de liefde? Ook dit is weer een retorische vraag; het antwoord komt in het tweede deel van deze strofe. Het is Jezus die haar zal zalven, de Gezalfde die de koninklijke mirregeur van de wieg tot het graf door en door kent.

Liturgisch gebruik

Het lied is in de ik-figuur geschreven; slechts impliciet wordt voor de kenners duidelijk wie bedoeld wordt. De achtergrond van Johannes 12,1-11 wordt in de tekst zelf niet duidelijk; de dichter had dit eventueel kunnen ondervangen in een (onder-)titel (bijvoorbeeld ‘Het lied van Maria, de zus van Lazarus’ of ‘Het lied van de zalving van Jezus’). De namen van Maria – de zus van Lazarus – en Jezus ontbreken. Enige ‘hulp’ is daarom wel geboden bij het zingen, lijkt me, door de context van het lied aan te geven, want wat zou het jammer zijn als de rijke gedachteninhoud over de hoofden van de kerkgangers heen gaat.
Het lied kan prima gezongen worden in een viering, aansluitend op genoemde Johanneslezing en/of de verkondiging naar aanleiding van dit verhaal. Sytze de Vries plaatst het lied in zijn bundel Jij, mijn adem in de Stille Week, het Liedboek plaatst het lied in de veertigdagentijd. Ook bij de vertelling over de zalving van Jezus in de andere evangeliën kan het lied worden gezongen.
De zalving is een eerbetoon aan Jezus. De zanger/kerkganger kan deze handeling ook op zichzelf betrekken: in het zingen van dit lied kan hij/zij zelf ook eer bewijzen aan Jezus.

Auteur: Jeroen de Wit 

Bronvermelding

Sytze de Vries en Erick Versloot, Het lied op andere lippen. Zoetermeer 2015, 63-66.
C.J. den Heyer en P. Schelling: Symbolen in de bijbel. Woorden en hun betekenis. Zoetermeer 2000, 301-303.
Lemma ‘Mirre’ in Wikipedia, https://nl.wikipedia.org/wiki/Mirre (beschikbaar 12-04-2022).


Melodie

Voor een toelichting bij de melodie: zie Liedboek 607.