Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

Geen liederen of gedichten gevonden

569 - Toen Jezus wist: nu is gekomen


Voetwassing

Jaap Zijlstra
Johanna Wagenaar
Wil onze kindren, Heer, bewaren

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Jaap Zijlstra schreef deze tekst op een melodie van Johanna Wagenaar. Oorspronkelijk hoorde die melodie bij de tekst ‘Wil onze kindren, Heer, bewaren’. In het Liedboek voor de kerken (1973) vinden we een andere tekst bij dezelfde melodie, namelijk ‘O Here God, ons liefst verlangen’, geschreven door Ad den Besten (gezang 333). Dit lied is als lied 778 in het Liedboek opgenomen. Jaap Zijlstra publiceerde zijn tekst, die thematisch geen raakvlak heeft met de tekst van Den Besten, voor het eerst in zijn eigen bundel Van harte brengen wij U lof. Liederen (Kampen 1997, blz. 30). Hij gaf het lied de titel ‘Voetwassing’. Lied 569 heeft ‘Voetwassing’ als subtitel meegekregen. Zonder subtitel verscheen het eerst nog in Zingend Geloven deel 6 (1998, nr. 9), met een melodie van Toon Hagen, en in Tussentijds (2005, nr. 158) met de melodie van Johanna Wagenaar.

Vorm

Het lied bestaat uit vier kwatrijnen met gekruist vrouwelijk en mannelijk rijm: a-B-a-B. Het metrum is jambisch. Een opvallend voorbeeld van klinkerrijm vinden we in regel 4 van strofe 1: water... schaal... gedaan.

Inhoud

Zijlstra schreef zijn tekst bij Johannes 13,1-20, het verhaal van de voetwassing. In het Liedboek heeft het lied dan ook een plaats gekregen in de afdeling ‘Drie dagen van Pasen’.

Strofe 1

Deze strofe begint met de vaststelling waarmee ook Johannes 13 begint, namelijk dat Jezus wist dat zijn tijd gekomen was, ‘het uur om door de nacht te gaan’ (regel 2), de nacht van de voetwassing, de maaltijd, het verraad en de gevangenneming. Regel 3 en 4 beschrijven sober hoe Jezus de voetwassing voorbereidt.

Strofe 2

In strofe 2 wordt het perspectief pas duidelijk: Jezus kwam ‘onze’ voeten wassen en het water reinigt ‘mij’. Doordat de dichter verleden en tegenwoordige tijd in dit lied door elkaar gebruikt, verspringt het perspectief zomaar van de discipelen naar gelovigen in deze tijd en, nog dichterbij, naar de individuele kerkganger (eerste persoon enkelvoud) die het lied in de viering op Witte Donderdag meezingt. ‘Voet voor voet’ in regel 2 is een vrij letterlijke beschrijving van wat er gebeurt in het verhaal, maar ook een speelse variant van de uitdrukking ‘voetje voor voetje’, zonder haast, met aandacht. Bij ‘het water dat Hij van zich spreken deed’ (regel 3) kunnen we aan verschillende Bijbelverhalen denken, maar toch bovenal aan het verhaal van de Samaritaanse vrouw (Johannes 4,1-42), die veel stadgenoten tot geloof bracht door haar getuigenis over het levende water dat Jezus haar bij de bron gaf. Het heeft, om het anders te zeggen, de tongen losgemaakt in Sichar! Dat in de laatste regel van deze strofe van het water gezegd wordt dat het zich uitstort en dat het mij reinigt, doet ons natuurlijk ook aan de doop denken.

Strofe 3

Dat het bij de voetwassing om dienstbaarheid en nederigheid gaat, blijkt met name uit deze strofe. Om knecht te worden is de Heer ‘tot de bodem’ gegaan, een woordspeling waarbij letterlijk en figuurlijk taalgebruik elkaar raken. Maar ‘tot de bodem’ moeten we, denk ik, toch vooral figuurlijk opvatten en verbinden met Johannes 13,1: ‘Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.’ In regel 3, ‘om ons met ootmoed te omgorden’, kunnen we bij het voornaamwoord ‘ons’ nog alleen aan de discipelen denken, die door de voetwassing met ootmoed (een mooi archaïsme voor nederigheid) omgord worden, in regel 4 echter heeft ‘ons’ door de tegenwoordige tijd ‘doet’ vanzelfsprekend betrekking op navolgers van Christus in alle tijden. ‘Hij doet ons zijn geringheid aan’ refereert, net als het omgorden met ootmoed, aan wat Paulus onze geestelijke wapenrusting noemt (Efeziërs 6,10-20).

Strofe 4

In de laatste strofe komt Jezus ons ‘voet voor voet’ wel heel nabij omdat Hij hier als ‘Heer van mijn hart’ aangesproken persoon wordt, waarbij het perspectief bij de eerste persoon enkelvoud ligt (dus net als in strofe 2, regel 4). In ‘... U bent gekomen / de nacht door naar uw grote dag’ (regel 1-2) weerklinkt natuurlijk regel 2 uit strofe 1: ‘het uur om door de nacht te gaan’, de nacht die niet alleen uitloopt op Goede Vrijdag, maar ook op ‘uw grote dag’, de dag van de opstanding. Dat de ‘ik’ Christus daarin volgen mag (regel 4) lijkt hoog gegrepen, maar is gerechtvaardigd, omdat het om de weg van nederigheid gaat: de dichter heeft het ‘in eenvoud aangenomen’ (regel 3) en in die houding van geringheid kan elke gelovige dit lied op Witte Donderdag tot en met de laatste regel meezingen.    

Liturgisch gebruik

Het is een lied voor de viering op Witte Donderdag.

Auteur: René van Loenen


Melodie

De melodie bij dit lied van Toon Hagen (*1959) in Zingend Geloven 6 werd niet in het Liedboek overgenomen. De Liedboekredactie koos voor de melodie van Johanna Wagenaar, waarbij Jaap Zijlstra zijn tekst schreef. Die melodie is ook gebruikt bij Liedboek 778, waar een toelichting staat.


Media

Uitvoerenden: Vocaal Ensemble Collegium Musicum Zwijndrecht o.l.v. Margaret de Swart; Dirk Out, orgel; Han Kapaan, hobo; Dieks Visser, fluit; Reinilde Buys, harp